Home Dossiers Middeleeuwen Middeleeuwse kunst moest mooi én stevig zijn

Middeleeuwse kunst moest mooi én stevig zijn

  • Gepubliceerd op: 22 mei 2025
  • Laatste update 27 mei 2025
  • Auteur:
    Teun Willemse
  • 2 minuten leestijd
Glas-in-loodraam in de kathedraal van Chartres
Banner Middeleeuwen
Dossier Middeleeuwen Bekijk dossier

Middeleeuwse kunst moest lang meegaan. Kunsthistoricus Jan van Daal ontdekte dat kunstenaars en opdrachtgevers contracten sloten over de duurzaamheid van kunstwerken. 

‘Kerken of gilden die in de Middeleeuwen een groot kunstwerk zoals een groot glas-in-loodwerk wilden laten maken, dachten na over hoelang dat mee moest gaan,’ vertelt Van Daal, schrijver van het proefschrift On Durable Splendour in Medieval Art, c. 1100-1450. De bestendigheid van een kunstwerk had dan ook grote gevolgen voor de reputatie van een kunstenaar. ‘Middeleeuwers spraken met elkaar over de prachtige lijm die bij een altaarstuk werd gebruikt. Of over stiksel dat goed in elkaar zat.’ 

Kunstenaars en opdrachtgevers maakten afspraken over de duurzaamheid van het bestelde werk, die ze vastlegden in contracten. Opdrachtgevers droegen zorg voor de juiste kwaliteit van dure materialen als goud en edelstenen, terwijl de kunstenaars verantwoordelijk waren voor de stevigheid. ‘Aan lijm en schroefjes waren strikte kwaliteitsstandaarden verbonden.’ 

Van Daal onderzocht 166 contracten en vele kunstenaarsrecepten. Soms spraken de betrokkenen af dat een kunstwerk minimaal één jaar goed moest blijven, soms wel tien. ‘De Onze-Lieve-Vrouwekerk in Koblenz liet vastleggen dat een kunstenaar en zijn erfgenamen veertig jaar lang verantwoordelijk bleven voor een glas-in-loodraam. Het was een soort restauratie-overeenkomst.’ 

Toch gingen opdrachtgevers ervan uit dat kunstwerken op den duur kapotgingen. ‘In een tochtige kerk kon het verval snel intreden.’ De twaalfde-eeuwse abt Suger van Saint-Denis beschreef hoe een vergulde sculptuur afbladderde, doordat bezoekers het voortdurend aanraakten. ‘Dat beeld liet hij opnieuw vergulden, want in de Middeleeuwen hielden ze van oppoetsen. In recepten beschreef men hoe je kunst er weer “als nieuw” uit kon laten zien.’ 

Begin van de gotiek

Abt Suger van Saint-Denis schreef veel over kunst. Hij zag het als spirituele hulp om dichter bij God te komen. De raadgever van koning Lodewijk VI en VII stond aan de wieg van de gotiek. In 1122 begon hij aan een grote verbouwing van zijn kathedraal: hij wilde het koor uitbreiden en daarbij de ‘eendracht’ en ‘harmonie’ van het bouwwerk vergroten. Door een oude Romaanse muurschildering te vervangen door een enorm glasraam, zorgde hij voor meer licht in de donkere kathedraal. Sugers verbouwing van de abdij zou tot 1144 duren, waarna zijn spitse bogen en hoge ramen veelvuldig werden gekopieerd. 

Het Lam Gods, altaarstuk door Jan Van Eyck
Het Lam Gods, altaarstuk door Jan Van Eyck

Hedendaagse restaurateurs zijn terughoudender. Zij willen met hun ingrepen het verval vertragen, maar niet volledig herstellen. Doen de moderne restauratiemethoden wel recht aan de intenties waarmee middeleeuwse kunst ooit is gemaakt? Van Daal: ‘Misschien is het in sommige gevallen beter om voor een reconstructie van hoge kwaliteit te kiezen, zodat je kunt laten zien hoe iets er echt uit moet hebben gezien.’

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 6 - 2025