Home Alice Boots en Rob Woortman, ‘Anton de Kom’

Alice Boots en Rob Woortman, ‘Anton de Kom’

  • Gepubliceerd op: 8 oktober 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Doeko Bosscher

Meer dan de helft van alle Surinamers woont sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw in Nederland. Een exodus van deze omvang is niet uniek in de wereldgeschiedenis, maar het blijft een merkwaardig geval. Is Nederland een stukje Suriname, of Suriname een stukje Nederland? Wat betekent dit living apart together voor de wederzijdse percepties?

De twee landen staan dicht bij elkaar, maar ook met de rug naar elkaar toe. Wie weleens op Schiphol heeft ondergaan hoe de passagiers van het vliegtuig uit Paramaribo hier door douane en politie worden verwelkomd, ziet meteen de lelijke kant van de onderlinge – zogenaamde – vriendschap. Drugs! Ach ja, drugs.

Doet het heden al tal van vragen rijzen, het verleden ligt nog moeilijker. De slavernij en de excuses die daarvoor worden gevraagd, de vermeende stilzwijgende goedkeuring van de staatsgreep van Bouterse, het neokolonialisme en het paternalisme, de schrale (of als schraal ervaren) uitbetaling van ontwikkelingsgelden: het zijn allemaal stenen des aanstoots in de relatie.
 

Communistische Partij

Een studie als die van Rob Woortman en Alice Boots over Anton de Kom (1898-1945), de Surinamer die in het conservatieve Nederland van het Interbellum als ‘oproerkraaier’ te boek stond en in 1945 in Duitse gevangenschap zou sterven, is daarom zeer welkom. De Kom is een van Surinames helden. Als icoon van onverzettelijk antikolonialisme torent hij voldoende uit boven andere intellectuelen in de nationale Canon om ’s lands universiteit naar zich genoemd te krijgen – al is het niet zeker voor hoe lang, vanwege het knagende besef dat Bouterse c.s. het initiatief namen.

De Koms levensgeschiedenis is in een notendop het verhaal van de Nederlands-Surinaamse betrekkingen. Niets van wat er heden ten dage nog aan pijn en wrevel de kop kan opsteken blijft in dit boek onaangeroerd. Dankzij een overzicht van de beeldvorming van De Kom in de periode van 1945 tot heden, waarvoor de auteurs vrijwel alles wat zich in en rond Suriname afspeelde aanstippen of behandelen, biedt het aanzienlijk meer dan een biografie.

In 1920 verscheen De Kom, die al vroeg blijk gaf van politiek engagement en een dichtersnatuur, na een odyssee via Haïti en de Antillen in Nederland. Hij vond werk en maakte zelfs aardig carrière – als administrateur en vertegenwoordiger – in een omgeving die nog totaal vreemd stond tegenover niet-blanken. Zijn huwelijk met een Nederlandse vrouw, Nel Bosboom, bleek redelijk stabiel, al zou een deel van zijn schoonfamilie zich uit huiver voor de vreemde eend in de bijt nooit bij de feiten neerleggen. Ook eiste een ernstige depressie (rond 1939) zijn tol.

De Kom zocht naarstig naar bondgenoten. De Nederlandse sociaal-democraten – en al helemaal de andere politieke partijen – klampten zich nog vast aan het behoud van Indië. Voor Suriname hadden zij geen aandacht. Wat kon De Kom anders dan zijn heil zoeken bij de communisten? Dat hij daarmee zijn familie en diverse vrienden en relaties, onder wie zijn werkgever, in verlegenheid bracht, nam de gedreven dichter en politicus in spe voor lief. De Communistische Gids verschafte hem een forum, naast de gelegenheid zijn pen te scherpen in artikelen over koloniale politiek.

Daarmee was De Kom nog geen communist. Wel sympathiseerde hij onvoorwaardelijk met alles wat zweemde naar protest tegen uitbuiting. Hij had vaak contact met Indonesische nationalisten die in Nederland studeerden, maar vond hen te veel op hun eigen land gefixeerd. Om het slavernijverleden van Suriname en de wantoestanden in de tegenwoordige tijd aan de kaak stellen, moest hij zijn eigen weg kiezen.

Vanaf het einde van de jaren twintig schreef De Kom aan het ‘J’accuse’ dat zijn faam zou vestigen, Wij slaven van Suriname. Dit moest de radicale tegenhanger worden van het werk van Surinaamse auteurs als Albert Helman. Deze mocht dan tegen de Nederlanders ‘Sinds eeuwen zijt gij dieven’ hebben gezegd, voor het overige was het beeld dat hij van de kolonie uitdroeg De Kom te rooskleurig.

Toen hij zijn boek klaar had volgde nog een lange strijd om het uitgegeven te krijgen. Zelfs lezers van het manuscript die volop met de boodschap sympathiseerden aarzelden over de kwaliteit. Of zij verkeken zich op de auteur, wiens taalgebruik, op papier of in zijn ongepolijste, Surinaamse manier van spreken, de Nederlander van toen vreemd voorkwam.

Hulp van de proletarische schrijver Jef Last bij de definitieve redactie van de tekst mocht niet baten. Last verwelkomde de Surinamer in zijn arbeiderscollectief ‘Links Richten’, waar hij in een schrijnende lacune – het collectief bestond alleen uit blanke Nederlanders – voorzag.
 

Messias

Maar ook met deze nieuwe vrienden hield De Kom het niet meer in Nederland uit. Begin 1933 kwam hij met zijn gezin in Paramaribo aan, waar een flinke menigte zich op de kade had verzameld om een blik op de messias te kunnen werpen. Zijn reputatie als linkse agitator was hem vooruitgereisd en had het koloniale bestuur de stuipen op het lijf gejaagd.

In mei van dat jaar keerde De Kom echter alweer terug in Nederland. De autoriteiten hadden hem op de boot gezet. Zijn aanwezigheid in Suriname was zoals zij al hadden gevreesd een bron geweest van onrust en rebellie. De Kom trad op als pleitbezorger voor het recht op terugkeer naar het land van herkomst van Javaanse en Hindoestaanse contractarbeiders – merkwaardigerwijs kiezen Woortman en Boots voor de koloniale schrijfwijze ‘Hindostanen’ – en het bestuur, in de hoogste staat van paraatheid, had hem ten einde raad gearresteerd.

Nadat de onrust op straat met geweerschoten was gedempt, met twee doden als gevolg, liet men hem weer uit het gevang in Fort Zeelandia vertrekken; kort daarna – min of meer onder dwang – ook uit Suriname. Driekwart jaar later kwam eindelijk zijn boek uit. Wat in druk verscheen was in de ogen van ‘Links Richten’ zo zwaar mishandeld (om het verkoopbaar te maken) dat men er schande van sprak. Maar De Kom deed zelf de benodigde concessies, zoals Woortman en Boots in een (te lange) filologische beschouwing concluderen.

Surinamer, volledig berooid en daardoor afhankelijk van hulp, schrijver van stukken in linkse verzetsbladen, misschien ook koerier: De Kom was kwetsbaar tijdens de oorlog. In 1944 werd hij opgepakt. In een bijkamp van Neuengamme stierf hij vlak voor de bevrijding aan ziekte en uitputting. Een man met allerlei tekortkomingen, maar ook met een missie waaraan hij zich volledig gaf.

Boots en Woortman kunnen helaas geen maat houden, maar wie de te lange uitweidingen wegdenkt heeft een mooi, geëngageerd boek in handen. En zo droegen twee Nederlanders weer iets belangwekkends bij aan het inzicht in onze gedeelde geschiedenis. Daar kan als uiting van verantwoordelijkheidsbesef geen slavernijmonument tegenop.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.