Tegenwoordig is Abraham Kuyper vooral bekend als gedreven leider van de ARP. Maar hij was ook vijftig jaar actief als journalist. Johan Snel beschrijft dit aspect van Kuypers leven, waar hij zich met evenveel vuur op stortte. Journalistiek moest volgens hem geëngageerd zijn. Tijdgenoten bewonderden zijn artikelen ‘van orgeltoon omruischt’.
In 1909 overleed de journalist Jan de Koo, die dertig jaar hoofdredacteur was geweest van De (Groene) Amsterdammer. De overledene werd geprezen om zijn scherpe stijl en de moed waarmee hij ten strijde trok tegen alles wat in zijn ogen niet deugde. Verschillende herdenkers noemden hem tevens de ‘op een na beste journalist’ van Nederland. De hedendaagse lezer vraagt zich dan onmiddellijk af wie ‘de beste’ was. Maar anno 1909 waren vriend en vijand het daarover eens: dat was Abraham Kuyper (1837-1920).
Meer recensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Pardon? Dat was toch de aanvoerder van de Nederlandse calvinisten, de man die in 1879 met de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) de eerste politieke partij van Nederland oprichtte, de man die een jaar later de confessionele Vrije Universiteit stichtte, die in 1886 de Nederlandse Hervormde Kerk liet scheuren en leider van de Gereformeerde Kerken in Nederland werd? Bovendien was Kuyper decennialang Tweede Kamerlid en gaf hij van 1901 tot 1905 leiding aan een kabinet van gereformeerden en katholieken.
Zo iemand kan toch nooit gezien worden als een onafhankelijke journalist, en zeker niet als de beste? Goed, Kuyper was bijna een halve eeuw hoofdredacteur van De Standaard, het dagblad van zijn beweging, en hij schreef in die tijd 5000 hoofdartikelen en 17.000 zogenoemde ‘driestarren’ (commentaren), maar zo’n auteur kan toch niet meer zijn dan een ordinaire propagandist? Dit is een begrijpelijke reactie, maar in zijn nieuwste boek laat historicus Johan Snel duidelijk zien dat dit wel erg kort door de bocht is.
Over Kuyper is inmiddels een bibliotheekje volgeschreven, maar in vrijwel alle publicaties gaat het over hem als kerkleider en/of politicus. Dat is begrijpelijk, maar hij beschouwde zichzelf ook als journalist en pleitte onvermoeibaar voor de professionalisering van dat vak. Bovendien zagen andere journalisten hem duidelijk als een collega en was Kuyper een tijdje voorzitter van de eerste vakorganisatie, de Nederlandse Journalisten-Kring (NJK). Drie jaar geleden publiceerde Snel een boek over Kuyper waarin een aantal minder bekende aspecten van diens leven belicht werden, waaronder de journalistiek. Nu komt hij met een proefschrift waarin de journalist Kuyper centraal staat.
In de ruim halve eeuw dat Kuyper actief was als journalist – en waarin hij zes dagen in de week elke ochtend vier uur aan een stuk schreef – maakte het vak een enorme ontwikkeling door. Kranten en tijdschriften kregen een massaler bereik; de pers werd een factor van belang in het politieke en maatschappelijk leven; nieuwe genres, zoals de reportage en het interview, deden hun intrede; en journalist werd een echt beroep met eigen gedragscodes. Snel toont aan dat Kuyper deel uitmaakte van die ontwikkeling.
In de jaren dertig schreef Doe Hans, voorzitter van de NJK, waarom Kuyper als journalist in Nederland ‘nooit geëvenaard’ was: ‘Zijn machtige hoofdartikelen waren als vorsten, in breed-purperen gewaad, met goud omzoomd, van orgeltoon omruischt, en omgeven door de pages van zijn beroemde driestarren: die kleine, fijne, vlijmscherpe, honingzoete, jubelende, schreiende, bulderende, stekende, prikkelende, lovende, kervende driestarren.’ Zodra we gewend zijn aan de bombastische stijl van Hans, wordt duidelijk dat Kuyper vooral werd geprezen als commentator en de verkondiger van een visie. Dus niet als verslaggever, onderzoeker of kritische interviewer.
Lange tijd was het standaardverhaal over de geschiedenis van de journalistiek dat deze zich vanaf circa 1900 ontwikkelde van een presse d’opinion naar een presse d’information. Tegenwoordig is duidelijk dat de twee elkaar niet echt uitsluiten; niet alleen een onderzoeksjournalist of een interviewer is een ‘echte’ journalist. Bovendien was in Nederland het eerste model tot in de jaren zeventig dominant.
Kuyper was een voorstander van een kritische pers die de macht controleerde en verborgen belangen aan het licht bracht. Daarom pleitte hij al vanaf 1880 voor een academische opleiding voor journalisten, een idee dat door zijn vakgenoten werd weggehoond. De pers had in de ogen van Kuyper een belangrijke rol bij de vorming van de publieke opinie. Hij was voorstander van een pluralistische samenleving, waarin alle groepen gelijke rechten bezaten en gehoord werden. Zo had hij als zoveel tijdgenoten last van antisemitische vooroordelen, maar pleitte hij tegelijkertijd voor gelijke rechten voor zowel Joden als katholieken, socialisten en vrijdenkers. De journalistiek speelde hierbij een belangrijke rol, maar ze was niet ‘waardenvrij’. Journalisten dienden geëngageerd te zijn, gedreven door beginselen. Het streven naar objectiviteit mocht niet leiden tot kleurloosheid. Zijn grote tegenstander was het liberale establishment, dat onder het mom van neutraliteit en objectiviteit de bestaande politieke, economische en culturele belangen trachtte te bestendigen. Qua werkwijze en stijl is Kuyper duidelijk gedateerd, maar een goede, bij de maatschappelijke ontwikkelingen sterk betrokken pers is nog altijd van groot belang.
Abraham Kuyper, een leven in de journalistiek (een alternatieve biografie)
Johan Snel
528 p. Boom, € 39,90
Openingsafbeelding: Abraham Kuyper in zijn werkkamer. Foto: Spaarnestad Photo.