De eerste Nederlandse vertalingen van de Koran, uit de zeventiende eeuw, laten een mix zien van afkeer van de islam en bewondering voor Mohammed. Dat schrijft literatuurhistoricus Lucas van der Deijl in het tijdschrift Early Modern Low Countries.
In 1641 kwam De Arabische Alkoran uit, vermoedelijk vertaald door Joost Broersz, en in 1657 verscheen Mahomets Alkoran en Tweevoudige beschrijving van Mahomets leven door Jan Hendriksz Glazemaker. De boeken bevatten geen letterlijke vertaling van de oorspronkelijke tekst, maar selecties op basis van andere Europese vertalingen en historische boeken. Enerzijds schreven de auteurs afwijzende woorden over de ‘lacherlicke ende dwaesachtighe leere’ en het ‘fabelwerck’ van de ‘valsche Prophete Mahometh’. Anderzijds nam met name Glazemaker ook gunstige verhalen op. Zo vertaalde hij een passage die niet in de Koran stond maar uit andere literatuur kwam, waarin Mohammed stelde dat moslims christenen niet mochten onderdrukken. Deden ze dat wel, dan zouden ze gestraft worden op de Dag des Oordeels.