Home Dossiers Middeleeuwen Middeleeuwers waagden ook graag een gokje

Middeleeuwers waagden ook graag een gokje

  • Gepubliceerd op: 20 september 2017
  • Laatste update 07 dec 2023
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 9 minuten leestijd
Loterij in Genua.
Banner Middeleeuwen
Dossier Middeleeuwen Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Grijp uw kans! Koop een lot en win een zilveren lepel! Of een prachtige schaal! Of een lucratieve baan! Middeleeuwers hielden van spelshows. Arm en rijk deden volop mee aan grote loterijen. 

In juni 1446 had de Utrechtse raad een positie vacant. Er was een nieuwe ‘wijnroeder’ nodig: iemand die bepaalde hoeveel drank de stad in werd gebracht en hoeveel accijns daarover moest worden betaald. Wie interesse had in de functie, moest 2 pond inleggen en wachten tot 8 juli. Op die dag hield het bestuur een loterij onder alle gegadigden, want het lot zou bepalen wie de baan kreeg.

Meer lezen over de Middeleeuwen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Loten om politieke en ambtelijke functies was een antiek fenomeen. De oude Atheners vulden zo onder meer hun stedelijke raad, in de hoop dat de goden zouden helpen de juiste man op de juiste plek te krijgen. En Romeinen verdeelden lucratieve baantjes door loting onder vooraanstaande politici.

Dat principe herleefde in de late Middeleeuwen in steden in de Nederlanden, zoals Brugge, dat vanaf de veertiende eeuw ambten verlootte. Waarschijnlijk bedacht de stad in de vijftiende eeuw dat ze gegadigden kon laten betalen om mee te doen. Dat leverde gratis geld op voor de schatkist.

Zo ging het ook in Utrecht in de zomer van 1446. Hoeveel burgers meededen is onbekend. Maar de gelukkige nieuwe wijnroeder heette Jan van Weelde.

Wie wordt de nieuwe paus?

In Genua vond sinds 1528 elk halfjaar een politieke loterij plaats, rond leden van de Grote Raad, een belangrijk politiek orgaan. De raad werd bevolkt door negentig edellieden en elke zes maanden moesten vijf van hen vertrekken. Het lot bepaalde wie.

Genuezen maakten deze loterij extra spannend door over de uitslag weddenschappen af te sluiten. Wie goed gokte, won een deel van de pot. Soms was er een extra prijs voor wie de volgorde juist had. Maar de grote winst ging, zoals meestal bij gokspellen, naar de organisatoren. Die verdienden zoveel dat het stadsbestuur in 1620 de lotto en de bijbehorende inkomsten naar zich toe trok.

Ook tegenwoordig is een pausverkeuzing aanleiding om te gokken

De lotto di Genova was een mooie bron van inkomsten en vermaak. Vandaar dat het bestuur jaarlijks tien rondes organiseerde, ook al was er maar tweemaal per jaar een wisseling in de Grote Raad. De overige keren werd een neploterij georganiseerd. Genuezen konden dan niet gokken op namen van hoge edelmannen, maar op die van negentig vrouwen.

De lotto werd ook ver buiten Genua een succes. Tijdens een conclaaf in 1555 kon op de Antwerpse wisselbeurs volgens het lottoprincipe worden gegokt op de naam van de nieuwe paus. En die traditie is in Italië hardnekkig gebleken: ook tegenwoordig is een pausverkiezing nog aanleiding om te gokken.

Verkopers van loterijkaartjes proberen op straat zoveel mogelijk aandacht te trekken.

Vul de schatkist

Het centrale bestuur van de Nederlanden in Brussel moest in 1565 nog soldij betalen voor een oorlog die zes jaar eerder was afgesloten. Er was 3 miljoen gulden nodig en dat geld zou bijeen worden gebracht met een loterij, zo besloten de bestuurders. Het eerste half miljoen kon makkelijk worden verdiend: een deel van de schuld bij de soldaten werd omgezet in loten – of de mannen het daar nu mee eens waren of niet. Ondanks de vliegende start is deze loterij waarschijnlijk nooit van de grond gekomen. In 1566 trok de Beeldenstorm over de Nederlanden, gevolgd door de Opstand. In die chaos lijkt de schuldenloterij van de baan te zijn geraakt.

Deze inzamelingspoging uit Brussel paste binnen een traditie die in de late Middeleeuwen was ontstaan, waarbij overheden geld inden via loterijen. Ze organiseerden gokfestijnen die puur draaiden om geld voor de schatkist.

Lokale en gewestelijke besturen konden daarnaast ook profiteren van loterijen zonder ze zelf te organiseren: door geld te vragen voor een ‘octrooi’ – een vergunning. Zo verdiende landsheer Karel V in de zestiende eeuw bij. Waarschijnlijk hebben veel ondernemers die kosten ontdoken door ondergronds te gaan. Maar zoals veel illegale ondernemingen zijn die in de officiële archieven nauwelijks terug te vinden.

Krijg een aflaat

Op 29 december 1539 zette bliksem de Haagse Sint-Jacobskerk in brand. Toren en schip raakten zwaar beschadigd en er was een kapitaal nodig voor de restauratie. Gelukkig kon het kerkbestuur dat geld binnenhalen met een loterij. Het gebouw werd in de oude staat herbouwd.

Het was zeker niet de enige keer dat geestelijken een trekking organiseerden, hoewel de katholieke kerk officieel armoede propageerde en moralisten bezwaar maakten tegen de hebzucht die loterijen met zich meebrachten. Zo kreeg de Amsterdamse Sint-Nicolaaskerk (tegenwoordig Oude Kerk genoemd) een reeks ramen op het koor, gefinancierd door een loterij in 1558. En na een brand in 1552 werden loten verkocht om de Sint-Jan in Gouda te herbouwen.

Katholieken hoopten met hun lot een aflaat te winnen

Net als wereldlijke organisatoren stelden kerken kostbare prijzen in het vooruitzicht. Daarnaast beloofde bijvoorbeeld het kerkbestuur in Bergen op Zoom in 1518 ook aflaten als prijzen. Het was een jaar nadat Luther met zijn 95 stellingen had geprotesteerd tegen de verkoop van deze papieren die versnelde doorgang naar de hemel garandeerden. Maar dat was voor deze katholieken blijkbaar geen belemmering om ze inzet te maken van een gokje.

Vermakelijke gedichten

‘Alle het gelt van mijnen spaerpot,/ Avontuer ick om een groot lot.’ Dat dichtte de Amsterdamse Nelletgen Lowijsdr toen ze zich aanmeldde voor een Leidse loterij in 1596. De winst van deze loterij zou worden gebruikt om het Sint-Ceciliaklooster te verbouwen tot een huis voor zieken en dollen.

Een rijmpje zoals dat van Nelletgen hoorde bij de aankoop van een lot. Verkopers hadden een speciaal schrift klaarliggen om naam, beroep en adres van de koper te noteren. Wie wilde schreef er een gedichtje of prose bij, dat ter vermaak werd voorgelezen bij de trekking. Soms had zo’n tekstje een morele lading, zoals deze woorden die een deelnemer aan een Haagse Loterij in 1605 achterliet: ‘Ick sette alle mijn sinnen/ Om Godt te beminnen/ En sou geeren een cleyn prijsken gewinnen.’ Of dat van Doe Reyersdochter uit Warmond, die in 1596 een lot kocht voor de Leidse loterij en noteerde: Om dat het een weeskint is,/ krijcht sij geen Lot,/ tis mis.

Vaak schreef men een tekstje op het lot met een morele lading

Anderen dachten vooral aan zichzelf. De Rotterdammer Tones Labry, bijvoorbeeld, verzon: ‘Hoe sullen die van Leyen grayen/ alse het groete lot/ de poert uet syen drayen!’ Of in modern Nederlands: Wat zullen de Leidenaren schreeuwen/ als ze de grote prijs/ de poort uit zien gaan!

Tijdens de trekking werd voor elk verkocht lot een kaartje met naam en het bijbehorende prose in een mand gedaan. In een tweede mand zaten evenveel kaarten, blanco of met een prijs erop. Alle kaartjes uit de eerste mand werden getrokken samen met een kaartje uit de tweede. Als iemands naam tegelijk werd gepakt met een prijskaart, dan had degene mazzel.
Nelletgen Lowijsdr leek aanvankelijk pech te hebben. Haar kaartje werd samen met een blanco exemplaar getrokken. Maar omdat haar lot als allereerste tevoorschijn kwam, kreeg ze toch een zilveren lepel.

Aantrekkelijke prijzen

Een succesvolle loterij vereiste goede marketing. Daarom was bijvoorbeeld de opening van de inschrijving van de Leidse loterij van 1596 een evenement op zich. De organisatie trok in een optocht door de stad, begeleid door trommelaars en ondersteund door klokgelui. Vervolgens was er een drankfestijn bij het stadhuis, waar de prijzen waren uitgestald.

Ook buiten Leiden deden omroepers hun best kopers te werven. En er was een loterijkaart, met daarop aanlokkelijk getekende prijzen. Voor de winnaars lag 500 keer een zilveren lepel klaar; daarnaast vielen er grote en kleine bokalen, schalen, bekers, kettingen en riemen te winnen: 731 in totaal.

Aantrekkelijke prijzen waren van wezenlijk belang voor succes. Dat was ook al gebleken in 1444, tijdens een vroege loterij in Utrecht waarbij de organisatie aanvankelijk te laag leek te hebben ingezet. De stad loofde in eerste instantie alleen een lijfrente uit van 100 pond per jaar. Blijkbaar trok dat onvoldoende belangstelling, want in een latere aankondiging werd bekendgemaakt dat de winnaar ook kon kiezen voor 1000 pond in één keer. Bovendien werden er zilveren kruizen toegevoegd aan de prijslijst. En in een derde oproep was ook nog sprake van te winnen juwelen. Blijkbaar was daarmee de goklust van de Utrechters voldoende aangewakkerd, want in september 1444 vond de trekking plaats.

Afb. 2: Nadat de Engelsen in 1666 een dorp op Terschelling in brand hebben gestoken, organiseert het bestuur een loterij. De opbrengst is voor de gedupeerden.

‘Ledighgangers’ niet welkom

Dag en nacht ging de trekking van de Leidse loterij van 1596 door: 52 etmalen lang, ook op zondagen. Pas daarna waren alle manden met loten leeg. Dat waren 52 dagen met vermaak rond het podium – over jolige prosen bijvoorbeeld – en met kans op opstootjes door teleurgestelde lotenkopers.

Steile calvinisten was het vertier een doorn in het oog, na het gefeest rond de verkoop van de loten en de hebzucht-aanwakkerende presentatie van de prijzen. Met hun kritiek sloten strenge protestanten eind zestiende eeuw aan bij een lange rij van klagers, maar dit keer hadden ze een kans hun morele bezwaren om te zetten in daden. Want calvinisten kregen in deze jaren stevige invloed op het Hollandse en Zeeuwse beleid. Eind zestiende eeuw verboden beide gewesten nog eens nadrukkelijk loterijen zonder vergunningen, georganiseerd door ‘ledighgangers en deughnieten’, en in de volgende jaren probeerden ze alle loterijen tegen te houden.

Loterijen werden verboden onder calvinistische invloed

Dat lukte niet altijd, want in de zeventiende eeuw gaapte er een kloof tussen strenge theorie en lossere praktijk. Zo negeerde het stadsbestuur van Arnemuiden in 1606 het Zeeuwse verbod en organiseerde een loterij, die het gewest gedoogde.

Maar ondanks deze stedelijke rebellie was er een kentering zichtbaar. In 1618-1619 werden de strikte calvinistische regels vastgelegd door de Synode van Dordt. En daarmee was het gedaan met de bloeiperiode van de loterijen in de Nederlanden. Voor een paar decennia.

Meer weten

  • Daer compt de Lotery met trommels en trompetten! Loterijen in de Nederlanden tot 1726(1991) door Anneke Huisman en Johan Koppenol.
  • Geschiedenis der loterijen in de Nederlanden. Eene bijdrage tot de kennis van de zeden en gewoonten der Nederlanden in de XVe, XVIe en XVIIe eeuwen(1862) door Gerrit Adriaan Fokker.
  • Algemene geschiedenis van Nederland 3. Metropolen aan de Noordzee. Geschiedenis van Nederland, 1100-1555(2010) door Wim Blockmans.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10 - 2017