Home Samen met Anne tegen racisme

Samen met Anne tegen racisme

  • Gepubliceerd op: 23 februari 2021
  • Laatste update 05 aug 2024
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 13 minuten leestijd
Ruud Gullit en de Anne Frank Stichting

De Anne Frank Stichting liep in de jaren tachtig voorop in de strijd tegen racisme. De medewerkers zagen griezelige parallellen tussen de jaren dertig en de eigen tijd, waarin nieuwe extreem-rechtse groeperingen de kop opstaken. Maar niet iedereen nam de pessimistische waarschuwingen serieus. En was het eigenlijk wel gepast om de nalatenschap van Anne Frank te gebruiken voor eigentijdse politieke doeleinden?

‘In een bomvol Anne Frankhuis werd woensdag door een geëmotioneerde Feyenoord-speler Ruud Gullit de tentoonstelling Zwart-Wit ’84 geopend, die zich speciaal richt op middelbare scholieren, en een beangstigend beeld schetst van alledaags racisme.’ De journalist van De Waarheid had zich tussen zijn collega’s van andere media moeten wurmen om een glimp op te vangen van de Surinaams-Nederlandse voetbalvedette. En dan waren er ook nog twee middelbareschoolklassen die waren uitgenodigd om een toneelstuk op te voeren en rond Gullit samendromden om handtekeningen te bemachtigen. Het was dus dringen geblazen in het krappe pand aan de Prinsengracht in Amsterdam.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Na de openingshandeling door Gullit kon iedereen een kijkje nemen bij de tentoonstelling. Twintig panelen, volgeplakt met persfoto’s en krantenberichten over geweld en intimidatie jegens ‘buitenlanders’, racistische leuzen op muren en neonazi’s met gestrekte rechterarm. Volgens de verslaggever van Het Vrije Volk wilden de makers van Zwart-Wit ’84 niet alleen het kwaad in de samenleving blootleggen, maar ‘vooral jongeren aansporen na te denken over eigen gedrag en in aktie te komen tegen racisme in hun eigen omgeving’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Momenteel staat racisme in Nederland opnieuw hoog op de agenda, dankzij de Zwarte Piet-discussie, de toeslagenaffaire en de uit Amerika overgewaaide Black Lives Matter-beweging. Activisten en politici dragen verschillende oplossingen aan, van bewustwordingscursussen voor ambtenaren en politieagenten tot méér onderwijs over het koloniale en slavernijverleden. Dat het om een hardnekkig probleem gaat, blijkt wel uit het feit dat racisme ook in de jaren tachtig regelmatig de krantenkoppen haalde. In de voorste gelederen van de antiracistische strijd bevond zich toen de Anne Frank Stichting, die het huis aan de Prinsengracht beheerde.

Ruud Gullit en de Anne Frank Stichting.
Ruud Gullit opent de tentoonstelling Zwart-Wit ‘84. Naast hem presentatrice Gulnaz Aslan, 29 februari 1984.

Griekse partizane

Het Anne Frank Huis was nooit alleen maar een museum over het Joodse meisje dat zich met haar ouders, zus en een aantal kennissen van juli 1942 tot hun arrestatie in augustus 1944 in het Achterhuis had schuilgehouden voor de nazi’s, en wier dagboek na de oorlog een internationale bestseller was geworden. Annes vader Otto, de enige van de onderduikers die de Holocaust had overleefd, keek vooruit. Hij wilde dat zijn voormalige schuilplek een centrum werd van waaruit een positieve bijdrage werd geleverd aan de maatschappij. Vooral jonge mensen moesten er inspiratie vinden om de wereld een beetje mooier te maken – in de geest van Anne. Een jaar na de opening in 1960 ging Franks wens in vervulling en kwam er naast het huis een Internationaal Jeugdcentrum. Hier zouden zomerconferenties worden gehouden, waar jongeren uit heel Europa met elkaar discussieerden over thema’s als mensenrechten, religie en emancipatie.

Dit waren nogal brave praatsessies, die al snel uit de toon vielen bij het luidruchtige jongerenprotest van de jaren zestig. De nieuwe maatschappijkritiek werd het Anne Frank Huis binnengebracht door de gidsen, die meestal nog studeerden. Een van hen, de latere socioloog en publicist Herman Vuijsje, beschrijft zijn ervaringen in een boek over de geschiedenis van het Anne Frank Huis: ‘Ik had gemerkt welk een grote kracht er van het achterhuis uitging. Waarom geen gebruik daarvan gemaakt om te waarschuwen tegen racisme in onze tijd?’ Als gids confronteerde Vuijsje vooral bezoekers uit landen waar rassendiscriminatie zeer tastbaar was, zoals Zuid-Afrika en de VS. Met veel genoegen hield hij hun een spiegel voor: ‘De geest van Hitler, waaraan Anne ten prooi was gevallen, leefde ook voort in het Diepe Zuiden van de Verenigde Staten, waar zwarte burgers werden onderdrukt. Die zat!’

Het vuil, de stad en de dood

Racisme en antisemitisme waren volgens de Anne Frank Stichting van hetzelfde laken een pak. De organisatie was het aan zichzelf verplicht om behalve voor gastarbeiders en donkergekleurde Nederlanders ook voor Joden op te komen. In 1985 deed Joke Kniesmeyer in Frankfurt, de geboortestad van Anne Frank, mee aan een demonstratie bij een theater waar het toneelstuk Der Müll, der Stadt und der Tod van Rainer Werner Fassbinder werd opgevoerd. Volgens de hevig geëmotioneerde demonstranten, die erin slaagden de bühne te bezetten en de opvoering te stoppen, bevestigde het stuk antisemitische stereotypen. Toen Nederlandse theatermakers het toneelstuk vervolgens hier wilden opvoeren, was het opnieuw Kniesmeyer die namens de Anne Frank Stichting protesteerde. Toch vond op 18 november 1987 in het Rotterdamse theater De Lantaarn een rumoerige première plaats, die dit keer werd verstoord door de Joodse actiegroep ‘Alle Cohens aan dek’.

Betoging tegen de opvoering van Het vuil, de stad en de dood van Rainer Werner Fassbinder in De Lantaarn in Rotterdam, november 1987.

Het initiatief van de jonge gidsen werd door de directie opgepikt. Voortaan was het uitdrukkelijk de bedoeling om na de rondleiding door het Achterhuis met de bezoekers het gesprek aan te gaan over eigentijdse vormen van racisme en fascisme. Om ze te helpen werden aan de vaste expositie actuele foto’s van onderdrukking in Zuid-Afrika, de VS en Zuid-Amerika toegevoegd. ‘Op deze wijze maken we het huis los van de Jodenvervolging door de nazi’s en laten we het meebewegen met de actualiteit,’ verklaarde de toenmalige adjunct-directeur Simon Radius in 1968 in een interview. Dat bleek ook uit een toneelstuk dat in 1971 in het huis werd opgevoerd, en waarin Anne Frank langzaam veranderde in een eigentijdse Griekse partizane die vocht tegen het kolonelsregime.

Ook in tijdelijke tentoonstellingen kwam de nieuwe koers tot uiting. Zo wilde Radius met de expositie Om op te schieten (1968) laten zien dat elke vorm van autoriteit was gebaseerd op geweld. In 1972 werd de tentoonstelling Nazisme in Zuid-Afrika gehouden. De oprichter van de Anti-Apartheidsbeweging Nederland, de Zuid-Afrikaanse gaststudent Berend Schuitema, werkte in het Anne Frank Huis als documentalist. Voor de expositie plakte hij krantenknipsels over de apartheid op borden, terwijl zijn vriendin Conny Braam van papier-maché een levensgrote pop van de Zuid-Afrikaanse premier John Vorster knutselde. Deze kreeg een hakenkruis in zijn hand, want apartheid en nazisme waren volgens de activisten hetzelfde. Drie jaar na deze expositie volgde een tentoonstelling over de ‘fascistische’ junta in Chili.

Centrumpartij

Kritiek leveren op regimes in verre buitenlanden was één ding, maar hoe zat het in Nederland zelf? Was hier niet net zo goed een strijd te voeren? Net als elders in West-Europa kwamen hier rechts-extremistische partijen op. Zo werd in 1971 de Nederlandse Volksunie (NVU) opgericht en in 1980 de Centrumpartij (CP). Zij wisten een kleine aanhang te verwerven in achterstandswijken waar veel immigranten woonden en onder voetbalhooligans. In 1982 veroverde CP-leider Hans Janmaat een zetel in de Tweede Kamer. En in augustus 1983 ging er een schok door Nederland toen de 15-jarige Antilliaanse Nederlander Kerwin Duinmeijer tijdens een avondje stappen in Amsterdam werd doodgestoken door een skinhead.

Aan de Prinsengracht gingen alle alarmbellen rinkelen: was het in de jaren dertig niet ook zo begonnen? Hitlers beweging was aanvankelijk klein, maar had razendsnel kunnen groeien doordat de gevestigde orde de ogen sloot voor zijn misdadige intenties. Die fout mocht niet nóg eens worden gemaakt. De Anne Frank Stichting gaf daarom steeds meer prioriteit aan het bestrijden van ‘herlevend fascisme en racisme’ in eigen land. Om jongeren voor het gif immuun te maken stelden medewerkers in 1979 de eerste Anne Frank Krant samen voor het onderwijs. Algauw werd het een jaarlijkse uitgave, waarin het historische verhaal over Anne Frank en de Holocaust werd gebruikt als opstapje om leerlingen ervan te doordringen dat racisme en discriminatie onaanvaardbaar waren.

Scholieren lezen de Anne Frank Krant in de klas.
Scholieren lezen de Anne Frank Krant in de klas, 3 mei 1979.

Het bleef niet bij voorlichting aan de jeugd. De stichting mengde zich nadrukkelijk in het publieke debat, vaak bij monde van medewerker Joke Kniesmeyer. ‘Iedereen kan racisme bestrijden,’ zei zij in 1986 in een interview. ‘Wie ziet dat er in zijn voetbalvereniging geen buitenlanders meedoen of dat er in het bedrijf waar hij werkt alleen blanke Nederlanders in dienst worden genomen, die moet daar wat van zeggen.’ Ook moesten burgers elkaar aanspreken bij racistische opmerkingen. ‘Dat is heel eenvoudig voor iedereen te doen.’

Kniesmeyer besteedde een groot deel van haar tijd aan de bestrijding van de Centrumpartij. Ze nam als expert deel aan conferenties, sleepte het CP-kader wegens racistische uitlatingen voor de rechter en lobbyde voor een wettelijk verbod op de partij. Ze probeerde zo veel mogelijk medestanders te verwerven bij politieke partijen, vakbonden en kerken, vanuit de overtuiging dat die in principe allemaal tegen racisme waren.

‘Wie ziet dat er in zijn voetbalvereniging geen buitenlanders meedoen, die moet daar wat van zeggen.’

Uit tactisch oogpunt hield ze afstand van antifascisten die niet vies waren van ondemocratische middelen. Toen op 20 april 1986 4000 Amsterdammers het stadhuis blokkeerden om te verhinderen dat een nieuw raadslid van de Centrumpartij werd beëdigd, distantieerde Kniesmeyer zich van de actie. Een maand eerder hadden extreem-linkse actievoerders brand gesticht in een café in het dorp Kedichem, waar op dat moment de top van de CP vergaderde; Janmaats echtgenote raakte hierbij blijvend invalide. Ook dat keurde Kniesmeyer ronduit af: geweld was geen goede manier om extreem-rechts te bestrijden. Haar standpunt wekte irritatie bij radicalere antiracisten. Vier van hen deden hun beklag in Het Parool: ‘[De] Anne Frank Stichting [wordt] beheerst door de PvdA, dat is duidelijk een congsi. Ze denken het primaat op antiracisme te hebben.’

Spoken

De kinnesinne van een handjevol antifascisten viel echter in het niet bij een veel breder gedragen kritiek die de Anne Frank Stichting ten deel viel. Uit eigen onderzoek bleek dat aan de meeste bezoekers van het Achterhuis de actuele boodschap niet besteed was. Herman Vuijsje schrijft: ‘Dertig procent zag geen enkel verband tussen de foto’s [van eigentijdse uitingen van racisme] en het lot van Anne Frank en de Joden. Een even grote groep, voor het merendeel jongeren, zag dat verband wel en was het er roerend mee eens. Maar de grootste groep, 40 procent, werd boos: deze bezoekers ervoeren de relatie als geforceerd en stuitend. Ze vonden het ongepast, om niet te zeggen dat Anne Frank in hun ogen werd misbruikt.’

Hoewel de Anne Frank Stichting formeel geen ideologie of politieke richting aanhing, had ze een links imago. In 1984 noemde de staatssecretaris van Landbouw Ad Ploeg (VVD), in een rijkelijk met alcohol besprenkeld interview met Vrij Nederland, de stichting zelfs een ‘crypto-communistische organisatie’. Door de Tweede Kamer op het matje geroepen, hield de bewindsman voet bij stuk. Hij citeerde uit een oude subsidieaanvraag waarin begrippen stonden als ‘klassensolidariteit’ en ‘bevrijding van de arbeiders’. En waarom waren er in het huis wel tentoonstellingen te zien over ‘fascistische’ regimes in Zuid-Amerika, maar nooit over de onderdrukking in communistische landen? Maar Ploegs tegenwerpingen vergrootten slechts de verontwaardiging in de Kamer en in de pers. Premier Ruud Lubbers zag zich genoodzaakt namens het voltallige kabinet afstand te nemen van de woorden van zijn staatssecretaris. Zo onaantastbaar was de morele autoriteit van de Anne Frank Stichting.

Althans, zo leek het. Want terwijl het van een behoudende VVD’er als Ploeg te verwachten viel dat hij zich ergerde aan het linkse vingertje, kwam er in de loop van de jaren tachtig ook kritiek uit onverdachte hoek. Zo leverde socioloog Lodewijk Brunt in Vrij Nederland vernietigend commentaar op de tentoonstelling Zwart-Wit ’84. Hij was er absoluut niet van overtuigd dat er in Nederland een verontrustende toename van racisme te bespeuren viel. Uit verschillende voorbeelden die de Anne Frank Stichting opvoerde – zoals meisjes die een Marokkaans vriendinnetje molesteerden of jongens die naziliederen zongen op een station – kon Brunt ‘met de beste wil van de wereld niet afleiden wat er zo racistisch aan was’. De socioloog schreef: ‘Als je alle slagen en tegenslagen die leden van etnische minderheden oplopen per definitie racistisch gaat noemen, ben ik bang dat je alleen nog maar spoken gaat zien.’ Een jaar eerder had een jonge Erik van Muiswinkel in het studentenblad Propria Cures al de draak gestoken met ‘het orakel aan de Prinsengracht’ dat overal ‘de spoken van het bestaande fascisme of neofascisme [zag] rondfladderen’.

Laag profiel

Het angstbeeld van een herhaling van de jaren dertig begon ook bij de mensen in het Anne Frank Huis zelf geleidelijk aan te vervliegen. De Centrumpartij viel in splinters uiteen en Janmaat verloor in 1986 bij verkiezingen zijn Kamerzetel. Het stichtingsbestuur wilde het historische verhaal van het Achterhuis en de Jodenvervolging weer centraal stellen en niet meer te pas en te onpas de actualiteit erbij slepen. Daar schuilde ook berekening achter: de stichting zat op zwart zaad. Om de geldschieters – waaronder de overheid – niet te ontrieven, was het beter om een laag politiek profiel te houden. Overigens waren niet alle medewerkers het eens met deze koerswijziging. Joke Kniesmeyer verdween door de achterdeur, na een hooglopend conflict met de directie.

Heet hangijzer Israël

Israël was binnen de Anne Frank Stichting een heikel thema. Otto Frank verdroeg geen kritiek op dat land en dat gold ook voor enkele leden van het bestuur en het curatorium. Onder de medewerkers bestond echter sympathie voor de Palestijnse zaak. Dat leidde soms tot gedonder. Bijvoorbeeld in 1969, toen pro-Palestijnse sprekers waren uitgenodigd op een debatavond over Israël en antisemitisme. En tien jaar later, toen de viering van Anne Franks vijftigste geboortedag in de Westerkerk zou worden opgeluisterd door een muziekgroep die ook geboekt stond voor een bijeenkomst van het Nederlands Palestina Komité. De Joodse bestuursvoorzitter Dick Houwaart eiste dat de muziekgroep werd afbesteld, anders zou hij opstappen. Hij kreeg steun van Otto Frank en de eis werd ingewilligd.

Toch was niet alle kritiek op de Israëlische regering taboe. Naar aanleiding van het bloedbad dat Libanese ultrarechtse milities – met Israëlische ondersteuning – in 1982 aanrichtten onder Palestijnse vluchtelingen, zond de stichting een protesttelegram. ‘Laat uw vrienden zich niet voor hun vriendschap hoeven schamen,’ stond erin. In de Israëlische pers verschenen soms beschuldigende artikelen over het ‘pro-Palestijnse’ klimaat dat heerste op het voormalige schuiladres van Anne Frank.

In educatieve materialen zoals de Anne Frank Krant bleef de stichting het belang van tolerantie en mensenrechten benadrukken. Daar kon ook niemand het mee oneens zijn. Maar de tijd dat ze zelf de barricades op ging om de nieuwe ‘fascisten’ te bestrijden was voorbij. Toen in de jaren negentig VVD-leider Frits Bolkestein de wenselijkheid van een multiculturele samenleving in twijfel trok, en zo een storm van kritiek over zich afriep, bleef het aan de Prinsengracht opvallend stil.

‘De mensen die hier woonden zijn verdwenen, maar de ideologie die hen heeft omgebracht niet’

Het huidige racismedebat lijkt – op de terminologie na – soms rechtstreeks gekopieerd uit de jaren tachtig. Toch zijn er verschillen. De Anne Frank Stichting zag zeer concrete gevaren opdoemen in de vorm van extreem-rechtse politieke groeperingen. Ze had minder aandacht voor het bijna onopgemerkte alledaagse racisme waar tegenwoordig zoveel om te doen is. Iemand als Joke Kniesmeyer wees wel op dit fenomeen, maar de strijd tegen meer tastbare vormen van ‘herlevend fascisme en racisme’ slokte de meeste tijd en energie op.

Net als veertig jaar geleden roepen antiracisten tegenwoordig op tot historische bezinning, maar ze verwijzen naar een ander deel van de geschiedenis. De focus ligt nu op het koloniale en slavernijverleden als de bron van hedendaags racisme. In de jaren zeventig en tachtig werd de antiracistische boodschap gekoppeld aan de Holocaust. De moord op de Europese Joden gold als het meest afschrikwekkende voorbeeld van wat er kon gebeuren als vooroordelen tegen minderheden onbeantwoord bleven. Lessen trekken uit die geschiedenis was voor de medewerkers in het Anne Frank Huis vanzelfsprekend. ‘De mensen die hier woonden zijn verdwenen, maar de ideologie die hen heeft omgebracht is nog niet verdwenen,’ zei Kniesmeyer in 1982 in een interview. ‘Anne heeft steeds haar ogen opengehouden. Doe dat ook. Kijk kritisch om je heen, vooral in je eigen samenleving.’

Meer weten:

  • Het Anne Frank Huis. Een biografie (2010) door Jos van der Lans en Herman Vuijsje beschrijft de geschiedenis van het huis en de stichting.
  • De oorlog in het museum (2014) door Erik Somers gaat over de verbeelding van de Tweede Wereldoorlog in Nederlandse musea.
  • Dat nooit meer (2012) door Chris van der Heijden bevat een beschrijving van vele naoorlogse controverses.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2021

Nieuwste berichten

Antisemitisme in Nederlands-Indië: de roep van het Oosten
Antisemitisme in Nederlands-Indië: de roep van het Oosten
Artikel

Antisemitisme in Nederlands-Indië: de roep van het Oosten

Steeds meer Joden vertrokken vanaf 1870 naar Nederlands-Indië. Ze konden er carrière maken en het provinciale Nederland ontvluchten. Als witte Europeanen maakten ze er bovendien deel uit van de elite. Toch lag antisemitisme altijd op de loer. In 1893 was de jonge twintiger Emanuel Moresco al bijna zes jaar bezig met de vooropleiding tot diplomaat....

Lees meer
Antisemitisme was nooit weg
Antisemitisme was nooit weg
Recensie

Antisemitisme was nooit weg

Jodenhaat neemt weer toe onder moslims, rechts-extremisten en de internationale beweging BDS. Toch durft Peter Schäfer zich er niet stellig over uit te spreken in zijn overzichtsboek over antisemitisme. Antisemitisme is een veelkoppig monster, een hydra, oordeelt de Duitse academicus Peter Schäfer in Een korte geschiedenis van het antisemitisme. Sla je een kop eraf, dan...

Lees meer
Artikel

Antisemitische priesters

In de jaren vijftig en zestig was nog sprake van heftig antisemitisme in de preken van Nederlandse priesters. Dit zegt Marcel Poorthuis in een themanummer over katholicisme en antisemitisme van Trajecta. Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden (2006/1 2). Volgens Poorthuis waren de preken niet maatschappelijk georiënteerd en bevatten ze...

Lees meer
‘Oorlog’ om Westerbork
‘Oorlog’ om Westerbork
Artikel

‘Oorlog’ om Westerbork

Wie zitten er achter de bedreigingen aan het adres van directeur Dirk Mulder van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork, waardoor hij zich gedwongen zag een sponsorloop voor vluchtelingen af te blazen? Zijn het ten dele Joden, zoals Mulder in diverse media heeft verklaard? En wat dreef hen tot hun verregaande actie? Door: Bas Kromhout Er zijn...

Lees meer