Home Dossiers Suriname Schreef Jef Last mee aan Anton de Koms beroemde boek?

Schreef Jef Last mee aan Anton de Koms beroemde boek?

  • Gepubliceerd op: 17 maart 2025
  • Laatste update 27 mrt 2025
  • Auteur:
    Steven de Boer
  • 7 minuten leestijd
Schreef Jef Last mee aan Anton de Koms beroemde boek?
Cover van
Dossier Suriname Bekijk dossier

Is Anton de Kom de enige schrijver van het beroemde boek Wij slaven van Suriname (1934)? Zijn collega Jef Last beweerde in 1962 een groot aandeel te hebben gehad in het schrijfwerk. Die claim was pijnlijk en onterecht, stelt dochter Judith de Kom in haar onlangs gepubliceerde memoires. Wat zeggen de bronnen?

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u ook toegang tot HN Actueel? Hiermee leest u dagelijks geschiedenisverhalen met een actuele aanleiding op onze website en ontvangt u exclusieve nieuwsbrieven. U kunt de eerste maand onbeperkt lezen voor € 1,99. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Afgelopen september, kort voor haar overlijden, verscheen Judith de Koms boek Ik omhels je onafgebroken. Het boek bevat brieven aan haar vader, de Surinaamse antikoloniale activist, schrijver en verzetsheld Anton de Kom. In een van die brieven staat dochter Judith stil bij een langslepende controverse rond Wij slaven van Suriname (1934), zijn felle aanklacht tegen het kolonialisme: ‘Er was heel wat gehaal en getrek om je boek, papa. Het meest pijnlijke voor ons was het feit dat een oude kameraad van jou, Jef Last, het auteurschap claimde. Volgens hem zou jij slechts “het materiaal” hebben aangeleverd.’ Judith de Kom doet deze claim af als een ‘gril van Last’, die voortkwam uit zijn grote ijdelheid.

De heibel begon op 21 november 1962. In een artikel in dagblad Het Vaderland rekende schrijver Jef Last (1898-1972) Wij slaven tot een van ‘mijn belangrijkste boeken’. Op navraag van de redactie liet Last weten dat De Kom weliswaar het materiaal had verzameld, maar: ‘Ik zelf heb van het materiaal toen een boek gemaakt, waarin geen door De Kom zelf geschreven regel voorkomt.’ Een literaire rel was geboren.

Anton de Kom omstreeks 1924. Bron: WikiCommons.

Schrijverscollectief

De uitspraken van Last kwamen niet geheel uit de lucht vallen. Zeker is dat De Kom en hij in 1931 samen werkten aan de eerste redactie van Wij slaven. De Kom had zijn manuscript aan de Amsterdamse uitgeverij Ontwikkeling (later De Arbeiderspers) voorgelegd, waar het onder ogen kwam van redacteur en vertaler Kees de Dood. Die verklaarde later aan Vrij Nederland dat hij het ‘totaal ongeschikt voor publikatie’ vond. De Dood verwees De Kom naar Last voor hulp bij het redigeren.

Jef Last, een socialistisch-communistische dichter, schrijver en publicist, had kort daarvoor met enkele medestanders Links Richten opgericht. Dit schrijverscollectief, met een gelijknamig tijdschrift waar ook De Kom aan meewerkte, had als doel om de geschiedenis te ‘herschrijven als geschiedenis van de klassenstrijd’ en daartoe contacten te leggen tussen arbeiders en schrijvers. In het artikel in Het Vaderland noemde Last Wij slaven als voorbeeld van een dergelijke samenwerking.

De Kom en Last schaafden enige tijd samen aan het manuscript, en in september 1933 kreeg De Kom via bemiddeling van Last een contract bij uitgeverij Contact. Uit correspondentie blijkt dat uitgever Gilles Pieter de Neve het manuscript nog lang niet persklaar achtte. Hij zette De Kom nog flink aan het werk, en mede door extra correcties op de drukproeven verscheen Wij slaven met enige vertraging, op 31 januari 1934.

Eerherstel

Anton de Kom (1898-1945) staat de laatste jaren weer prominent in de belangstelling. In 2020 werd de Surinaamse antikoloniale schrijver toegevoegd aan de Canon van Nederland. Drie jaar later bood het kabinet officieel excuses aan voor het leed dat De Kom werd aangedaan: in 1933 keerde de schrijver vanuit Nederland terug naar Suriname, maar werd daar door de koloniale autoriteiten als staatsgevaarlijk bestempeld, zonder proces opgesloten en het land uitgezet. Als onderdeel van het eerherstel kreeg de Vrije Universiteit Amsterdam in 2023 een Anton de Kom-leerstoel. Tijdens het Herdenkingsjaar Slavernijverleden, dat op 1 juli 2024 eindigde, was er opnieuw veel aandacht voor De Kom.

De vraag is in hoeverre de inbreng van Last in deze definitieve versie behouden is. Alice Boots en Rob Woortman stellen in hun biografie van Anton de Kom (2009) dat Last ‘uit het werk geschreven’ is. Maar er zijn geen manuscripten van Wij slaven bewaard gebleven, dus het is moeilijk de hand van Last precies te traceren. Rudi Wester, die in 2021 een biografie van de schrijver uitbracht, erkent dit, maar meent wel dat Last ‘met de definitieve versie niets te maken heeft gehad.’ Volgens Wester baseerde Last zijn controversiële claims in 1962 op de eerdere versie van Wij slaven waar hij samen met De Kom aan had gewerkt. De definitieve uitgave van het boek zou hij vanwege zijn drukke bezigheden niet hebben gelezen. Ook Boots en Woortman gaan van deze lezing uit.

Alex Geelhoed, die werkt aan een biografie over Kees de Dood, denkt daarentegen dat de inbreng van Jef Last in grote lijnen behouden is en erkenning verdient. De periode waarin De Kom en De Neve de laatste hand legden aan Wij slaven was volgens Geelhoed te kort om het manuscript compleet te herschrijven. Ook wijst hij op een afspraak tussen De Kom en Last om bij een buitenlandse vertaling van het werk (iets waarvoor Last zich inzette) het honorarium te delen. ‘Ik geloof niet dat hij dat zou krijgen als hij er helemaal uitgeschreven was,’ zegt Geelhoed.

‘Het boek is van je vader’

Lasts uitspraken zorgden in de jaren zestig voor de nodige ophef. In het Literatuurmuseum in Den Haag is een dikke map aan de zaak gewijd, vol brieven en krantenknipsels. Daaruit blijkt dat Last zijn claims probeerde te nuanceren, toen de tijdschriften Buiten de Perken en Vrij Nederland die aan de kaak stelden. Hij had weliswaar het materiaal van De Kom tot een boek omgevormd, verklaarde hij, maar dat maakte hem niet de auteur. De auteur was degene ‘die dat boek in zijn kop draagt’, zo schreef hij aan Lieuwe Hornstra, een bevriende psychotherapeut. En in Vrij Nederland verwoordde hij het op 19 december 1964 zo: ‘Dit boek leefde in De Kom, die een waarachtig strijder voor de vrijheid van zijn volk was, en ik was trots het uit hem te voorschijn gehaald te hebben, als de beeldhouwer zijn beelden uit het marmer.’

Last beschouwde Wij slaven als een goed voorbeeld van collectief schrijverschap zoals dat door Links Richtenwerd nagestreefd. Hij vond, zo schreef hij aan Hornstra, dat hij het recht had om Wij slaven als ‘collectief werk’ tot zijn ‘literaire en politieke werk’ te rekenen. In persoonlijke brieven en ingezonden stukken kreeg Last bijval van kennissen als Gerard van het Reve, Martin Mooij, Kees de Dood, Jan Adam Nijholt, Freek van Leeuwen en zijn echtgenote Ida.

Last beschouwde Wij slaven als een goed voorbeeld van collectief schrijverschap

Aan het eind van zijn leven noemde Jef Last Wij slaven niet langer ‘mijn werk’. In Ik omhels je onafgebroken beschrijft Judith de Kom een bezoek aan de schrijver rond 1971, toen hij in het Rosa Spier Huis in Laren woonde: ‘Hij voelde zich ongemakkelijk, de kinderen van zijn vroegere kameraad kwamen hem bevragen. Ik herinner mij een man die zich wat verlegen afwendde alsof hij het lastig vond ons te zien. Hij bleef herhalen “het boek is van je vader”, “het boek is van je vader”. Het bleef bij dit bezoekje, niet lang daarna is hij overleden.’

Volgens Judith de Kom legde Last aan de Surinaamse schrijver Hugo Pos eenzelfde soort verklaring af: het boek was van De Kom, die hem de schriften bracht waarin hij de hoofdstukken had geschreven. Last had De Kom vooral bij ‘het Nederlands’ geholpen en hem vergezeld tijdens bezoeken aan de Koninklijke Bibliotheek.

‘Positieve rol’

Waarom zei Jef Last negen jaar eerder dan dat Wij slaven zijn boek was? Judith de Kom citeert haar vaders vriend Nico Wijnen, die Last ook kende: ‘IJdelheid was een zwakte van deze grote kunstenaar. Een zwakte die we hem, gezien zijn verdere grote gaven, graag vergeven.’ Last werd door tijdgenoten wel vaker van ijdelheid beticht. Ook Alex Geelhoed erkent deze eigenschap van de schrijver. Moeten we er daarom vanuit gaan dat Last niet de waarheid sprak over zijn rol bij het schrijven van Wij slaven? Wie afgaat op wat De Koms dochter en zijn twee biografen schrijven, neigt naar die conclusie.

Maar bij gebrek aan bronnen is niet meer te achterhalen wat Lasts bijdrage precies is geweest. Net als iedereen beschouwde hij De Kom als de geestelijk vader en auteur van Wij slaven, maar dat is niet per se tegenstrijdig met zijn bewering dat hij De Kom had geholpen het boek van het hoofd naar het papier te brengen. Dat Last daarvoor graag erkenning wilde, was misschien ijdel. Bovendien leidden zijn multi-interpretabele uitlatingen in de pers, waarop De Kom geen weerwoord meer kon geven, tot een onnodige en pijnlijke controverse.  

Volgens Rudi Wester had Last naast zijn ijdelheid echter ook een groot rechtvaardigheidsgevoel. ‘Last was al in 1927 lid geworden van de Internationale Liga tegen Imperialisme en Koloniale Onderdrukking, en was voorzitter van de afdeling Amsterdam. Ook De Kom was lid. Last stond volledig achter De Kom en zijn verhaal. Als vriend stimuleerde hij zijn talent en hielp hem. Die positieve rol van Jef Last bij de eerste redactie van Wij slaven mag best wat meer benadrukt worden.’

Reactie Anton de Kom Stichting

De Anton de Kom Stichting, die de erfenis van de schrijver beschermt, laat schriftelijk het volgende weten: ‘Er is over dit onderwerp al veel gezegd. Wat ons betreft valt er niets aan de discussie toe te voegen: ons zijn geen uitspraken of schrifturen van Anton de Kom bekend die wijzen op een grote betrokkenheid van Last. De stellingname van Boots en Woortman, de uitspraken van Last aan het adres van Judith de Kom en de biografie van Rudi Wester ondersteunen naar onze mening deze gedachte.’

Openingsbeeld: Jef Last in 1968. Bron: WikiCommons.