Home Lofzang der soberheid

Lofzang der soberheid

  • Gepubliceerd op: 30 maart 2020
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Afke van der Toolen
Lofzang der soberheid

Eenvoudig leven is in. Vanwege het toenemende milieubewustzijn, maar ook uit behoefte aan morele zuiverheid. Het is zelfs een commercieel succes, zoals blijkt uit Netflix-series als Minimalism en Tiny House Nation. Maar nieuw is het bepaald niet: zolang als er spullen bestaan, hebben mensen geprobeerd het zonder te doen. Zeven sprekende voorbeelden.

 

 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

1

Wonen in een ton

 

Radicale vrijheid

‘Een gek geworden Socrates’, zo noemde Plato hem. Want volgens de overlevering woonde hij in een wijnvat, gebruikte hij zijn mantel als slaapzak, en serveerde hij het hoogst denkbare bezoek af met de woorden: ‘Je staat in mijn zon.’

Diogenes van Sinope leefde van ongeveer 404 tot 323 v.Chr. Hij kwam naar Athene nadat zijn vader verwikkeld was geraakt in een valsemuntersschandaal. In hoeverre ook hij daarbij betrokken was is onduidelijk, maar zeker is dat geen Athener hem ooit met een geldstuk heeft aangetroffen – en met nauwelijks enig ander bezit. Toen hij een kind water uit zijn handen zag drinken, gooide hij zelfs zijn beker weg: ‘Een kind is mij in eenvoud de baas.’

Toch was bezitloosheid niet zijn ultieme doel. Het ging hem erom van niets en niemand afhankelijk zijn. Eigendommen waren handenbinders. Maatschappelijke conventies trouwens ook; die dwongen van alles af terwijl ze nergens op waren gebaseerd. Of hooguit op een situatie die niet meer bestond.

De kleinschalige stadstaatdemocratie had plaatsgemaakt voor het tijdperk van Alexander de Grote. Dezelfde van wie Diogenes niets wilde aannemen dan het zonlicht dat hij hem ontnam. Het is niet zeker of dat echt zo is gebeurd, maar de anekdote spreekt boekdelen: echt onafhankelijk denken kon alleen in radicale en hoogst individuele vrijheid bestaan.

De leefstijl die daarvoor nodig was, leverde Diogenes de bijnaam Kynos (‘Hond’) op. Een scheldnaam die hij en de antieke cynici na hem met trots droegen.

2

Niets verlangen

 

Innerlijke rust

‘Wanneer word je nu eindelijk goed en eenvoudig?’

‘Wanneer zul je vrij zijn van verlangen naar welk levend wezen of voorwerp dan ook?’

Wie de dagboeken van de Romeinse keizer Marcus Aurelius (121-180) leest, ontkomt niet aan de indruk dat hij zichzelf voortdurend moest herinneren aan de juiste manier van leven. En dat was niet de extravagant-luxueuze leefstijl die zowat synoniem is geworden met Romeins keizerschap, maar een zo onverstoorbaar mogelijk bestaan. En dat betekende: niet hechten aan vergankelijke dingen.

De Romeinse keizer Marcus Aurelius streeft naar een sober bestaan.

Als jongetje aapte hij de stoïcijnse filosofen al na met wie zijn moeder omging. Hij liep rond in kleren van ruwe stof en kon nauwelijks worden overgehaald om op een echt bed te slapen. Zulke eenvoud bleef altijd zijn ideaal.

De stoa was een ‘beschaafde’ versie van het cynisme. Een individuele zoektocht naar deugdzaamheid, in een wereldrijk dat meer dan ooit de menselijke maat miste. Maar anders dan bij de cynici moest de maatschappelijke status-quo onbewogen worden aanvaard. De stoïcijnse eenvoud was een privéaangelegenheid voor achter de mentale voordeur – innerlijke gemoedsrust, daar ging het om.

En zo zat Marcus Aurelius zichzelf, tijdens zijn veldtochten en tussen de drukke staatszaken door, telkens vermanend toe te spreken: ‘Nog een korte tijd en dan ben je niets dan stof en beenderen, een naam, of zelfs dat niet meer. Maar nog steeds ben je niet eenvoudig en kent je geest geen rust.’

 

‘Binnenkort ben je niets dan stof en beenderen’

 

 

3

Bidden op een pilaar

 

Zelfgekozen martelaarschap

Zo’n dertig kilometer van het Syrische Aleppo staat nog een laatste restantje van zijn pilaar, al heeft een raketinslag in 2016 het meeste wat nog over was vernietigd. Vijftien meter hoog moet hij ooit zijn geweest, of misschien zelfs achttien – daarover zijn de bronnen het niet eens. En bovenop woonde een man. Maar liefst 36 jaar lang. Erop geklommen om er nooit meer vanaf te komen.

Het verhaal van Simeon de Pilaarheilige is er een van steeds verdere terugtrekking uit de wereld. Als tiener ging hij een klooster in, maar daar werd hij uit geschopt. Zijn medemonniken vonden hem te extreem, want hij ontzegde zijn lichaam niet alleen waarnaar het verlangde, maar ook wat het eiste.

Zijn daaropvolgende domicilie was een hut. Maar die was hem nog te luxe, dus betrok hij een grot. Inmiddels was hij beroemd, en om aan de groeiende toeloop te ontkomen liet hij zijn eerste pilaar neerzetten, van een paar meter hoog. Maar zo trok hij alleen nog maar meer bezoek, dus kwam er een hogere voor in de plaats. En zo verder, tot hij de hemel alvast leek te raken.

 

Simeon de Pilaarheilige houdt 2x per dag spreekuur

 

Daar zat-ie dan, op z’n platformpje van één of twee vierkante meter. Soberder woonruimte was nauwelijks denkbaar. Maar onderwijl hield hij wel tweemaal daags spreekuur: streekbewoners vroegen hem raad bij onderlinge geschillen, en zelfs de Byzantijnse keizer Theodosius II kwam langs om advies. Opgaan in het hogere, dat moest dus in zijn vrije tijd.

Simeon kreeg veel navolgers. Als uitroeptekens stonden hun pilaren in de woestijn. Het reguliere christendom was gelegaliseerd door de Romeinse overheid en werd hun te werelds. Martelaarschap was het meest radicale contrapunt – en alleen nog bereikbaar als je het zelf koos.

Pilaarheilige Simeon leeft op een klein platform, verstoken van ieder gemak. Zestiende-eeuwse Russische icoon.

4

Bedelen om aalmoezen

 

‘O zalige armoede’

‘Ik groet je en wens je toe om steeds in de hoogste armoede te leven.’ Dat lijkt geen hartelijke briefafsluiting, en toch was het wel zo bedoeld. De schrijfster, Clara van Assissi (ca. 1193-1253), was stichter van de Arme Zusters van San Damiano, later de Orde der Clarissen. De geadresseerde was Agnes van Bohemen, een koningsdochter die zich eveneens tot het sobere leven had bekeerd.

Clara leefde in een tijd waarin de nadruk verschoof van landbouw naar handel, dus geld en goederen. Haar eigen vader werd er rijk mee. Haar broer Franciscus zette zich daar hard tegen af: hij verheerlijkte juist de armoede, en werd oprichter van de minderbroeders.

Clara ging hem achterna. ‘O zalige armoede,’ schreef ze in haar brieven, die lezen als een lofzang op de soberheid, ‘aan wie haar liefhebben en omhelzen geeft zij eeuwigdurende rijkdom.’ En: ‘O verbijsterende armoede, de Heer van hemel en aarde wordt in een kribbe neergelegd.’

Omdat geen klooster Clara sober genoeg was, stichtte ze er zelf een. Streng afgezonderd van de wereld en levend van aalmoezen schaarden zij en de haren zich zwijgend rond dat beeld: die baby die ‘in armzalige doeken gewikkeld’ in die voederbak lag. Dat was ‘een spiegel’, schreef ze penvriendin Agnes, die ‘de zalige armoede, de heilige nederigheid en de onuitsprekelijke liefde’ toonde.

Het duurde alleen even voordat een paus haar kloosterregel durfde te accepteren. Een stel vrouwen alleen, zonder vaste inkomsten? Dat kon nooit goed gaan. Pas twee dagen voor Clara’s dood kreeg ze het ‘privilege van de armoede’ en mocht haar orde officieel een bedelorde zijn.

5

Niet meer genieten

 

Het ware calvinisme

Zijn naam is synoniem geworden met de Nederlandse volksaard, al zou hij het daar – zeker nu – totaal mee oneens zijn. Johannes Calvijn (1509-1564) was de kampioen van ernst en eenvoud. Onmatigheid was in zijn ogen het kwaad. De wereld was namelijk ordelijk geschapen, maar de mens had er met de zondeval een janboel van gemaakt. De strenge opdracht van de gelovige bestond uit het herstel van de orde, oftewel: het weerstaan van nodeloze weelde, vermaak en opzichtigheid.

Onmatigheid is in de ogen van Johannes Calvijn de bron van alle kwaad.

God gaf de mens meer overvloed dan koeien in de wei, en het was de taak van de gelovige zich daartegen te verzetten, aldus Calvijn. Goed, je kon je weleens laten gaan, dat was nog te vergeven; dan was je als de voerman die even is ingedut op de bok. Erger was het als je genotzucht de vrije teugel liet, want dan sloeg die op hol als een span wild geworden paarden. Wat bleef er dan over? Hard werken. Succes hebben. Maar tegelijkertijd spaarzaam zijn.

De calvinisten speelden een belangrijke rol in de Opstand tegen de Spaanse overheersing, en hun leer werd blijvend door veel Nederlanders omarmd. Het calvinisme kreeg zelfs een soort nationale symboolwaarde. Al werd – en wordt – nogal eens vergeten dat het ware calvinisme ‘ja’ zegt tegen rijkdom, maar ‘nee’ tegen consumeren.

6

Leven met de natuur

 

Weg uit de samenleving

 

Op een voorjaarsdag in 1845 trok een jonge Amerikaan de bossen van Massachusetts in, een bijl over de schouder, klaar om zich een weg te hakken naar een nieuwe manier van leven. Terwijl overal om hem heen de mantra ‘Go West, Young Man’ klonk, ging hij op een andere manier pionieren. Hij koos voor een leven in een simpele hut.

 

‘Het zoemen van een mug ontroert mij evenveel als een trompet’

 

 

Henry David Thoreau (1817-1862) was geïnspireerd geraakt door zijn vriend Ralph Waldo Emerson. Die stelde een nieuwe, hyperindividualistische natuurmystiek tegenover de dogma’s uit het oude Europa. ‘Waarom zouden wij niet evenzo een oorspronkelijke verhouding tot het universum genieten? Er zijn nieuwe landen, nieuwe mensen, nieuwe ideeën,’ schreef die.

Thoreau paste die gedachte toe in de praktijk. Het huttenleven was zijn leertijd, met de natuur als docent en als lesstof een betere balans tussen de hoofd- en bijzaken van het bestaan. Aan de ene kant stonden de materiële dingen, door veel van zijn landgenoten zo druk nagejaagd, aan de andere de hoeveelheid tijd die die dingen hem zouden kosten. Hij had berekend dat de aanschaf van een doorsnee-huis hem vijftien jaar werk – dus vijftien jaar van zijn leven – zou kosten. Dan liever een hut, temeer omdat ‘de beschaving wel onze huizen heeft verbeterd, maar niet in gelijke mate de mensen die erin wonen’.

De arbeidende mens, schreef hij in zijn latere verslag Walden, kan nooit een compleet mens zijn. ‘Hij kan zich niet veroorloven om een menselijke relatie tot zijn medemens te onderhouden, want dat zou de marktwaarde van zijn arbeid verminderen. Hij heeft geen tijd om iets anders te zijn dan een machine.’

Thoreau rekende zich rijk in andere, ijlere goederen. ‘Het zachte zoemen van een mug, die in de vroege morgen zijn onzichtbare en onvoorstelbare ronde door mijn vertrek maakte, ontroerde mij evenzo als welke trompet dan ook die ooit de roem bezong.’

7

Doen als de arbeiders

 

Parttime in een hut

Het was juni 1897 toen Frederik van Eeden (1860-1932) op een wandeltocht een Veluwse arbeiderskolonie passeerde. Die bestond uit een groep schamele hutjes, half ingegraven in het zand en zo klein dat je moest bukken om binnen te komen. Uiterste soberheid, alleen niet uit vrije wil.

Van Eeden – schrijver, psychiater van de welgestelden en bewoner van een Bussumse villa – was verrukt. ‘Ik verliefde in de bosschen, in het Woud, en in de eenzaamheid en wildernis,’ schreef hij in zijn dagboek. ‘Ik heb nu nog maar één ideaal, mijn leven door te brengen in zoo’n hut, in dat bosch.’

Frederik van Eeden aan de slag als imker in de tuin van zijn Walden.

Zo gezegd, zo gedaan. Architect Willem Bauer werd in de arm genomen om precies zo’n hutje voor hem te ontwerpen. Maar dan wel vlak bij Van Eedens villa, want diens vrouw wilde niet mee. Aldus werd het huttenideaal parttime, en was van wildernis ook geen sprake meer.

‘Ik wil daar gaandeweg, met voorzichtige aansluiting aan het gewone leven beproeven hoever ik met vereenvoudiging gaan kan,’ noteerde hij. Intussen werd zijn plan steeds complexer. Zijn persoonlijke droom raakte verknoopt met zijn diagnose van dé maatschappelijke ziekte: de enorme ongelijkheid, die als gevolg van de industrialisatie nieuwe vormen had aangenomen. Zo werd die ene hut een hele kolonie, waar kunstenaars, arbeiders en psychiatrisch patiënten een coöperatie zouden vormen. Hij noemde deze Walden, naar Thoreau.

‘Vandaag weer heerlijk gespit,’ schreef hij. Maar zijn hang naar soberheid werd duur betaald. De grond was onvruchtbaar en zo prijzig dat hij zich ervoor in de schulden had gestoken. En harmonie wilde er ook niet groeien tussen al die verschillende hutbewoners. Van Eedens Walden ging na een paar jaar ten onder in een faillissement.

Afke van der Toolen is journalist.

MEER WETEN

Filosofie van de eenvoud. Vereenvoudigen en matiging als verrijking van het bestaan (2015) door Marius de Geus.

Persoonlijke notities (2015) door Marcus Aurelius, vert. Simone Mooij-Valk.

Walden (2016) door Henry David Thoreau.

Simón del desierto (1965) film door Luis Buñuel.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 4 - 2020