In de jaren twintig verbleef zowel de Indonesische nationalist Mohammad Hatta als Anton de Kom, ‘de zwarte messias van het Surinaamse proletariaat’, in Nederland. Hoe werd de Hollandse klei voor hen beiden voedingsbodem voor een fel antikoloniaal nationalisme?
Het is zaterdagavond 13 juli 1929. Op de Groenmarkt in Den Haag schuifelen enkele tientallen Indische jongemannen behoedzaam café-restaurant Hollandais binnen. Het zijn Indonesische revolutionairen, belust op de omverwerping van het koloniale gezag in Nederlands-Indië. Een man of vijftig is afgekomen op een besloten bijeenkomst van de vereniging voor Indonesische studenten in Nederland, de Perhimpoenan Indonesia (PI). Ook zijn er, meldt het verslag van de Centrale Inlichtingsdienst, ‘drie Europeanen’ en ‘de West-Indiër C.G.A. de Kom’.
Hadji Agoes Salim
Vermoedelijk is Mohammad Hatta er deze avond niet bij. Over een week, van 20 tot en met 27 juli 1929, begint in Frankfurt am Main het tweede wereldcongres van de Internationale Liga tegen Imperialisme en Koloniale Onderdrukking, en Hatta zit in het uitvoerend comité. Dat verklaart misschien ook Anton de Koms aanwezigheid in café Hollandais. Als er één manier is om het lot van Suriname en Curaçao op de agenda van het congres te krijgen, dan is dat wel via de Indonesische nationalisten, die inmiddels een aardige factor van betekenis vormen binnen de Liga.
Belangrijkste punt deze avond is een lezing van Hadji Agoes Salim, kopstuk uit de Partij Sarekat Islam Indonesia, een nationalistische organisatie op islamitische grondslag. Salim is een kleine man, nog geen een meter zestig, midden veertig en licht grijzend, met een Harold Lloyd-bril op de neus en een wandelstok in de hand. Zijn woorden maken vermoedelijk een diepe indruk op de jonge Surinamer.
Salim spreekt over de kolonisatiegeschiedenis van de Archipel, de erbarmelijke leefomstandigheden van koelies, en drukt zijn gehoor op het hart dat voor God inlanders en Europeanen gelijk zijn. Ook spreekt hij de hoop uit dat de studenten niet naar Indië terugkeren om een baantje te krijgen, ‘maar dat zij hun verblijf hier zouden beschouwen als een oefenschool voor de politiek en zich zouden werpen op de verwezenlijking van de toekomstidealen van hun volk’.
Los van Holland
Aan het eind van de vergadering vraagt De Kom het woord. Hij wil weten hoe de spreker denkt over de onafhankelijkheid van de twee andere Nederlandse koloniën, Suriname en Curaçao. ‘Gelijk met de bevrijding van Indonesië, verkregen door internationale samenwerking,’ antwoordt Salim, ‘zal ook de vrijheid van West-Indië een feit zijn.’ Precies waar De Kom op hoopte: in de strijd om ‘los van Holland’ te komen, zullen Suriname en Curaçao gezamenlijk optrekken met Indonesië.
Volgens Salim moet de bevrijding van Suriname en Curaçao gelijk met de bevrijding van Nederlands-Indië komen
De Koms aanwezigheid op een bijeenkomst van de PI laat zien hoe Surinaamse en Indonesische nationalisten elkaar vonden en inspireerden in hun gemeenschappelijke verzet tegen het Nederlandse kolonialisme. Door dergelijke contacten ontwikkelde het antikoloniale nationalisme zich in de jaren twintig en dertig tot een wereldwijd fenomeen.
Ook andere niet-westerse onafhankelijkheidsstrijders en nationalisten troffen elkaar namelijk tijdens het Interbellum in Europa, van Mao Zedong tot de Indiase onafhankelijkheidsstrijder Jawaharlal Nehru.
Zelfbeschikking
In de overtuiging dat het evangelie van nationale zelfbeschikking, zoals verkondigd door president Woodrow Wilson van Amerika, een nieuwe en meer rechtvaardige wereldorde zou scheppen, waren ze in 1919 naar de Vredesconferentie van Versailles gekomen om hun rechten op te eisen. ‘Na eeuwen van knechtschap en berusting,’ zou Hatta later schrijven, ‘kwam weer de starre der hoop schijnen aan den hemel der gekleurde wereld.’
De teleurstelling was dan ook groot toen bleek dat de westerse mogendheden het universele recht op nationale zelfbeschikking min of meer bij de grenzen van Europa lieten ophouden. Toch temperde dat de aspiraties niet. Integendeel, de komst naar Europa opende een heel nieuw perspectief.
Uit de bundeling van krachten en uitwisseling van nieuwe ideeën zou een beweging voortkomen die leidde tot een intensivering van de strijd tegen het westerse kolonialisme: de Internationale Liga tegen Imperialisme en Koloniale Onderdrukking.
Dat is het klimaat waarin Hatta belandt als hij in 1921 naar Nederland komt om economie te studeren aan de Handelshogeschool in Rotterdam. De Perhimpoenan Indonesia is op dat moment net van een vrijetijdsvereniging voor Indische studenten in Nederland veranderd in een politieke organisatie van Indonesische nationalisten. In 1926 wordt Hatta, 24 jaar oud, gekozen tot voorzitter – het begin van de meest turbulente periode uit de geschiedenis van de vereniging.
Surinamer in Nederland
Aanvankelijk staat Anton de Kom ver van deze wereld af. Hij is in 1920, een jaar eerder dan Hatta, naar Nederland gekomen. Niet voor een studie, want De Kom is na de mulo meteen aan de slag gegaan als boekhouder, maar voor een beter leven. De koloniale samenleving in Suriname biedt inheemsen weinig perspectief. Toch is hij, eenmaal in Nederland, in zijn gedachten voortdurend in Suriname, bij de ‘duizenden gekromde koelieruggen/ door en door bezweet/ schamel als de armsten onder bruggen/ boeren, knechten, allen slaven’.
In Nederland maakt echter niemand zich druk om lot en lijden van het Surinaamse volk. Ook de neerbuigende bejegening die De Kom als Surinamer in Holland moet ondergaan maakt hem bewust van de ongelijke verhoudingen tussen blank en gekleurd, zoals een oom van zijn Hollandse verloofde Nel die weigert hem de hand te schudden, en als hij dat uiteindelijk toch doet, onmiddellijk zijn hand aan zijn broek afveegt.
In Nederland maakt niemand zich druk om lot en lijden van het Surinaamse volk
De Koms uitgesproken mening over het kolonialisme brengt hem gaandeweg in een milieu dat zich in dergelijke verhalen herkent: communisten, socialisten en Indonesische nationalisten. Waarschijnlijk is dat hij betrokken raakt bij de organisatie nadat Hatta zijn grote successen heeft geboekt.
Liga tegen Imperialisme en Onderdrukking
De opmars van de Indonesische nationalisten begint op het eerste wereldcongres van de Liga tegen Imperialisme en Koloniale Onderdrukking, dat tussen 10 en 15 februari 1927 plaatsvindt in Brussel, en bijna 140 organisaties uit 34 landen bijeenbrengt. Merendeels niet-westerse nationalisten en vertegenwoordigers van onderdrukte volken, maar ook zwarte leiders uit de Verenigde Staten, Europese vakbondsleiders en allerhande socialisten, communisten, pacifisten en antimilitaristen.
Albert Einstein is erevoorzitter. Uit Nederland zijn onder anderen de dichteres Henriëtte Roland Holst, de communisten Henk Sneevliet en David Wijnkoop en een delegatie van de PI aanwezig. Vanwege de gewelddadige onlusten op Java en Sumatra rond de jaarwisseling is er veel belangstelling voor de Indonesische kwestie en groeit de rol van de Indonesische nationalisten op het congres.
Hatta krijgt een zetel in het presidium en neemt zitting in het uitvoerend comité. Het congres besluit zelfs een telegram te sturen naar de Nederlandse regering waarin de onderdrukking van het Indonesische volk wordt afgekeurd, de onlusten worden gerechtvaardigd, en ‘de opheffing der verbanningen, gevangenis- en doodstraffen, uitgesproken over diegenen die zich op Java en Sumatra tegen die onderdrukking hebben verzet’ wordt geëist.
‘Ziedaar,’ concludeert Hatta, ‘de resultaten welke onze tweede buitenlandse propaganda heeft kunnen oogsten. Meer dan ooit is Indonesia nu in de wereldgemeenschap bekend en gekend. Met de andere vertegenwoordigers van gekoloniseerde en onderdrukte volken hebben wij vriendschapsbanden aangeknoopt, welke tot in de verste toekomst van blijvende waarde zullen zijn.’
Helden
Het zelfvertrouwen van de Indonesische nationalisten, hun groeiende invloed, de vermeende banden met Moskou, opruiende artikelen in hun verenigingsorgaan en geruchten van nieuwe opstanden in de archipel – het baart de Nederlandse autoriteiten in toenemende mate zorgen.
In juni 1927 vinden er huiszoekingen plaats bij leden van de PI en drie maanden later worden Ali Sastroamidjojo, Abdoel Madjid, Nazir Pamontjak en Mohammad Hatta gearresteerd op verdenking van opruiing tegen het Nederlandse gezag, deelname aan een verboden vereniging, en ‘handelingen van voorbereiding of bevordering van een aanslag’.
Geen van de beschuldigingen blijkt echter hard te maken en de rechtszaak loopt begin april 1928 uit op een groot fiasco voor de Nederlandse staat. Kranten schrijven van een politiek proces en zelfs de Centrale Inlichtingendienst moet erkennen dat de harde aanpak buitenproportioneel is. ‘Beter is het dan ook,’ aldus CI-chef T.S. Rooseboom, ‘dit wapen te laten liggen tot ernstiger tijden zullen aanbreken.’
Hatta komt als een held, bijna als martelaar, uit de strijd. Hij wordt een veelgevraagd spreker, in binnen- en buitenland
De vier studenten, Hatta voorop, komen als helden – haast martelaren – uit de strijd. Hatta’s verdedigingsrede gaat als vlugschrift met de titel Indonesia Merdeka (‘Indonesie Vrij’) de halve wereld over. De Indonesische nationalist wordt een veelgevraagd spreker, in binnen- en buitenland.
Schamel succes
Het is een schril contrast met het schamele succes dat Anton de Kom oogst in zijn zoektocht naar gehoor en bondgenoten. Als hij een Kamerlid van de Communistische Partij Holland aanschrijft over Suriname, krijgt hij als antwoord dat ‘Suriname geen object voor propaganda in de Kamer is’. Alle onvrede en kritiek op het Nederlandse kolonialisme lijkt samengebald in de leuze ‘Indonesië los van Holland’.
Hatta heeft nauwelijks oog voor de twee andere Hollandse koloniën
Ook Mohammad Hatta heeft nauwelijks oog voor de twee andere Hollandse koloniën. Noch in zijn geschriften, noch in de Indonesia Merdeka, het verenigingsorgaan van de PI, is Suriname of Curaçao onderwerp van overpeinzing. Blijkbaar zijn de twee koloniën naar Hatta’s mening nog te weinig ontwikkeld om aanspraak te kunnen maken op nationale soevereiniteit.
Een nationalistische beweging als in Nederlands-Indië heeft Suriname niet. Verzet tegen het koloniale gezag is er versplinterd en ongeorganiseerd. Pas begin jaren dertig komen de eerste vakorganisaties van de grond, maar veel politieke speelruimte gunt de koloniale overheid de bonden niet. Met als gevolg dat berichten over de ‘koloniale terreur’ in Suriname nauwelijks doordringen tot het Nederlandse publiek. Op Curaçao is de situatie niet veel anders. Er is genoeg reden tot onvrede, maar zelden sprake van georganiseerde onrust.
Communistische gids
Pas in 1929 vindt De Kom een podium voor zijn propaganda: de Communistische Gids van CPH-voorman David Wijnkoop. In zijn bijdragen, na verloop van tijd ondertekend met de afkorting Adek (AdeKom), probeert hij de lezer duidelijk te maken dat Suriname en Curaçao voor Nederland van evenveel waarde zijn als Nederlands-Indië, en onder hetzelfde koloniale juk gebukt gaan.
In de lente van datzelfde jaar boekt De Kom een tweede succes. Hij mag spreken op het achttiende partijcongres van de Communistische Partij Holland. De toespraak is verloren gegaan, maar uit een verslag valt op te maken dat hij al zijn stokpaardjes berijdt: de rijkdom van Suriname, de onderdrukking, het verlangen naar vrijheid, ‘de achterstelling der gekleurde rassen’, de noodzaak om samen te werken met Indonesië, en – als stille verwijzing naar het boek waaraan hij kort daarna begint te schrijven – de feitelijke toestand van slavernij waarin de Surinaamse inboorlingen moeten leven: ‘in armoede en zonder rechten’.
In de Tweede-Kamerverkiezingen van juli 1929 gaan de belangrijkste punten van De Kom in een resolutie
Tot De Koms vreugde belanden zijn belangrijkste punten in een resolutie en besluit het congres om de Tweede-Kamerverkiezingen van juli 1929 in te gaan met een aangepaste leus: ‘Indonesië, Suriname, Curaçao, onmiddellijk en volledig los van Holland.’ Na afloop vraagt De Kom in een brief aan Wijnkoop om een kopie van zijn toespraak. Hij wil zijn verhaal als vlugschrift laten verschijnen in Suriname en Curaçao. Ook wil hij daarin meedelen dat Wijnkoop tijdens het tweede wereldcongres van de Liga, eind juli, de aandacht op Suriname en Curaçao zal vestigen.
Verhaal van Suriname
Van dat laatste komt weinig terecht, getuige de congresverslagen. Net als tijdens het eerste congres zijn praktisch alle landen en eilanden van Zuid- en Midden-Amerika vertegenwoordigd – behalve Suriname en Curaçao. Wijnkoop heeft ook wel iets anders aan zijn hoofd. Hij ligt overhoop met partijgenoot Lou de Visser, zo weet de inlichtingendienst. En De Visser weet zich gesteund door Moskou én de Indonesische nationalisten.
Opmerkelijk is dat Anton de Kom geen partij lijkt te kiezen. Hij blijft corresponderen met Wijnkoop en duikt ondertussen evengoed met Indonesische en communistische kameraden uit het kamp van De Visser op tijdens een protestbijeenkomst van de Liga. Kennelijk voelt De Kom zich aan geen enkele groep gebonden – behalve aan het verhaal van Suriname.
De spion van de CI weet ook nog te melden dat ‘tegen het einde van dit jaar een nieuwe opstand in Ned. Indië wordt voorbereid. De zaak wordt grootendeels gefinancierd door de Liga tegen het imperialisme, welke momenteel over zeer veel kapitaal moet beschikken.’ In september wordt de dreiging nog concreter als de inlichtingendienst twee wapentransporten op het spoor komt. Ook nu vermoedt de CI dat de transporten door Moskou of de Liga worden gefinancierd.
De dienst moet dan ook vaststellen dat ‘de Liga is geworden een hechte, actieve en strijdlustige massa-organisatie waarop de vertegenwoordigers van alle onderdrukte volken en rassen elkaar kunnen ontmoeten en tevens dat door middel van de Liga is ontstaan een verband tusschen de ontevreden koloniale volken en de revolutionnaire arbeiders over de geheele wereld’.
Russische invloed
Juist om die reden lijken Hatta en De Kom de Liga zo gretig te omarmen. Totdat het bondgenootschap begin jaren dertig onder invloed van Moskou raakt, biedt het een ideologisch alternatief voor de doctrine van Stalin. Net als het communisme verenigt het mensen uit de gehele wereld met een heilsleer waarin de omverwerping van de heersende klasse centraal staat.
De Komintern eist echter trouw en volgzaamheid, terwijl ‘de internationale der gekleurde volken’ de ruimte laat om een eigen nationalistische koers te varen. Om die reden had Mohammad Hatta enkele jaren eerder de banden met Moskou verbroken en een nationalistische politiek ontworpen die steunde op het geweldloze verzet van Gandhi en de onafhankelijkheidspolitiek van Mustafa ‘Ataturk’ Kemal. Hatta besefte dat het vormen van een gekleurd front, waarin Afrikanen, Aziaten en Amerikaanse negers de krachten bundelden, de enige manier was om de macht van de westerse koloniale mogendheden te breken.
Misschien is dat ook wel de reden waarom Anton de Kom nooit lid geworden is van de Communistische Partij, maar begin jaren dertig wel enige tijd het voorzitterschap van de Hollandse sectie van de Liga op zich neemt, en door het land reist om op revolutionaire vergaderingen te spreken.
Rond 1930 begint De Koms ijver voor het eerst vruchten af te werpen
Met dit soort lezingen, een feuilleton over Suriname in de Communistische Gids, een bestuursfunctie binnen de Hollandse Liga, en Wijnkoop die in de Tweede Kamer Surinaamse kwesties aankaartte, begint De Koms ijver rond 1930 de eerste vruchten af te werpen. Ondertussen is hij begonnen met het schrijven van het boek dat hem zijn grote bekendheid zal opleveren: Wij slaven van Suriname.
Verenigen tegen de koloniale overheerser
Het zou goed kunnen dat ook hier de propaganda van de Indonesische nationalisten hem tot voorbeeld strekte: het succes van Hatta’s pleitrede Indonesia Merdeka, en het feuilleton dat eind 1927 in Recht en vrijheid, het orgaan van de Hollandse sectie van de Liga, verschijnt over de ‘toestand van land en volk van Indonesië, vóór en tijdens de komst der Hollanders’. Net als de Indonesiërs kon De Kom een verhaal gebruiken dat de verschillende Surinaamse bevolkingsgroepen verenigde in hun verzet tegen de koloniale overheerser.
Met zijn verhaal kan De Kom Surinamers uit verschillende bevolkingsgroepen met elkaar verenigen in het verzet tegen de koloniale overheerser
Met Wij slaven van Suriname slaagt hij ruimschoots in die opzet. Zijn geschiedenis van het land – een geschiedenis van uitbuiting, onderdrukking en blanke terreur, maar ook van opstandige marrons die de slavernij het hoofd bieden – houdt niet alleen de Nederlandse lezer een spiegel voor, maar vooral de Surinaamse. Een spiegel die tot politieke actie oproept, niet zozeer tot opstand als wel tot eenheid en organisatie, tot het vormen van een gekleurd front tegen de Nederlandse overheerser.
Nog voordat Wij slaven van Suriname verschijnt – uiteindelijk pas in 1934 – keert De Kom eind 1932 terug naar Suriname. Ook Mohammad Hatta is eerder dat jaar met een diploma op zak teruggegaan naar Nederlands-Indië, om de in Nederland opgedane kennis in praktijk te brengen.
Adviesbureau
Hatta sluit zich aan bij de Pendidikan Nasional Indonesia-Baroe (het Nieuwe Nationaal-Indonesische Vormingsverbond) en De Kom richt een bureau op waar hij arbeiders in nood gratis van advies bedient. De lezingen die hij had willen geven, gaan op last van het koloniale gezag niet door. Er komen vooral Javanen en Hindoestanen op zijn adviesbureau af.
De Javaanse contractarbeiders hopen dat hij hun terugkeer naar Nederlands-Indië kan bespoedigen. Hindoestanen zien in De Kom zelfs als een gezant van Gandhi, die hen naar India zal terugbrengen.
De opkomst bij het adviesbureau aan de Pontewerfstraat in Paramaribo is zo groot dat de politie besluit om de samenscholing met geweld uit elkaar te slaan. De Kom wordt gearresteerd op grond van beschuldigingen die doen denken aan de arrestatie van Hatta in 1927: ‘opruiing’ of poging tot het plegen van een ‘aanslag ondernomen met het oogmerk om den wettigen regeeringsvorm van Suriname te vernietigen’.
Hij belandt drie maanden in de gevangenis en wordt in mei 1933 op de boot terug naar Nederland gezet. Hatta, die met de PNI probeert om het politieke bewustzijn van zijn volk te verhogen, wordt in 1934 gearresteerd en voor zes jaar opgesloten in de kampen van Boven-Digoel en Banda.
Antirevolutieverordeningen
Zo legt het koloniale regime een ondoordringbare deken van repressie over het nationaal ontwaken. In navolging van Nederlands-Indië probeert ook het koloniale bestuur in Suriname met allerlei antirevolutieverordeningen vermeende subversieve activiteiten in de kiem te smoren. En in Nederland blijkt de Centrale Inlichtingendienst zich nog meer bewust geworden van de dreiging: ‘Het vraagstuk van de hier te lande studeerende Indische jongelieden,’ aldus de CI-chef in het najaar van 1930, ‘is in belangrijkheid toegenomen. Na Oost-Indië is ook de West gekomen.’
De tijd blijkt nog niet rijp voor de nationalistische opleving die de twee onafhankelijkheidsstrijders voor ogen hebben
De tijd blijkt nog niet rijp voor de nationalistische opleving die de twee onafhankelijkheidsstrijders voor ogen hebben. De repressie is te hard en het draagvlak onder de bevolking te klein. Hatta is daarin wel verder dan De Kom, maar ook het volk van Indonesië is nog te weinig bewust of overtuigd van zijn recht op nationale zelfbeschikking.
Pas in augustus 1945 acht Hatta het land klaar om met Soekarno de onafhankelijkheid van Indonesië uit te roepen. Dat maakt Anton de Kom niet meer mee. Hij wordt in 1944 gearresteerd door de Sicherheitsdienst en overlijdt vlak voor de bevrijding in een Duits concentratiekamp. Maar zijn strijd voor de waardigheid en onafhankelijkheid van zijn land zou Surinamers blijven inspireren – tot op de dag van vandaag.
Meer weten
- Suriname verscheen afgelopen najaar een nieuwe herdruk. OSO, het tijdschrift voor surinamistiek, wijdde april 2010 een themanummer aan Anton de Koms magnum opus onder de titel ‘75 jaar Wij slaven van Suriname.
- De turbulente biografie van een boek’. Over het Surinaamse nationalisme publiceerde Edwin K. Marshall in 2003 de studie Het Surinaams Nationalisme. Natievorming als opgave.
- Moeilijker verkrijgbaar zijn de Engelstalige memoires Indonesian Patriot: Memoirs (1981) en Verspreide geschriften (1953) van Mohammad Hatta. De geschiedenis van het Indonesische nationalisme wordt uitvoerig behandeld in deel 11a van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog.
- Over de opkomst van het antikoloniale nationalisme kort na de Eerste Wereldoorlog is The Wilsonian Moment. Self-Determination and the International Origins of Anticolonial Nationalism (2007) van Erez Manela aan te raden (via Google Boeken voor iedereen toegankelijk).