Gibraltar is al ruim drie eeuwen een Brits stukje Spanje, en ook na de Brexit willen de inwoners dat graag zo houden. Hoe de Rots ooit Brits werd – met Nederlandse hulp – en alle pogingen van Spanje om het gebied te heroveren wist te weerstaan.
De Europese Unie stelde onlangs dat Spanje in de Brexit-onderhandelingen met Groot-Brittannië toestemming moet geven bij alle besluiten die Gibraltar aangaan. Dit is tegen het zere been van veel Britten én de 32.000 inwoners van Gibraltar. De meest rechtse Conservatieven hebben gedreigd dat Groot-Brittannië de marine zal sturen en Spanje met gemak zal verslaan. Brussel reageerde geschrokken op dergelijke madness, want de EU is juist bedacht om ervoor te zorgen dat dit soort conflicten voorgoed tot het verleden behoort. Tot een oorlog zal het niet komen, maar door dergelijke spierballentaal zijn de bewoners van de Rots wel gerustgesteld dat Londen hen niet als wisselgeld zal gebruiken.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Gibraltar – een 426 meter hoge kaap van 6,7 vierkante kilometer aan de zuidpunt van het Iberisch schiereiland – kwam ruim 300 jaar geleden in Britse handen tijdens de Spaanse Successieoorlog. Die begon toen in 1700 de Spaanse koning Karel II kinderloos stierf. Volgens zijn wens zou de kleinzoon van de Franse koning Lodewijk XIV de troon erven, mits Spanje onafhankelijk zou blijven. Engeland en de Republiek der Nederlanden verzetten zich echter tegen een Frans-Spaans machtsblok en besloten dit op zo veel mogelijk fronten aan te vallen.
Op 24 juli 1704 arriveerde in de wateren voor Gibraltar een geallieerde vloot bestaande uit zes Nederlandse schepen onder admiraal Paulus van der Dussen en zestien Engelse onder bevel van admiraal George Rooke. Zo’n 1900 Engelse en 400 Nederlandse mariniers stapten over op een vloot van kleinere schepen, skiffs en pontons, en landden binnen een uur op de noordpunt van Gibraltar. Net toen de troepen georganiseerd waren en klaarstonden om het fort aan te vallen, klonk er een daverende knal, gevolgd door een verwoestende explosie: het kruitmagazijn van het fort ging de lucht in. Honderd aanvallers bleven dood of gewond op de grond liggen. De geallieerden wisten echter de muren van het fort te omcirkelen, schoten hun vuurwapens leeg en begonnen hun bestorming. Al snel zwaaiden de Spaanse verdedigers met witte vlaggen.
Veel inwoners vluchtten naar de omliggende regio, in afwachting van de herovering door de Spanjaarden. Hun plek werd ingenomen door Engelse kolonisten en Joodse immigranten van verschillende nationaliteiten. In de jaren na 1704 zette Spanje, met hulp van Frankrijk, verscheidene operaties op om Gibraltar terug te veroveren, maar telkens wist het Britse garnizoen stand te houden. De Fransen haakten af en Spanje gaf het op. Vrij snel daarna begonnen de Engelsen de macht naar zich toe te trekken; de Nederlanders raakten op de achtergrond. In 1713 tekenden de strijdende partijen in Utrecht de vrede; Spanje stond de Rots officieel en voorgoed af aan de Britse kroon.
Wisselgeld
Was daarmee de kous af? Verre van. Dat lag in de eerste plaats aan Groot-Brittannië zelf, dat diverse keren heeft geprobeerd Gibraltar in te zetten als wisselgeld tijdens onderhandelingen. Het Britse volk ging er telkens voor liggen. Later begon de regering de Rots steeds meer als een strategisch bezit in het Middellandse Zeegebied te zien; teruggave aan Spanje werd onbespreekbaar.
Eén keer waren de Spanjaarden dicht bij een herovering. Toen Engeland verwikkeld was in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783), greep Madrid deze kans aan om te proberen met Franse hulp het verlies van Gibraltar terug te draaien. De Grote Belegering duurde van 24 juni 1779 tot 7 februari 1783 en was een van de langstdurende uit de geschiedenis. Een gecombineerde Spaanse en Franse vloot wierp een zeeblokkade op, terwijl op het land een enorm leger zich ingroef. Het Britse garnizoen in Gibraltar kreeg het aardig benauwd. Maar in de lente van 1780 wist admiraal George Rodney de zeeblokkade tijdelijk te doorbreken, en slaagde erin meer dan 1000 man versterking en overvloedige voorraden af te leveren.
Toen deze voorraden een jaar later op begonnen te raken, leed de bevolking opnieuw honger. ‘Het vlees is op rantsoen, maar wat erger is: het is verschrikkelijk smerig, bedorven vlees. Een hond zou er nog zijn neus voor hebben opgehaald!’ schreef Mariam Green, de echtgenote van een Britse kolonel, in haar dagboek. ‘Met de troepen gaat het slecht. Ze zijn verzwakt en hun moraal is gedaald tot het nulpunt.’ Het gebrek aan verse groenten en fruit zorgde voor een uitbraak van scheurbuik. De gevolgen zijn beschreven door de chirurgijn van het 73ste Regiment, Andrew Cairncross: ‘We kwamen gevallen tegen van botten die oplosten en oude zweren en wonden gingen weer open. Verschillende antischeurbuikmiddeltjes werden zonder succes gebruikt, zoals vitrioolzuur, zuurkool, moutextract en essence van sparren. Vrouwen en kinderen werden evenzeer getroffen, noch werden de officieren gevrijwaard van deze woekerende ziekte.’
Elk neutraal schip, hoe klein ook, dat de haven wist aan te doen, werd met gejuich begroet. De Deense Vrow Helena voer te dicht bij de Rots en werd buitgemaakt. De lading bevatte voor de bestrijding van scheurbuik zeer waardevolle sinaasappels en citroenen, evenals vijgen en rozijnen. Generaal Eliott gebruikte de lading voor het garnizoen en zag onmiddellijk verbetering: ‘Het bloeden, veroorzaakt door scheurbuik, stopt binnen een dag of twee na het toedienen van hoge doses vitamine C, vooral van citroenen. En dus, net toen het ernaar uit begon te zien dat het garnizoen van ellende zou moeten capituleren, was de redding nabij.’ Binnen een paar dagen stonden al afgeschreven soldaten weer naast hun bedden.
Standvastig verzet. Generaal Eliott verdedigt Gibraltar tegen de Spaanse belegeraars. Schilderij door John Singleton Copley uit ca. 1783-1791.
Nieuwe bevoorrading bleef nog steeds hard nodig. Dit keer waagde vice-admiraal George Darby een poging. Met een escorte van 29 linieschepen bracht hij 100 volle transportschepen de baai binnen, terwijl hij zich de Spanjaarden van het lijf hield. Spanje botvierde zijn woede hierover op de burgers van Gibraltar door gedurende de volgende twee jaar de stad kapot te schieten. De Britse soldaat Samuel Ancell schrijft hierover in zijn dagboek: ‘De inwoners zijn gevlucht uit de stad en hebben beschutting gezocht boven op de rots. Een stuk zeildoek is het enige wat ze beschermt tegen de zinderende hitte overdag en de overdadige dauw in de nacht. Een hevige angst maakt zich van hen meester als ze uitkijken op hun stad, waar ze hun huizen, have en goed in vlammen op zien gaan. Degenen die met de moed der wanhoop proberen hun bezittingen te redden, betalen hiervoor met vreselijke verminkingen of zelfs hun leven. Toen een korporaal zijn hoofd uit het raam stak om iets naar een man op straat te roepen, werd het eraf geschoten.’
Toen aan de continue beschietingen een einde kwam, stond geen enkel historisch gebouw meer overeind. Het bombardement leverde Spanje niets op en zorgde ervoor dat de burgerbevolking vastbesloten was Gibraltar nooit meer Spaans te laten worden.
Bombardement: ‘De inwoners zien hun huizen, have en goed in vlammen opgaan’
Tyfusepidemie
Na de Grote Belegering kwam er voorlopig een einde aan de Spaanse pogingen het schiereiland aan de greep van Groot-Brittannië te ontworstelen. In 1810 werden de twee landen zelfs bondgenoten in de strijd tegen Napoleon. Daarmee was voor de Gibraltarezen de ellende niet voorbij: een tyfusepidemie doodde bijna de helft van de bevolking. De demografie veranderde bovendien door de komst van Genuezen, gevlucht toen hun stad ten prooi viel aan Napoleon. In Gibraltar bestond al sinds de zestiende eeuw een Genuese gemeenschap, maar door de nieuwe toestroom werden de Genuezen de grootste bevolkingsgroep. Tot 1970 werd hun dialect er nog gesproken. De mengtaal die in Gibraltar het meest wordt gebruikt, het Llanito (spreek uit: janieto), kent veel Ligurisch-Italiaanse woorden. Ook het Hebreeuws heeft een flinke stempel op de landstaal gedrukt, mede dankzij een ononderbroken aanwezigheid van Joden gedurende 650 jaar. Tegenwoordig vormen ze zo’n 2 procent van de bevolking van 34.000 personen.
Strategisch belang: De Kriegsmarine krijgt geen toegang tot de Middellandse Zee
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, evacueerde Engeland alle Gibraltarese burgers uit angst dat Spanje aan Duitse zijde zou gaan meevechten. Dit was geen onlogische beslissing, omdat dictator Francisco Franco de nazi’s oogluikend toestond over Spaans grondgebied en via Spaanse wateren Gibraltar te naderen. Na een paar speldenprikken werd het de Duitsers duidelijk dat alleen een grootschalige invasie kans zou hebben. Hitlers plan in 1940, Operatie Felix, stond of viel met de vraag of Franco wilde meedoen. De Caudillo wilde echter niet in de oorlog verzeild raken en samen met Wilhelm Canaris, het hoofd van de Duitse militaire inlichtingendienst, de Abwehr, saboteerde hij de plannen. Canaris deed dit omdat hem duidelijk was geworden dat Hitler moest worden tegengehouden. Hij werd uiteindelijk wegens herhaaldelijk samenzweren tegen Hitler op 9 april 1945 opgehangen.
Staat van oorlog. Zoeklichten speuren de nachtelijke hemel af naar vliegtuigen, 20 november 1942.
Door de oorlog nam het strategische belang van Gibraltar toe. Het bezit van de Rots stelde Groot-Brittannië in staat de Duitse Kriegsmarine de toegang tot de Middellandse Zee te ontzeggen. Hierdoor verloren de nazi’s uiteindelijk in Noord-Afrika en waren ze niet in staat de geallieerde landing op Sicilië in september 1943 te verhinderen. Om zich tegen Duitse en Italiaanse vloot- en luchtaanvallen te beschermen, groeven de Britten op Gibraltar zich letterlijk in. Ze legden een gigantisch tunnelsysteem aan van meer dan vijftig kilometer lengte. Vijfduizend soldaten woonden in deze ondergrondse stad.
Soevereiniteit
Spanje heeft Gibraltar nooit helemaal opgegeven. Door de jaren heen greep de Spaanse regering verscheidene gebeurtenissen aan om uit te spreken dat het tijd was voor de Britten om hun kolonie terug te geven. Dat de inwoners hier anders over denken, is in de ogen van Spanje niet relevant. De ‘echte’ Gibraltarezen zijn volgens Madrid de afstammelingen van de Spaanse inwoners die meer dan 300 jaar geleden vluchtten voor de Engels-Nederlandse bezetters. Een vrij willekeurig argument, want die mensen weten vaak zelf niet meer dat hun verre voorouders ooit in Gibraltar woonden. Bovendien hebben ook zij ooit eerdere bewoners verdreven: tot 1462 waren de Moren de baas op de Rots. Gibraltar staat inmiddels langer onder Brits gezag dan het ooit in Spaanse handen is geweest.
Het Utrechtse vredesverdrag van 1713 wordt op verschillende manieren uitgelegd (zie kader). Juridisch gehakketak of niet, uiteindelijk is het belangrijkste argument: wat willen de inwoners zelf? In 1969 nam Gibraltar in zijn grondwet op dat in geen enkel geval tegen de wensen van de inwoners de soevereiniteit aan Spanje kan worden overgedragen. En hun mening is volstrekt duidelijk. In 2002 sprak maar liefst 99 procent van de bevolking zich uit tegen een soevereiniteitsoverdracht.
Anti-Brexit: In 2016 stemt 96 procent voor blijven in de EU
En de Brexit, verandert die iets? Tijdens het referendum in 2016 stemde 96 procent voor blijven in de EU. Waarom? Fabian Picardo, Eerste Minister van Gibraltar, verwoordde het als volgt: ‘Niet omdat we zo houden van de EU, maar omdat het ondanks alle weeffouten een waardig project is voor vrede en een lucratieve organisatie voor de handel.’
Vrede van Utrecht: Kleine lettertjes
Veel Britten en Gibraltarezen wuiven elke claim van Spanje weg door eenvoudig te verwijzen naar de Vrede van Utrecht, waarin Spanje het gebied immers voorgoed heeft afgestaan. De Spanjaarden wijzen op hun beurt op de kleine lettertjes in datzelfde verdrag: Engeland mocht geen Joodse en islamitische immigranten in Gibraltar toelaten, noch de fortificaties uitbreiden of smokkelroutes laten bestaan. Al deze voorwaarden zijn geschonden. Daarom moet volgens Spanje het verdrag worden verscheurd en Gibraltar teruggegeven. In latere verdragen uit de achttiende eeuw heeft Madrid echter nogmaals verklaard voorgoed afstand te doen van het schiereiland.
Ceuta en Melilla: Spanjes eigen ‘Gibraltars’ in Marokko
Als Spanje vindt dat de Britten Gibraltar moeten teruggeven, waarom draagt het land dan niet zelf de Spaanse exclaves Ceuta en Melilla over aan Marokko? Portugal veroverde Ceuta in 1415; Spanje deed hetzelfde met Melilla in 1497. Na de vereniging van Spanje en Portugal en later weer de afsplitsing van Portugal bleef Ceuta Spaans. Anders dan in Gibraltar is er sprake van een sterke tweedeling tussen de christenen en de moslims, die iets minder dan de helft van de bevolking uitmaken. Er is weinig integratie en de moslims zijn geïsoleerd en arm. Daardoor is met name Ceuta een verzamelplaats voor terroristen en criminelen, en verdringen Afrikanen zich om via deze buitenposten Europa binnen te komen. Marokko wil de steden terughebben, ook al willen zowel de moslims als de christenen liever bij Spanje horen.
Meer weten
The Gibraltar Crusade: Castile and the Battle for the Strait (2014) door Joseph F. Ocallaghan.
Gibraltar: The Greatest Siege in British History (2017) door Roy & Lesley Adkins.
Gibraltar: The History of a Fortress (1971) door Ernie Bradford.