Home Revolte op de Antillen

Revolte op de Antillen

  • Gepubliceerd op: 22 juni 2020
  • Laatste update 09 feb 2023
  • Auteur:
    Gert Oostindie
  • 8 minuten leestijd
Revolte op de Antillen

Op 30 mei 1969 brak in Willemstad een gewelddadig oproer uit. Was dit het begin van een bevrijding, van zwarte empowerment? Of juist de aanzet tot een reeks omstreden politieke en economische beslissingen? Tot op de dag van vandaag oordelen Curaçaoënaars verschillend over de nasleep van de opstand.

Het begon met een arbeidsconflict bij de Shell-raffinaderij. Shell ontsloeg steeds meer arbeiders en huurde ze vervolgens weer in via een tussenbedrijf, dat slechter betaalde. Dit leidde tot protest en uiteindelijk tot een staking. Op 30 mei 1969 vertrokken rond negen uur ’s ochtends enkele duizenden stakers en sympathisanten vanaf de raffinaderij naar Willemstad. De massa groeide aan tot 5000 deelnemers. Uit hun slogans bleek dat het om meer dan alleen centen ging: Pan y rekonosemento (‘Brood en erkenning’), Nos lo sinja nan respeta nos (‘We zullen ze leren ons te respecteren’).

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Omstanders sloten zich aan: supermarkten werden geplunderd, alcohol verhitte de gemoederen. Het lukte de politie niet de menigte buiten Willemstad te houden. Gebouwen gingen in vlammen op. Lichtgekleurde passanten werden gemolesteerd. De leuzen werden heftiger: Ta kos di kapitalista, kibra nan numa (‘Het zijn zaken van kapitalisten, vernietig ze maar’), Mata e kachónan di Gobièrnu. Mata e makambanan (‘Dood aan de honden van de regering. Dood aan de Nederlanders’).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De politie schoot enkele malen met scherp. Twee demonstranten werden gedood; een van de leiders van de demonstratie, vakbondsleider Wilson ‘Papa’ Godett, werd zwaargewond naar het Sint-Elisabeth Hospitaal gebracht. Het valse gerucht dat hij was overleden vergrootte de razernij. In het oostelijke deel van het centrum, Punda, werd brandgesticht en geplunderd. Zo ook in Otrobanda, het stadsdeel aan de overzijde van de Annabaai. Het bisschoppelijke paleis, hotels, een school en de ene na de andere winkel gingen in vlammen op.

Tekst loopt door onder de afbeelding

Boze demonstranten plunderen een vrachtwagen, 30 mei 1969.

De Antilliaanse regering vroeg de Koninkrijksregering in Den Haag om militaire bijstand. Het kabinet van Piet de Jong was hiertoe bereid en het kon ook niet anders. Het Statuut dat sinds 1954 – en tot op heden – de onderlinge relaties van de autonome landen van het Koninkrijk regelt kent een bijstandsverplichting. Om 12.20 uur Curaçaose tijd gingen 100 bewapende mariniers, Nederlanders en Antillianen, vanuit de kazerne Suffisant de stad in. Later die dag volgden nog extra lokale mariniers, plus 75 man uit Aruba. In de loop van de nacht van 30 op 31 mei was de orde al min of meer hersteld. Er werden nog 250 mariniers uit Nederland ingevlogen, maar die hadden niet veel meer te doen. De rust was weergekeerd. Op 2 juni werd de noodtoestand beëindigd.

Smeulende puinhopen

De eerste reacties van de Antilliaanse regering op de geweldsexplosie waren voorspelbaar. De schuld lag bij een onbezonnen, deels dronken menigte en vooral bij een paar onverantwoordelijke volksmenners. In de Antilliaanse pers domineerden verslagenheid, boosheid en soms ook schaamte de berichtgeving. De Amigoe di Curaçao schreef: ‘De mythe van de gemoedelijkheid van dit deel van het Curaçaose volk vond een abrupt einde in de smeulende puinhopen van de talloze panden die in de as werden gelegd.’ Het kabinet-De Jong reageerde aanvankelijk in dezelfde geest

Maar het duurde niet lang of er werden kritischer vragen gesteld, zeker in de Nederlandse pers. De Nederlandse regering preste de Antilliaanse regering een onafhankelijke onderzoekscommissie in te stellen. Die ging op 4 november aan het werk en bracht in mei 1970 rapport uit. Haar conclusies staan eigenlijk nog altijd overeind.

Tekst loopt door onder de afbeelding

Gouverneur Colá Debrot (tweede van links) ontvangt leden van het Arbeiders Bevrijdingsfront van 30 mei: Amador Nita, Stanley Brown en Wilson ‘Papa’ Godett (van links naar rechts).

De onmiddellijke aanleiding voor de geweldsuitbraak lag in dat arbeidsconflict bij de raffinaderij. Maar daarachter lagen diepere frustraties. Om te beginnen over de economische situatie. Curaçao was relatief welvarend, toch waren de vooruitzichten slecht. Bovendien was de inkomensverdeling zeer ongelijk, met een onmiskenbare raciale dimensie. Al waren Antillianen uit de zwarte volksklasse opgeklommen op de sociale ladder, toch gold nog steeds: hoe hoger, hoe blanker.

Er leefde ook diepe onvrede over de Antilliaanse politiek. Sinds 1954 waren de Nederlandse Antillen en Suriname autonome landen binnen het Koninkrijk. De Antillen werden bestuurd door democratisch gekozen lokale politici, maar er was veel onvrede over vriendjespolitiek, machtsmisbruik en patronage. De meeste politici hadden bovendien een lichtere huidskleur dan de gemiddelde Antilliaan – weer zo’n pijnlijke koloniale erfenis. De onvrede met deze elite werd krachtig verwoord door jongeren die na hun studie in Nederland terugkeerden. Zij brachten de westerse jaren zestig naar Curaçao: een mengeling van politiek en cultureel verzet, socialisme, anarchisme, maoïsme, de roep om seksuele bevrijding, flowerpower – en Black Power.

Onvrede over de elite – De meeste politici hebben een lichtere huidskleur dan de gemiddelde Antilliaan

Aan de vooravond van de revolte had een van de jongerenleiders, de onderwijzer Stanley Brown, aansluiting gevonden bij de vakbondsleiders Wilson ‘Papa’ Godett en Amador Nita. Dit driemanschap stond aan de wieg van de 30ste mei. Ze verlegden de doelen van de staking naar een politieke strijd, of althans, zo eisten ze nadien: de zittende regering moest worden vervangen door een arbeidersregering – een eis die overigens al snel van tafel verdween. Hoe dan ook, het is onwaarschijnlijk dat de meeste demonstranten met vergelijkbare ideeën op pad waren gegaan.

Antillianisering

Curaçaoënaars ervaren tot op vandaag de trinta de mei als een waterscheiding, een ijkpunt in de naoorlogse geschiedenis van het eiland. Voor velen is deze datum nog belangrijker dan de staatkundige autonomie die het eiland in 1954 kreeg of de ontmanteling van de Nederlandse Antillen en de herstart als autonoom land Curaçao in 2010.

Zeker is dat de revolte tot ingrijpende wijzigingen leidde. De oude elite verloor terrein. De partij Frente Obrero i Liberashon 30 di Mei, die door Godett, Nita en Brown was opgericht, maakte al in 1969 deel uit van de nieuwe Antilliaanse regering. Die zette doelbewust een beleid van ‘antillianisering’ in: ‘landskinderen’ moesten voortaan de belangrijkste posities in bestuur en bedrijfsleven bekleden. In de praktijk kwam hiermee niet alleen de positie van Nederlanders, maar ook die van lichtgekleurde Antillianen op de tocht te staan.

Tekst loopt door onder de afbeelding

Tijdens de opheffing van de Nederlandse Antillen als staatkundige eenheid wordt de vlag van Curaçao gehesen, 10 oktober 2010.

Nederland werkte mee aan de antillianisering. Zo benoemde het in 1970 Ben Leito als eerste zwarte gouverneur van de Antillen. Het nieuwe beleid was logisch, maar veroorzaakte ook problemen. Volgens sommigen is de vermeende slechte kwaliteit van het bestuur een direct gevolg van de antillianisering, al bestrijden anderen dit.

Een verder neveneffect van de 30ste mei was dat daardoor ook de koloniale constructie van zes eilanden uiteenviel. Op Aruba, waar een overwegend lichtgekleurde elite de dienst uitmaakte, versterkte de revolte en de hierop volgende Afro-Curaçaose emancipatiegolf slechts het verlangen naar separashon – van de Antillen welteverstaan, niet van Nederland. Het resultaat is bekend: in 1986 verkreeg het eiland de felbegeerde status aparte. Tot grote Haagse frustratie bleek het verdere uiteenvallen van de Antillen slechts een kwestie van tijd; dat kreeg in 2010 zijn beslag.

Onmogelijke situatie

Maar van groter belang was de paradoxale uitkomst dat de revolte op Curaçao in hoge mate bijdroeg aan de onafhankelijkheid van Suriname, in 1975. Het militaire ingrijpen had niet alleen de voorpagina’s van de Nederlandse pers gehaald, maar zelfs van The New York Times. Foto’s van patrouillerende mariniers in de smeulende puinhopen van Willemstad deden inderdaad uitermate koloniaal aan. Voor alle duidelijkheid: de verhouding tot Nederland speelde geen wezenlijke rol in de aanloop naar 30 mei. Nederland en Curaçao lagen in figuurlijke zin nog ver van elkaar, de exodus naar Nederland was nog niet op gang gekomen en Den Haag respecteerde de Antilliaanse autonomie. De Caraïbische rijksdelen trokken in Nederland nauwelijks politieke of publieke belangstelling. Dat veranderde drastisch.

Onmogelijke positie – Foto’s van patrouillerende mariniers doen koloniaal aan

De Nederlandse politiek en media gingen plotseling ijveren voor beëindiging van de Koninkrijksrelaties. Nederland bevond zich immers in een onmogelijke situatie: het kon de autonomie van de Antillen en Suriname respecteren en zich afzijdig houden van het lokale bestuur, maar als dat tot een revolte zoals op 30 mei leidde, dan moest het wel de orde herstellen. En dat terwijl Nederland nauwelijks economische of politieke belangen had in de Caraïben. Zo werd rond 1970 een spoedige onafhankelijkheid van de Antillen en Suriname doel van de Haagse politiek. De Nederlandse publieke opinie dacht er niet anders over.

Het lukte in Suriname, met een gemankeerde ‘modeldekolonisatie’. De Antillen weigerden hetzelfde traject te volgen. In 1990 aanvaardde Nederlandse regering dit. Resultaat van dit paradoxale dekolonisatieproces is dat Den Haag steeds sterker betrokken is geraakt bij de eilanden. Andersom is Nederland zelf steeds dichter bij de eilanders komen te liggen. In 1969 bedroeg het aantal Curaçaoënaars in Nederland 10.000. Nu ligt dat in de orde van 130.000, tegen 160.000 op het eiland zelf. Ook daarom is de 30ste mei ‘vaderlandse geschiedenis’.

Curaçaose schrijvers over de revolte – ‘Wij staken onszelf in brand!’

Kort na 30 mei 1969 schreef Colá Debrot – medicus, schrijver en op dat moment gouverneur van de Nederlandse Antillen ­– dit kwatrijn: ‘Droevig eiland droevig volk/ droevig eiland in de kolk/ van de maalstroom van de maalstroom/ droevig eiland zonder tolk.’

In het werk van Frank Martinus Arion speelt zwarte bewustwording een grote rol, onder meer in zijn vier jaar na de revolte verschenen beroemde roman Dubbelspel. In zijn soms sterk autobiografisch aandoende roman De laatste vrijheid (1975) laat hij zijn hoofdpersoon vaststellen: ‘De neger werd mooi door die brand.’

Boeli van Leeuwen ten slotte schrijft in Geniale anarchie (1990) over ‘een drama van lage instincten en ongebreidelde hartstochten’. En: ‘schuldgevoel, onbewust beleefd en daarom des te intenser, vond zijn uitweg in een gigantische ontploffing op 30 mei 1969. Wij staken onszelf toen, gelijk boeddhistische monniken, in brand! Wij sloegen onze eigen stad kapot. We hebben het hart van ons eiland moedwillig verbrijzeld.’

Heroïsche versie van de opstand – Zwarte empowerment

Curaçao is het enige Antilliaanse eiland waar de 30ste mei is gecanoniseerd als een belangrijk element van natievorming, zoals als de slavenopstand van 1795 onder leiding van Tula. Zo zijn de reeds lang overleden Papa Godett en Amador Nita vereeuwigd in standbeelden en straatnamen. Dat geldt niet voor Stanley Brown, die overigens nog leeft. Hij bevestigde zijn reputatie als dwarsdenker door in 1993 een politieke partij op te richten met als doel van Curaçao een Nederlandse provincie te maken. Dat is hem in nationalistische kringen niet in dank afgenomen.

De heroïsche versie van zwarte empowerment leeft niet alleen op Curaçao, maar ook in de Curaçaose gemeenschap in Nederland. Op de tentoonstelling die het Nationaal Instituut Nederlands Slavernij Verleden en zijn Erfenis (NiNsee) in 2004 maakte over ‘Neêrlands laatste koloniale oorlog’ werd de Nederlandse ‘invasie’ gekarakteriseerd als ‘gewelddadig’ en ‘bloedig’: ‘Nederland stuurde honderden zwaarbewapende commando’s om deze emancipatiestrijd van de Curaçaose trotse pro-democratie-activisten te onderdrukken; hetgeen gelukkig mislukte.’ Godett en Nita zijn hier ‘gezonde rolmodellen’.

Na de 30ste mei probeerde Nederland zich terug te trekken uit de Caraïben, wat niet lukte voor de Antillen. Daarom leeft er nog steeds enige angst bij Nederlandse bestuurders voor een herhaling van de revolte, met alle gevolgen van dien. Op die angst is de afgelopen halve eeuw regelmatig behendig ingespeeld door Antilliaanse politici die de Haagse besluitvorming – over financiële steun, over wel of juist niet ingrijpen in de lokale politiek – wilden beïnvloedden.

Tijdlijn – Nederlandse Antillen verliezen hun eenheid

1954

Suriname en de Nederlandse Antillen worden autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden.

1975

Suriname wordt onafhankelijk.

1986

Aruba gaat verder als afzonderlijk land, buiten de Nederlandse Antillen, binnen het Koninkrijk.

1990

Het derde kabinet-Lubbers aanvaardt dat de Nederlandse Antillen en Aruba binnen het Koninkrijk blijven. Het zet een beleid in van meer bemoeienis met de kwaliteit van het bestuur op de eilanden.

2010

Ook Curaçao en Sint-Maarten worden afzonderlijke landen. Bonaire, Saba en Sint-Eustatius krijgen de status ‘bijzondere gemeenten’ van Nederland. De Antillen vormen geen staatkundige eenheid meer.

Meer weten

De Meidagen van Curaçao (1970) Uitgave van het maandblad Ruku van het onderzoek naar de achtergronden van de revolte.

Curaçao, 30 mei 1969. Verhalen over de revolte (1999) door Gert Oostindie (red.).

Dromen en littekens. Dertig jaar na de Curaçaose revolte, 30 mei 1969 (1999) door Gert Oostindie (red.).

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 7/8-2020