Home Dossiers Slavernij De revolutie van slaven op Haïti

De revolutie van slaven op Haïti

  • Gepubliceerd op: 5 juli 2022
  • Laatste update 08 mrt 2024
  • Auteur:
    Eric Palmen
  • 9 minuten leestijd
De revolutie van slaven op Haïti
Tula monument op Curaçao.
Dossier Slavernij Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Vlak na de Franse Revolutie kwamen op de Franse kolonie Saint-Domingue slaven in opstand. Onder aanvoering van de creool François-Dominique Toussaint Louverture eisten ook zij vrijheid, gelijkheid en broederschap. Hun verzet zou dertien jaar duren en mondde uit in de eerste onafhankelijke slavenstaat van de wereld: Haïti.

In de nacht van 22 augustus 1791 verzamelde zich een menigte in de dichte bossen van Morne Rouge, het gebergte dat uitkeek over de noordelijke havenplaats Le Cap van de Franse kolonie Saint-Domingue. Daar waren zij of hun voorouders ooit aan land gezet. Ze waren onder barre omstandigheden vanaf de Slavenkust in Afrika naar het eiland vervoerd, dat tegenwoordig Haïti wordt genoemd. Een voodoopriester, de creool Butty Boukman, sprak de aanwezigen toe. Op deze plek, die hijzelf Bwa Kayiman noemde, het ‘woud van de kaaimannen’, zouden zij zich voorgoed van hun ketenen bevrijden. ‘Onze God, die goed voor ons is, beveelt ons het onrecht dat ons wordt aangedaan te wreken. Gooi het symbool van de God van de blanken weg, dat ons zo vaak aan het wenen heeft gebracht. En luister naar de stem van de vrijheid, die tot onze harten spreekt.’

Meer lezen over slavernij? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Nu in Frankrijk een revolutie was uitgebroken die voor de burgers vrijheid, gelijkheid en broederschap opeiste, vroeg Boukman zich af waar hun aandeel in de Rechten van de Mens bleef. De 17 artikelen van de Verklaring van de Rechten van de Mens die met veel aplomb in de zomer van 1789 in de Nationale Vergadering waren afgekondigd, spraken met geen woord over de slavenkwestie. Maar als alle mensen gelijk geboren werden en van hun Schepper een aantal onvervreemdbare rechten hadden gekregen, op welke gronden kon je dan een slaaf zijn recht op leven, vrijheid en het nastreven van geluk ontzeggen? De ‘Boïs Caiman-ceremonie’ van 22 augustus was het startsein voor een orgie van geweld die de plantages in de rijke noordelijke regio van de kolonie in een mum van tijd in lichterlaaie zou zetten.

Opstandelingenleider Toussaint Louverture op Haïti.
Opstandelingenleider Toussaint Louverture sluit een overeenkomst met de Engelsen.

Een maand na het begin van de opstand sloot een 48-jarige creool, François-Dominique Toussaint Louverture, zich aan bij het groeiende leger van revolterende zwarten. Er heerste een mild regime op de plantage waar Toussaint geboren en getogen was. De opzichter had hem als adoptiefzoon aangenomen en onderwezen in geschiedenis, geografie en algebra. Toussaint las de geschriften van Guillaume-Thomas Raynal en Denis Diderot, abolitionisten van het eerste uur. De verlichtingsbestseller Histoire des deux Indes (zie kader op p. XX) was zijn lijfboek. Mogelijk was Toussaint al in 1767 formeel ontheven van zijn slavenstatus en werkte hij in loondienst als koetsier op de plantage van graaf Pantaléon de Bréda. Hij nam in elk geval pas deel aan de revolte toen hij de Bréda-plantage en zijn voormalige meesters had weten te behoeden voor de furie van de opstandelingen. Hij zou, nadat Boukman in november 1791 gesneuveld was, door zijn militair-bestuurlijke capaciteiten uitgroeien tot de onbetwiste leider van de opstand.

Verlichtingsbestseller

De Franse filosoof Denis Diderot verwerpt in zijn bijdrage aan de verlichtingsbestseller Histoire des Deux Indes van Abbé Raynal het idee van biologisch of cultureel gevormde rassen. Hij ging uit van een monogenetisch bepaalde mensheid, waarin verschillen eerder een kwestie van gradaties waren. Hij verafschuwde de Europese expansiepolitiek: ‘Stel dat een Tahitiaan op een dag op jullie kusten zou landen, en op een van jullie stenen of op de schors van een jullie bomen zou graveren: Dit land behoort toe aan de bewoners van Tahiti, wat zou je daar dan van denken?’ De gulden regel volgens hem: wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.

Haïti was Frans wingewest

Intussen zagen veel Fransen de ontwikkelingen in Saint-Domingue met lede ogen aan. Vooral de maritieme handelsbourgeoisie rond Bordeaux, Marseille en Nantes, veelal stinkend rijk geworden door de slavenhandel of eigenaar van een plantage die door opzichters in den vreemde werd geëxploiteerd, wilde niets weten van gelijke rechten voor de zwarten. Deze girondijnen eisten in de Nationale Vergadering het recht op om hun bezittingen naar eigen goeddunken te exploiteren – en tot dat bezit behoorden wat hen betrof ook hun slaven. Zij werden daarin ondersteund door de monarchistische representanten in de Nationale Vergadering, die het zogeheten natuurrecht van de zwarten veel te ver vonden gaan.

Alleen onder de radicale leden van de club der jakobijnen rond Maximilien de Robespierre bestond sympathie voor de opstandelingen en hun strijd voor afschaffing van de slavernij. In oktober 1792 zond Frankrijk een expeditieleger van 6000 manschappen naar de kolonie om de opstand neer te slaan en de slavernij te herstellen.
De belangen waren dan ook groot. Saint-Domingue was een waar wingewest voor Frankrijk en kende juist in de tweede helft van de achttiende eeuw een enorme economische groei. Mondiaal was het de grootste producent van ruwe suiker en koffie. Ook exporteerde het aanzienlijke hoeveelheden indigo, katoen, molasse, kokos, cacao en rum. Die koloniale productie dreef voornamelijk op slavenarbeid. In de drie jaar voorafgaand aan de Franse Revolutie werden zo’n 120.00 slaven in Saint-Domingue geïmporteerd. Aan de vooravond van de Franse Revolutie bevonden zich ongeveer half miljoen slaven in de kolonie, van wie de overgrote meerderheid in Afrika geboren was.

‘Vrijheid is een recht dat ons is gegeven door de Natuur’

Toussaint Louverture wist deze mannen, die nauwelijks iets te verliezen hadden, te verenigen tot een goed getraind en gedisciplineerd revolutionair leger. Dat combineerde guerrillatactieken moeiteloos met klassieke vormen van oorlogvoering. Zo konden de opstandelingen het Franse expeditieleger het hoofd bieden.

In september 1793 bereikte de oorlog in Europa, die van de Eerste Coalitie tegen Frankrijk, ook de Caraïben. Een Brits expeditieleger van 900 man viel vanuit Jamaica het eiland binnen en veroverde op 4 juni Port-au-Prince. De Britten vreesden namelijk dat de revolutie van de slaven op Haïti zich over de hele Caraïben zou verspreiden, inclusief hun eigen koloniën.

Groeiend ongenoegen op Haïti

Toussaint Louverture besloot een bondgenootschap met het oude moederland aan te gaan om de Britse invasie te keren, want in Frankrijk had zich inmiddels een opmerkelijke ommekeer voorgedaan. In Parijs hadden de jakobijnen van Robespierre het na de afschaffing van het koningschap voor het zeggen gekregen. Zij stonden achter Toussaint Louverture en zijn revolutionaire leger: ‘Vrijheid is een recht dat ons gegeven is door de Natuur.’ Op 4 februari 1794 schafte de Nationale Vergadering officieel de slavernij in de Franse koloniën af.

Aanjager of splijtzwam?

Frederick Douglas (1818-1898), voorman van de abolitionistenbeweging in de Verenigde Staten, dankte Toussaint Louverture en zijn wapenbroeders voor de betekenis die zij hebben gehad voor de emancipatie van de Afro-Amerikanen, ook in zijn land.

Maar was de revolutie op Haïti aanjager of juist splijtzwam in de wereldwijde afschaffing van de slavernij? In Nederland maakten patriotten als Pieter Paulus en Pieter Vreede zich sterk voor afschaffing, maar er gingen ook stemmen op die abolitie economisch onverantwoord vonden. Ook bestond er angst – zelfs in patriotse kringen – voor een domino-effect van de Haïtiaanse Revolutie op de Nederlandse koloniën in de West.

Behalve vrijheid en gelijkheid, was Toussaint Louverture ook veel gelegen aan de broederschap die de Franse Revolutie predikte. Broederschap was het bindmiddel dat een multiraciale samenleving als die van Saint-Domingue bij elkaar kon houden. Een citoyen (burger) aanvaardde in zijn ogen een gezamenlijke canon van waarden en normen waartoe zijn gemeenschap zich gecommitteerd had, of hij nu wit, zwart of een mulat was.

Het bestuurlijke bewind van Toussaint Louverture kenmerkte zich door een opmerkelijke vergevingsgezindheid tegenover de witte plantagehouders. Die werd niet alleen door zijn katholieke levensovertuiging ingegeven, maar had ook politieke bedoelingen. Toussaint Louverture wilde het plantagesysteem, dat de kolonie tijdens de slavernij zo’n grote export had opgeleverd, in al zijn glorie herstellen. De cultivateurs, de voormalige slaven die de plantages hadden bewerkt, zouden voortaan een kwart van de productie voor hun noeste arbeid ontvangen. Maar daarvoor verwachtte hij wel hun volledige toewijding aan de plantage waaraan zij verbonden waren. Werkverzuim en ‘luiheid’ werden streng bestraft, maatregelen die bij de cultivateurs herinneringen opriepen aan hun voormalige slavenstatus.

Slavenopstand op Haïti krijgt een massaal karakter.
De slavenopstand in 1791 krijgt al snel een massaal karakter.

Ook binnen de revolutionaire entourage die Toussaint Louverture om zich heen had verzameld groeide het ongenoegen. Zijn neef Moyse, een wapenbroeder vanaf het eerste uur, zag in het herstel van het plantagesysteem en de ogenschijnlijke bevoorrechting van de voormalige slavenhouders een verraad van de revolutie. Moyse koerste aan op een radicale landverdeling onder de bevolking en kwam in opstand tegen zijn oom. En in het zuiden van de kolonie voerden mulatten een eigen strijd voor onafhankelijkheid.

‘Vervloekte Fransen’

In Frankrijk was inmiddels een einde gekomen aan het Terreurbewind van Maximilien de Robespierre. Daarmee verloor Toussaint Louverture zijn belangrijkste bondgenoten in het moederland en kregen zijn oude vijanden weer recht van spreken. Conservatieven waren voor ingrijpen in de opstandige kolonie. Zij zagen zwarten als niet geheel menselijk, wat ook impliceerde dat zij niet geheel Frans waren; hun aanspraken op het natuurrecht waren derhalve absurd. Die conservatief-raciale agenda ten aanzien van de slavenkwestie werd na de staatsgreep van 1799 overgenomen door de Eerste Consul, Napoleon Bonaparte.

Napoleon wilde volledig herstel van de slavernij in de Caraïben

In januari 1802 stuurde Napoleon een expeditieleger van 20.000 manschappen naar Saint-Domingue. Directe aanleiding voor het militaire ingrijpen was de constitutie die Toussaint Louverture een jaar daarvoor had uitgeroepen. Daarin benoemde hij zichzelf tot gouverneur voor het leven, met het recht zijn opvolger te benoemen. De Fransen beschouwden de constitutie als een officieuze onafhankelijkheidsverklaring. Maar het was Napoleon vooral om het volledige herstel van de slavernij in de Caraïben te doen. In mei 1802, toen Frankrijk de slavenhandel op Martinique, Tobago en Saint-Lucia hervat had, liet Napoleon zich tegenover een van zijn admiraals ontvallen: ‘Ik ben voor de blanken, want ik ben blank; er is geen andere reden, en deze is goed genoeg. Hoe hebben we vrijheid kunnen geven aan deze Afrikanen, aan mannen zonder beschaving, die geen enkel benul hebben van wat een kolonie is, laat staan Frankrijk? Als de meerderheid van de Nationale Vergadering geweten had wat ze aan het doen waren, hadden ze dan de slavernij afgeschaft? Ik betwijfel het ten zeerste.’

De schuld van Haïti

De huidige deplorabele economische staat van Haïti wordt veelal toegeschreven aan de corruptie die er de afgelopen 200 jaar geheerst heeft, maar dat is slechts het halve verhaal. In 1825 dreigde Frankrijk met een nieuwe invasie. Die kon alleen worden afgewend als de onafhankelijke staat de voormalige slavenhouders zou compenseren. De zittende president Jean Pierre Boyer moest zich enorm in de schulden steken bij Franse banken om de oorlogsschatting te kunnen voldoen. Deze schuld, die volgens een onderzoeksteam van The New York Times naar huidige maatstaven uitgroeide tot een staatsschuld van 115 miljard dollar, heeft ertoe geleid dat Haïti nauwelijks kon investeren in infrastructuur en publieke voorzieningen.

Op 7 juni 1802 werd Toussaint Louverture gearresteerd en van Haïti naar Frankrijk overgebracht. De omstandigheden van zijn detentie waren mensonterend. Binnen negen maanden bezweek hij aan de ontberingen die hij in het stervenskoude Fort de Joux, diep in het Jura-gebergte, moest ondergaan.

Confrontatie tussen slaven en Fransen op Haïti.
Confrontatie tussen de slaven en de Fransen in 1802. Ets door Auguste Raffet.

De oorlog verliep dramatisch voor de Fransen. Van de 44.000 manschappen die Napoleon uiteindelijk had ingezet om Haïti weer in het gareel te krijgen, kwam 85 procent om door wapengeweld of tropische ziektes. In zijn ballingsoord op Sint-Helena noemde Napoleon de expeditie op Saint-Domingue een van zijn grootste politieke vergissingen. Hij had Toussaint Louverture trouw moeten blijven, een opstandeling die de revolutie – en daarmee Frankrijk – tot zijn laatste snik bleef toegedaan.

In elk geval wilde Toussaints opvolger, Jean-Jacques Dessalines, niets meer weten van de broederschap. Twee maanden nadat hij zichzelf tot keizer gekroond had, riep Dessalines op 1 januari 1804 de onafhankelijkheid van Haïti uit. In de grondwet stond: ‘Vrede voor onze buren. Maar vervloekt zijn de Fransen. Eeuwige haat voor Frankrijk.’

Meer weten:

  • Black Spartacus (2020) door Sudhir Hazareesingh is een biografie van de leider van de Haïtiaanse Revolutie.
  • The Black Jacobins (1938) door C.L.R James is een nog steeds lezenswaardige klassieker.
  • Nederlands slavernijverleden (2021) door Henk den Heijer behandelt de receptie van de Haïtiaanse Revolutie hier te lande.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 7/8 - 2022