Jarenlang zat markies de Sade in de gevangenis, omdat het hem opwond anderen pijn te doen. Maar ook vanwege zijn geschriften, waarin hij de verlichtingsidealen op hun kop zette. Stel nu eens, zo betoogde hij, dat de mens van nature verdorven is?
‘Ik ben een libertijn, maar ik ben geen misdadiger, noch een moordenaar,’ schreef markies de Sade op 20 februari 1781 aan zijn lieftallige echtgenote Renée-Pélagie de Montreuil, met wie hij toen achttien jaar was getrouwd. Sade verbleef al vier jaar in de gevangenis van Vincennes, waar hij op grond van een lettre de cachet was opgesloten. Hij zat daar ‘op last van de koning’. Aan de vooravond van de Franse Revolutie was zo’n koninklijk bevel het beproefde middel om rijkeluiszoontjes die door hun levenswandel een schande voor hun families waren – hoerenbezoek, gokverslaving, alcoholisme en wat dies meer zij – in het gareel te krijgen. De schande van een openbare rechtszitting bleef de familie bespaard en de onverlaat werd discreet onttrokken aan het oog van de goegemeente.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Sade had het er alleszins naar gemaakt, al was hij zich van geen kwaad bewust. In de brief karakteriseert hij zichzelf als een ‘losbol’, die weleens meisjes op zijn kasteel Lacoste in de Provence had uitgenodigd (hij kwam tot een stuk of tien), maar die waren al zo ‘totaal losbandig’ dat hun verdorvenheid hem niet viel aan te rekenen. Daarbij, wanneer hield een dienstmeid op een dienstmeid te zijn en werd zij een prostituee? Als verknocht liefhebber van het theater had hij weleens huishoudelijk personeel ingezet voor ‘toneelstukjes’, waarin hijzelf de hoofdrol speelde.

Hij schoot bij voorbaat in de verdediging tegen vermeende vijanden die hem de rest van zijn leven zouden willen opsluiten. Tijdens de huiszoeking op zijn kasteel was tussen zijn paperassen wellicht een recept voor abortus aangetroffen, een halsmisdrijf, maar dat had hij alleen uit literair-curieuze overwegingen bewaard, beslist niet ‘met de bedoeling het ooit te gebruiken’, zo liet hij Renée weten. Hij kwam nu eenmaal weleens een dame van lichte zeden tegen, die haar liaisons zo nu en dan met een zwangerschap moest bekopen. Als goedgemutste edelman vertrouwden die vrouwen hem hun diepste geheimen toe, waaronder hun methodes voor het afdrijven van een ongewenste vrucht.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Renée zou de brief niet als een bekentenis hebben opgevat. Ze wist van de scandaleuze levenswandel van haar man. Sterker nog, bij sommige orgastische uitspattingen op Lacoste is zij hoogstwaarschijnlijk aanwezig geweest. De timide, vrij burgerlijke dochter van een rechtbankpresident was tijdens haar huwelijk uitgegroeid tot een bondgenoot van haar losbandige eega.
Weelde en overdaad
Hoe was het ooit zover gekomen? Donatien Alphonse François markies de Sade werd op 2 juni 1740 geboren in Parijs, in het Palais Condé om precies te zijn. Van moederszijde was hij gelieerd aan de dynastieke Bourbons, van vaderszijde aan de landadel van de Languedoc. Parijs en het zuiden van Frankrijk vormden afwisselend het decor van zijn bloemrijke leven. Sade realiseerde zich terdege dat hij met een zilveren lepel in de mond was geboren. Hij kwam ‘te midden van weelde en overdaad’ ter wereld, zo schrijft hij in een autobiografische reflectie. Die glorieuze start bevestigde het geloof dat ‘natuur en voorspoed de handen ineen hadden geslagen om mij met hun zegeningen te overladen’. Dat maakte hem ‘hooghartig, heerszuchtig en zelfgenoegzaam’.
Onderwijs kreeg hij van de jezuïeten aan het prestigieuze Lycée Louis-le-Grand in Parijs, waar alleen de fine fleur van Frankrijk werd toegelaten. Daar leerde hij zijn liefde voor het theater kennen. De paters voerden – naast het dorre lesprogramma met Latijn, Grieks en godsdienstonderwijs – ook toneelstukken op, bij wijze van stichtelijk vermaak. De godsvruchtige mannen vormden een schril contrast met het thuisfront. ‘Vergeef me mijn tekortkomingen, ik ben besmet met de geest die in mijn familie heerst,’ schreef hij aan zijn tante, een kloosterlinge. Zijn oom, abt de Sade, die hem zijn leven lang met raad en daad bijstond, begreep zijn neef maar al te goed. Niet het minst omdat hijzelf ook weleens een scheve schaats reed. ‘Hij mag dan een geestelijke zijn, maar hij heeft altijd een paar hoeren om zich heen,’ liet Sade minzaam aan diezelfde tante weten.
‘Ik ben besmet met de geest die in mijn familie heerst’
Tijdens de Zevenjarige Oorlog onderscheidde Sade zich door zijn moed op het slagveld, zoals het een edelman betaamt. Zijn verlof besteedde hij vooral aan bordeelbezoek, waarbij er geruchten de ronde deden over zijn gewelddadige omgang met de ingehuurde meisjes. Zijn vader wilde hem zo snel mogelijk uithuwelijken, in de hoop dat hij door de echtelijke staat zijn wilde haren zou verliezen. De Montreuils waren een goede partij vanwege hun rijkdom, waaraan het de Sades begon te ontbreken. Dat zijn zoon een venerische ziekte onder de leden had, vormde geen belemmering voor de trouwerij. Die vond op 17 mei 1763 plaats en was een typisch geval van een verstandshuwelijk. Adel trouwde met geld.

Tuchtroedes
Zes maanden later vond er een incident plaats dat Sade de rest van zijn leven zou achtervolgen. Op het politiebureau van commissaris Louis Marais meldde zich een jonge vrouw van twintig jaar, Jeanne Testard geheten, die beweerde door een man te zijn ontvangen in zijn petit maison. Het bedompte onderkomen was overladen met religiosa, zoals crucifixen, kelken en Mariabeelden, maar die vormden een schril contrast met de pornografische naaktgravures aan de wanden. In een aparte kamer hingen tuchtroedes. De man vroeg Testard of zij godsdienstig was. Nadat zij dat had beaamd, bedolf hij haar onder de vloeken. Hij beweerde dat God niet bestond en daagde haar uit het tegendeel te bewijzen. ‘Als jij God bent, wreek je dan.’ De hemel spleet niet. Testard had kennisgemaakt met markies de Sade.
‘Lelijke’ en ‘oersaaie’ vrouwen
In 1769 ondernam Sade een reis door de Republiek der Verenigde Nederlanden, die een maand zou duren. Wellicht zocht hij hier vanwege het tolerante uitgeefklimaat een clandestiene drukker voor een van zijn erotische geschriften. Sade verbaasde zich in zijn correspondentie over de Hollandse properheid, maar hij was niet te spreken over de kwaliteit van het theater hier te lande. Verder vond hij de vrouwen hier doorgaans ‘nogal lelijk’ en ‘oersaai’, en de mannen ‘flegmatiek, koud, en in wezen tamelijk afkerig van alles wat geen geld opbrengt’. De Hollandse minnaar schrikt zijn geliefde niet af met zwaarwichtige liefdesuitingen, ‘want weet zij veel dat het ook anders kan’.
Het incident werd nog in den minne geschikt. Twee maanden later, in januari 1764, liet zijn schoonmoeder abt de Sade weten: ‘Het is aan uw neef het verleden uit te wissen door een onbesproken gedrag in de toekomst. Sinds wij hem terug hebben, zijn we tevreden over hem.’ Maar madame de Montreuil zou haar recalcitrante schoonzoon nooit meer uit het oog verliezen. En politiecommissaris Marais was vastbesloten de onverlaat achter slot en grendel te krijgen.
Het volgende incident voltrok zich vijf jaar later. Op paaszondag 1768 sprak Sade op de Place des Victoires in hartje Parijs Rose Keller aan, een weduwe uit Straatsburg, en vroeg haar hem te vergezellen naar zijn woning in Arcueil, waar de gefortuneerden hun buitens hadden en dat met de koets twee uur rijden was van Parijs. Keller getuigde later dat Sade een kamermeisje zocht, volgens Sade liet hij er geen misverstand over bestaan een partie de libertinage op het oog te hebben. De vrouw werd in de woning met een roede afgetuigd. Sade dreigde haar te doden als ze weigerde zich voor hem uit te kleden. Keller smeekte op deze dag van de opstanding van Christus eerst te biecht te mogen gaan. Sade antwoordde haar smalend dat híj haar wel de biecht zou afnemen. Toen hij zich terugtrok om zich te verfrissen, slaagde de onfortuinlijke weduwe erin uit de woning te ontsnappen.
‘Prostituees die klagen over billenkoek, moeten een ander vak kiezen’
Ondanks de financiële schikking die met het slachtoffer werd overeengekomen, ontsprong Sade de dans dit keer niet. Op 8 april, vijf dagen na Pasen, werd hij gearresteerd en overgebracht naar het kasteel van Saumur aan de Loire. Het was zijn eerste lettre de cachet. In een brief aan zijn oom had Sade het over een ‘onfortuinlijke zaak’, alsof het een onschuldig akkefietje betrof. Zijn roman Aline et Valcour uit 1793 geeft meer inzicht in zijn omgang met de meisjes van plezier. Prostituees die zich beklagen over de billenkoek die zij van hun clientèle ontvangen moeten een ander vak kiezen, heet het daar. Sade werd acht maanden opgesloten.

Goddeloos universum
Het voorval dat hem ten slotte twaalf jaar in de gevangenis deed belanden, gebeurde in Marseille. In de ochtend van 27 juni 1772 had hij via een bordeelhoudster vier meisjes ingehuurd, variërend in de leeftijd van 18 tot 23 jaar. Sade ranselde ze af met een heibezem, terwijl hij door zijn bediende Latour van achteren genomen werd, zo getuigde later een van de meisjes onder ede. Hij diende twee prostituees een laxeermiddel in de vorm van anijsbonbons toe, waarvan zij doodziek werden. Een van hen begon bloed te spuwen en gal op te geven. Had hij de meisjes moedwillig vergiftigd?
Sade wist dat hij het dit keer te bont had gemaakt en vluchtte naar Italië. De autoriteiten van Marseille veroordeelden hem bij verstek tot de doodstraf: op de markt werd symbolisch een pop onthoofd. Na vijf jaar dacht Sade dat de kust veilig was en hij begaf zich naar Parijs, om zijn moeder die op sterven lag een laatste bezoek te brengen. Daar werd hij door politiecommissaris Marais en zijn dienders gearresteerd. De familie wist uitvoering van het Marseillaanse vonnis te voorkomen, door hem onder toezicht van de koning te laten stellen. Het was vooral zijn schoonmoeder die de goede naam van de familie hoe dan ook wenste te beschermen, wat haar in zijn ogen tot zijn aartsvijand maakte. Sade achtte zich het slachtoffer van een hypocriete en verrotte maatschappij. ‘Het is niet mijn denkwijze die me in het ongeluk heeft gestort, maar die van anderen.’ Hij liet zich niet kisten. ‘Ik heb door de ketenen niet het hart van een slaaf gekregen,’ schreef hij aan Renée.

Liefhebbers van SM
Sadisme en masochisme, het moedwillig aanwenden of ondergaan van fysieke en mentale pijn, werd voor het eerst beschreven door Richard von Krafft-Ebing in zijn Psychopathia Sexualis (1886). Sadisme baseerde hij op het werk van markies de Sade, masochisme op dat van Leopold von Sacher-Masoch (Venus in bont, 1870).
Isidor Sadger, een leerling van Freud, ijkte de term ‘sadomasochisme’ in 1913, maar het was Sigmund Freud die in zijn Drei Abhandlungen zur Sexualtheorie (1905) stelde dat als gevolg van een verstoorde seksuele ontwikkeling in de regel beide driften aanwezig zijn. ‘Een sadist is immers altijd ook een masochist,’ aldus Freud.
Tijdens zijn eenzame opsluiting mocht hij wel de boeken lezen, die Renée hem op zijn verzoek toestuurde. Hij las over de nobele wilde van Jean-Jacques Rousseau en de natuurlijke deugdzaamheid van Jean le Rond d’Alembert. Hij wenste dat deze vrije geesten zijn scherprechters waren geweest ‘in plaats van het achterlijke tuig dat zich aanmatigt gezag over mij uit te oefenen’. Ook mocht hij schrijven. Behalve zijn uitgebreide correspondentie met de buitenwereld begon hij aan een oeuvre waarin de verlichtingsidealen van zijn tijd radicaal op hun kop werden gezet. Stel dat de mens van nature verdorven was in plaats van een tabula rasa van onschuld en deugdzaamheid, zoals sommige verlichtingsfilosofen meenden, in wat voor wereld leefden we dan? Wanneer in de natuur de sterkste en meest meedogenloze creaturen overleefden en goedheid allerminst werd beloond, waar bleef je dan met je gebod tot naastenliefde? Als God niet bestond, welke morele code restte er dan nog voor de diersoort mens?

Dat goddeloze, amorele universum riep markies de Sade op in zijn meest vunzige romans: De 120 dagen van Sodom (1785), Justine of de tegenspoed der deugdzaamheid (1791) en Juliette of de voorspoed van de ondeugd (1797). Hij zou een jaar na de val van de Bastille zijn vrijheid terugkrijgen. Maar toen hij tijdens de Terreur van Maximilien de Robespierre werd aangemerkt als een onverbeterlijke contrarevolutionair – hij bleef immers een man van adel – ontsnapte hij ternauwernood aan de guillotine.
In 1801 werd hij op last van het napoleontische bewind weer opgepakt, dit keer vanwege zijn literaire productie. De eerste consul had kennisgenomen van Justine en was geschokt. Zijn laatste levensjaren sleet Sade in een krankzinnigengesticht in Charenton. Daar stierf hij op 2 december 1814 in het bijzijn van zijn jongste zoon. Het was zijn wens begraven te worden op de ongewijde grond van zijn landgoed bij Malmaison, maar daaraan gaf de familie geen gehoor. De verstokte atheïst werd met alle religieuze plichtplegingen ter aarde besteld. In een naamloos graf, dat wel.
Meer weten
- Markies de Sade in levenden lijve (1991) door Jean-Jacques Pauvert is een klassieker.
- Markies de Sade (1995) door Donald Thomas vertelt meeslepend en beeldend over de schrijver.
- Sade, een biografie (1966) door Norman Gear en vertaald door Hanny Michaelis.
Openingsafbeelding: Illustratie uit Justine van markies de Sade, 1797. Bron: Bridgeman Images.