Vanaf 1349 maakten de Zwarte Dood en latere pestgolven in het graafschap Henegouwen veel slachtoffers. Na de grote sterftepieken herstelde het ene deel van het graafschap sneller dan het andere. Dat kwam door verschillen in economische kansen, schrijft Joris Roosen in zijn proefschrift.
Wat zijn langetermijneffecten van een ramp als de Zwarte Dood?
Roosen: ‘Die kunnen enorm verschillen. Binnen-Vlaanderen en Holland maakten niet lang na de Zwarte Dood perioden van grote bevolkingsgroei mee. Maar in het zuidoosten van Henegouwen zag ik juist langdurige neergang.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Hoe kwam dat?
‘Voor de Zwarte Dood woonden daar vooral kleine boeren met een gemengd bedrijf. Maar door de enorme schok van de epidemie veranderde dat. Daarna werd het gebied beheerst door grootschalige veebedrijven, die veel land nodig hadden en kleine boeren wegconcurreerden. Bovendien erfde doorgaans één van de kinderen, meestal de oudste zoon, het hele bedrijf. Voor de andere kinderen werd het moeilijk om een bestaan op de bouwen en een gezin te stichten. Na de sterftepieken trokken mensen dus weg en zag je verdere ontvolking.’
Waarom ging het in de rest van Henegouwen beter?
‘Uit de bronnen blijkt geen verschil in sterfte, dus daar ligt de verklaring niet. In het noordwesten van het graafschap verdeelden de boeren hun bezittingen na hun dood over hun kinderen. In de derde regio, het noordoosten, bestonden al lange tijd grote boerenbedrijven, maar die produceerden vooral graan en hadden naast een aantal permanente loonarbeiders in de zaai- en oogsttijd meer werklui nodig dan de veehouders in het zuidoosten. Ze zorgden dus voor werkgelegenheid. Bovendien konden kleine boeren in het noordwesten en noordoosten vanuit huis wol en linnen bewerken en zo iets extra’s verdienen. Daardoor trokken mensen na de Zwarte Dood juist naar deze gebieden toe. Vooral het noordoosten bloeide op.’
Pest en corona
Wat als de corona-epidemie voorbij is? Wat kunnen beleidsmakers dan leren van de periode vlak na de Zwarte Dood? Als het zuidoosten van Henegouwen verarmde doordat grote bedrijven de kleintjes wegdrukten, moeten we dan niet oppassen voor de megabedrijven van nu? Niet per se, vindt Roosen: ‘In het noordoosten waren ook grote bedrijven, maar die leverden juist belangrijk werk op. En omdat de grote boeren daar werklui nodig hadden, zorgden ze relatief goed voor hen. Daaruit kun je concluderen dat de huidige overheid vooral moet kijken welke bedrijven mensen aan werk helpen. Dat is tegenwoordig wel een stuk ingewikkelder dan in de Middeleeuwen, want toen waren de grote bedrijven aan hun grond gebonden. Nu zijn het internationals, die zomaar kunnen vertrekken.’