Er stond een uitje op mijn programma om weer eens aan de lockdown te ontsnappen: een bezoek aan de Tweede Kamer. Niet voor een rondleiding, maar voor een zogeheten technische briefing over het rapport van de Commissie Interlandelijke Adoptie. Het was alleen niet echt een uitje, maar een spannende, voor veel betrokken partijen emotionele zitting. Als historicus kreeg ik te maken met het feit dat onderzoek over misstanden in het verleden de pijn in het heden soms kan vergroten.
Wat was er aan de hand? Ik heb zelf de afgelopen twee jaar als een van de drie leden in deze commissie zitting genomen, en onlangs is het rapport aangeboden aan de minister van Rechtsbescherming, Sander Dekker. Mijn taak in de commissie was het om een team van historici bij elkaar te brengen en onderzoek in gang te zetten naar ‘het systeem van interlandelijke adoptie in het verleden’, alsmede naar de vraag ‘in hoeverre er sprake was van misstanden en of de Nederlandse overheid daar al dan niet weet van had’. U kunt het rapport inmiddels op de website van de commissie vinden.
De resultaten waren voor ons als onderzoeksteam behoorlijk schokkend. De ministerraad was er meteen door overtuigd en nam onze aanbevelingen unaniem over, met als resultaat dat interlandelijke adoptie vanwege de aangetroffen systemische misstanden voorlopig is opgeschort.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Ik moet bekennen dat het lidmaatschap van deze commissie mij niet in mijn koude kleren is gaan zitten. Het onderzoek naar de geschiedenis van internationale betrekkingen is iets waar ons onderzoeksteam en ikzelf wel vertrouwd mee zijn (het is immers mijn leeropdracht). Net zoals onderzoek naar ‘misstanden in het verleden’. Ook dat kennen we als historici allemaal: hoe doe je nu onderzoek naar misstanden zonder met de kennis van nu te simpel over vroeger te oordelen, maar wel recht te doen aan de misstanden die toen ook reeds bekend waren en ook toen reeds bestaande juridische of morele regels overschreden? Maar wat dit keer voor mij persoonlijk wel anders was, was dat het hier om kinderen ging. Om baby’s die werden verhandeld in babyfarms. Maar ook over ouders die vol overtuiging een kind wilden redden van armoede, of een hart vol liefde hadden voor kinderen die ze uit een kindertehuis wilden halen en hier een goede toekomst wilden geven. Hoe schrijnend waren de misstanden die we aantroffen. En hoe verdrietig is het voor veel ouders dat er voorlopig een moratorium op adoptie is afgekondigd.
Op deze momenten is het verleden natuurlijk geen verleden, maar een open wond in het hier en nu. Het was een opluchting, maar ook een moment van ontlading en frustratie voor geadopteerden die eindelijk genoegdoening vinden in het rapport. Voor kinderrechtenorganisaties die al jaren hameren op meer aandacht voor de problemen en onzekerheid die bestaan rond herkomst en omstandigheden van adoptie. Maar het was ook een akelige verrassing voor wensouders en bemiddelaars die nog midden in een proces van adoptie zitten. Als historici staan we volledig achter ons onderzoek. Maar het echte werk begint nu: hoe vertaal je die bevindingen, en al die rauwe emoties, in nieuw en beter beleid? Onze historische bevindingen bieden daarbij wel houvast, maar niet altijd troost.