Tegenwoordig is Karel van het Reve, die 100 jaar geleden werd geboren, vooral bekend vanwege zijn geestige essays. Maar hij was ook de man die in de jaren zestig Russische dissidenten op de kaart zette. Hij behaalde als journalist een wereldprimeur toen hij een artikel van de tegendraadse atoomgeleerde Andrej Sacharov naar het Westen wist te smokkelen.
Na de bevrijding in 1945 bleek er ineens een enorm leger van Nederlandse verzetsstrijders te bestaan. En na de val van de Muur en de ineenstorting van de Sovjet-Unie gebeurde hetzelfde: iedereen bleek altijd al een principiële tegenstander van het communisme. Degenen die dat moeilijk konden volhouden, omdat ze lid van communistische organisaties waren geweest, vormden een gemakkelijke prooi voor types als Frits Bolkestein, die meteen maar ‘het gelijk van rechts’ afkondigde en heel ‘links’ in de beklaagdenbank zette.
Maar dezelfde Bolkestein vond als staatssecretaris van Buitenlandse Handel (1982-1986) nog dat Nederland zich op het internationale toneel als koopman moest opstellen en de neiging om de dominee uit te hangen moest intomen. Daarom zijn er van hem geen plannen bekend om op te treden tegen communistische dictaturen als de Sovjet-Unie of China. Ook protesteerde hij niet toen cultuurminister Eelco Brinkman uit hetzelfde kabinet de stalinistische cineast Joris Ivens ‘rehabiliteerde’.
Rechts was bang dat kritiek op communistische landen de handelsbelangen zou schaden. Toen Renate Rubinstein in 1975 China bezocht viel het haar op dat de rechtse leden van haar reisgezelschap het gênant vonden dat zij zich kritisch opstelde: ‘Rechts vind het een tikkeltje stijlloos als je de dingen bij de naam noemt. Het verstoort de sfeer en heeft geen enkele zin.’
In de jaren vijftig was de stemming in Nederland nog fel anticommunistisch en werd de Sovjet-Unie gezien als een acuut en dreigend gevaar. Maar vanaf begin jaren zestig was er sprake van een zekere ‘dooi’ in de internationale verhoudingen en werd de publieke opinie in Nederland ‘progressiever’. Wie toen nog de nadruk legde op het totalitaire karakter van het communisme en zich inzette voor dissidenten in het Oostblok, hoefde niet te rekenen op veel bijval.
Dat ondervond ook de Leidse hoogleraar Slavische letterkunde Karel van het Reve (1921-1999). Tegenwoordig wordt hij door vrijwel iedere zichzelf respecterende columnist met instemming geciteerd en geldt hij als een uitermate kritische en vrijheidslievende denker. Maar toen werd hij door velen gezien als een raar, rechts mannetje, wiens enige belang eruit bestond dat hij figureerde in De avonden van zijn toen veel beroemdere broer.
Verstikkend milieu
Karel en Gerard van het Reve werden – in respectievelijk 1921 en 1923 – geboren in een communistisch nest. Vader Gerard van het Reve senior was journalist en propagandist van de Communistische Partij in Nederland (CPN), en was vooral bekend onder zijn pseudoniem Gerard Vanter. Karel en Gerard werden opgevoed als brave en gelovige bolsjewieken, waardoor ze de buitenwereld als vijandig gingen zien en allebei al vroeg het gevoel hadden dat ze buitenstaanders waren.
Karel was vernoemd naar de in 1919 vermoorde Duitse communistenleider Karl Liebknecht, die zelf weer was vernoemd naar Karl Marx. Hij was in intellectueel opzicht een vroegrijp kereltje, dat op zijn veertiende uit het Duits een roman van de Russische schrijver Konstantin Paustowski vertaalde. Later zou hij hierover zeggen: ‘Van dat boek herinner ik me niets meer, behalve dat het 30 gulden opbracht, die onmiddellijk in de huishoudkas van mijn moeder verdween.’
Journalist, romancier en verzetsman
Gerard van het Reve senior (1892-1975), de vader van Karel en Gerard van het Reve, stamde uit een familie van Twentse textielarbeiders en ging zelf na de lagere school meteen de fabriek in. In 1910 werd hij lid van de Sociaal-Democratische Partij, de orthodox-marxistische afsplitsing van de SDAP die zich in 1918 zou omdopen tot Communistische Partij in Nederland. Ondanks zijn geringe opleiding ontwikkelde hij zich tot een bekwaam journalist en propagandist, die na zijn ontslag bij de partijkrant in 1930 ook verschillende romans en kinderboeken schreef, waaronder het redelijk succesvolle De avonturen van Mop en Strop. Hij was de drijvende kracht achter de Vereniging van Vrienden der Sowjet-Unie (VVSU), maar omdat hij in 1938 voorzichtige kritiek uitte op een boek van Jozef Stalin, viel hij in ongenade.
Tijdens de oorlog werkte hij onder meer voor de sociaal-democratische verzetskrant Het Parool, waar hij na de oorlog in dienst trad. Zijn voormalige CPN-kameraden beweerden dat hij in de oorlog voor de nazi’s had gewerkt, een leugen die nog in 1981 werd herhaald door romanschrijver Theun de Vries. Hierop vroeg zijn zoon Gerard aan een bevriende luchtmachtofficier of die er niet voor kon zorgen, ‘tegen vergoeding van te maken kosten’, dat het huis van De Vries gebombardeerd werd: ‘Het is een bovenhuis, dus het is wel precisiewerk.’
De Van het Reves waren arm. Nadat vader Vanter in 1930 om politieke redenen was ontslagen als redacteur van het communistische dagblad De Tribune moest hij zien rond te komen van allerlei klusjes, die hem onder meer werden toegeschoven door de bekende historicus Jan Romein, met wie hij bevriend was. Karel bezocht het Vossius Gynasium, waar hij les kreeg van onder anderen de later vermaarde historicus Jacques Presser. De Van het Reves woonden in Betondorp en maakten daar deel uit van de kleine cel 801 van de CPN.
In zijn puberteit kwam Karel steeds meer in botsing met zijn omgeving; hij ervoer zijn milieu als verstikkend en cultuurloos. Maar hij had nog geen echte kritiek op het communisme. Tegenover anderen verdedigde hij de Moskouse showprocessen en het Molotov-Ribbentroppact. Wel begon de beschouwend en studieus ingestelde Karel steeds meer vraagtekens te zetten bij allerlei stellige beweringen en vanzelfsprekendheden. In zijn brieven en in de autobiografie die hij tijdens de hongerwinter schreef, hanteerde hij redeneringen en een toon die al sterk doen denken aan zijn latere werk. Zo schreef hij over een oom: ‘Hij was ook een tijdje getrouwd, maar dat ging later weer over.’
Tijdens de oorlog was hij samen met zijn latere vrouw Jozien betrokken bij de hulp aan Joodse onderduikers. Hij heeft zich daarover nooit op de borst geklopt en zei al tijdens de oorlog tegen een vriend dat hij alleen ‘nederige, eenvoudige’ klusjes wilde doen. ‘Meer kan ik niet. Anders ga ik fouten maken. En ik wil niet doodgeschoten worden, want dat vind ik heel onaangenaam.’ Verder las en studeerde hij veel. Voor de oorlog had hij korte tijd sociografie gestudeerd, wat hem een levenslange afkeer van de sociale wetenschappen bezorgde, maar al spoedig stortte hij zich op de studie van het Russisch.
Van het Reve heeft een levenslange hekel aan de sociale wetenschappen
Terwijl Gerard en zijn vader, die in 1938 in conflict met de partij was gekomen, na de oorlog bij Het Parool gingen werken, probeerde Karel bij de CPN aan de slag te komen. Hij schreef voor De Waarheid, adviseerde partijuitgeverij Pegasus en vertaalde ondertitels voor sovjetfilms. Hoewel zijn artikelen over cultuur in de Sovjet-Unie geen kritiekloze propagandateksten waren, konden zijn bijdragen niet worden beschouwd als anticommunistisch. Toch waren ze voor scherpslijpers als Theun de Vries en Ger Harmsen aanleiding om fel van leer te trekken tegen deze telg uit een politiek verdacht nest. Naar aanleiding van een artikel van Van het Reve over Alexander Poesjkin schreef Harmsen, toen ‘scholingsleider’ en later een vermaard historicus, een kritiek waarin hij de jonge slavist typeerde als ‘een kip die op de mesthoop scharrelde’.
Gebrek aan eerlijkheid
Geleidelijk viel Van het Reve van zijn geloof. Hij had in 1948 als tolk van schaakgrootmeester Max Euwe een bezoek aan de Sovjet-Unie gebracht. Niet alleen vanwege de kloof tussen realiteit en propaganda, die hij met eigen ogen had waargenomen, maar ook vanwege de redelijke en tolerante houding die hij aantrof bij niet-communisten. ‘Marxistische literatuur is altijd scheldend en onredelijk. Zelfs als je het ermee eens bent blijft er een vieze smaak achter.’
Hij ontdekte boeken van tegenstanders van het communisme, waarin het sovjetstandpunt zo eerlijk en gunstig mogelijk werd uiteengezet, om vervolgens met argumenten te worden bestreden. Bij de communisten miste hij een dergelijke redelijkheid en eerlijkheid: ‘De kameraden maken de indruk ervan overtuigd te zijn dat zodra ze zich fatsoenlijk gaan gedragen hun zaak verloren is.’
In 1954 promoveerde Van het Reve op een dissertatie, waarin hij analyseerde hoe het sovjetregime de klassieke Russische literatuur annexeerde en als propagandamiddel gebruikte. Drie jaar later werd hij in Leiden benoemd tot hoogleraar Slavische letterkunde. Hij publiceerde veel over Russische literatuur, vertaalde het werk van Ivan Toergenjev, gaf colleges over de communistische ideologie aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda, en kon als gevolg van de ‘dooi’ meermalen de Sovjet-Unie bezoeken. In 1967 vertrok hij samen met zijn vrouw naar Moskou, waar hij een jaar lang voor Het Parool als correspondent zou werken.
Het was voor een hoogleraar een opmerkelijk stap. Van het Reve betoonde zich niet alleen een ijverig, maar ook een bijzonder inventief journalist. De bewegingsvrijheid van journalisten was zeer beperkt. Nogal wat collega’s deden weinig meer dan de nietszeggende informatie van de autoriteiten navertellen, zoals de ellenlange officiële toespraken waarin, volgens Van het Reve, ‘door zich stierlijk vervelende mannen steeds hetzelfde wordt gezegd’.
Westerse regeringen en inlichtingendiensten hadden tot dan toe vrijwel geen belangstelling voor dissidenten in de Sovjet-Unie en kranten- en tv-redacties wilden vooral positief nieuws uit Moskou. Velen hoopten dat de ‘ontspanning’ tussen Oost en West ertoe zou leiden dat de Sovjet-Unie geleidelijk zou liberaliseren. Aanvankelijk ging ook Van het Reve ervan uit dat dit het geval zou zijn. Hij verwachtte dat de Russen rond 1980 ongeveer even ‘vrij’ zouden zijn als de Spanjaarden dat halverwege de jaren zestig onder generaal Franco waren.
Tijdens zijn verblijf in Moskou bleek het Sovjetregime onder leiding van Leonid Brezjnev de teugels weer strakker aan te trekken. Samen met enkele Amerikaanse collega’s besteedde Van het Reve aandacht aan processen tegen schrijvers. Hierdoor kwam hij in contact met verschillende dissidenten, onder wie Andrej Amalrik. Deze speelde hem een belangrijke tekst in handen van de in de Sovjet-Unie beroemde natuurkundige Andrej Sacharov, de ‘vader van de Russische waterstofbom’. Dit 8000 woorden tellende essay – ‘Gedachten over vooruitgang, vreedzame co-existentie en intellectuele vrijheid’ – bevatte zeer gematigde kritiek, maar was voldoende om de Sovjetautoriteiten in blinde woede te doen ontsteken.
Veel westerse journalisten wilden hun vingers niet branden aan dergelijke zaken, uit vrees dat ze het land uit zouden worden gezet. Van het Reve speelde Sacharovs tekst door aan de Amerikaanse correspondent Ray Anderson en maakte zelf een samenvatting van het document, die hij meegaf aan de 19-jarige violiste Emmy Verhey. Zij deed de envelop in Nederland op de post. Op 6 juli 1968 publiceerde Het Parool het eerste deel van de samenvatting, en twee weken later bracht de New York Times de volledige tekst.
Politieke aardverschuiving
Vlak daarna zat Van het Reves jaar in Moskou erop. Terug in Nederland was hij een van de oprichters van de Alexander Herzen Stichting, genoemd naar de belangrijkste Russische liberale intellectueel van de negentiende eeuw. Voorzitter werd de hoogleraar Russische geschiedenis Jan Willem Bezemer, maar als secretaris was Van het Reve de spin in het web van deze organisatie, die zich beijverde voor de publicatie van geschriften van dissidenten. Om de auteursrechten van de schrijvers vast te leggen werd eerst een Russische uitgave verzorgd, waarna de literair agente van de stichting, de flamboyante Elisabeth Fisher-Spanjer, buitenlandse uitgevers benaderde. Op die manier werden in totaal achttien boeken gepubliceerd, waarvan over de hele wereld tientallen vertalingen verschenen. Als eerste boek verscheen in 1969 Amalriks beroemde Haalt de Sovjet-Unie 1984?, dat een groot succes werd. Toen de dissident in 1976 het land uit werd gegooid en in Nederland aankwam, stond er voor hem een fors bedrag op de bank.
Overigens vielen veel dissidenten in het ‘dagelijks gebruik’ niet mee. Vooral Amalrik bleek, eenmaal in het Westen aangekomen, een buitengewoon lastig heerschap. Hij ging ervan uit dat iedereen voor hem zou draven, dat hij rustig allerlei luxe kon eisen, en was eigenlijk helemaal niet van plan om nog veel te gaan schrijven. Na de sombere en deprimerende Sovjet-Unie wilde hij nu van het leven genieten. Ook Van het Reve had het nodige met hem te stellen.
Voor geen karretje te spannen
Na 2001 werd Van het Reve veelvuldig geciteerd door mensen die meenden dat we elk moment konden worden overrompeld door ‘de islam’. Hij was immers tegen totalitaire ideologieën en stak bovendien graag de draak met elke vorm van godsdienst. Dat klopte, maar niettemin had deze annexatie iets selectiefs. Van het Reve was tegen elke vorm van fanatisme en in een essay uit 1990 keerde hij zich ook heel duidelijk tegen nationalisme en etnische superioriteitsgevoelens.
Zo schreef hij onder meer: ‘Tevredenheid met eigen land is niet aan te bevelen’, en: ‘Neerkijken op het eigene kan zelfs heel gezond zijn.’ Ook alle onheilsprofetieën over de desastreuze gevolgen van de voortschrijdende Europese eenwording vond hij maar onzin: ‘Niemand legt ons uit welk heil ons te wachten staat als we meer Nederlandse romans gaan lezen, of welke ramp ons bedreigt als we dat lezen van Nederlandse romans achterwege laten.’ Van het Reve was his own man en liet zich voor geen enkel karretje spannen.
Toch toonde hij veel begrip voor Amalriks moeizame karakter. Nadat die in 1980 bij een verkeersongeluk om het leven was gekomen, legde Van het Reve uit dat om in de Sovjet-Unie de meest elementaire zaken voor elkaar te krijgen, je het regime enorm moest ‘overvragen’. ‘Toen hij [Amalrik] niet langer met Russische, maar met westerse personen en instanties te maken had ging Andrej gewoon door met overvragen (…) Zoals niemand terrorist wordt die niet een zekere neiging voelt tot het doden van ongewapende medemensen, zo wordt ook misschien zelden iemand “dissident” die er niet van houdt in de contramine te zijn en daarbij veel op het spel te zetten.’
Mede door Van het Reve stonden de Russische dissidenten ineens op de kaart. In de jaren zeventig ontving hij uitnodigingen voor internationale congressen en schreef hij tal van artikelen in buitenlandse bladen. De Alexander Herzen Stichting zette zich ook op een andere manier in voor de dissidenten en voorzag hen onder meer van kleding, boeken, typmachines en medicijnen. Toch bleef ‘het Westen’ zich nog een tijdlang vrij afstandelijk opstellen, omdat het de ‘ontspanning’ niet op het spel wilde zetten.
Elisabeth Fisher bezocht in 1973 Sacharov in Moskou en zocht daarna contact met de Duitse bondskanselier Willy Brandt, die ze al sinds 1934 kende. Ze hoopte dat de Duitse regering bij het Kremlin zou aandringen op eerbiediging van de mensenrechten, maar Brandt gaf aan dat dit moeilijk was. Hij vreesde dat te veel nadruk op mensenrechten een betere verhouding met het Oostblok zou frustreren.
Hij drijft de spot met modieuze opvattingen en academische gewichtigdoenerij
In de jaren tachtig kwam er meer aandacht voor de dissidenten aan gene zijde van het IJzeren Gordijn. In de tweede helft van dat decennium begon zich daar, aanvankelijk heel aarzelend, een politieke aardverschuiving te voltrekken. Vooral na de val van de Muur kwam er meer waardering voor het werk van Karel van het Reve, die in 1981 de P.C. Hooftprijs had gekregen. Het werd bon ton om te citeren uit de vele essays die hij sinds de jaren zestig had geschreven, waarin hij niet alleen het communisme hekelde, maar ook bijzonder geestig de spot dreef met modieuze opvattingen en academische gewichtigdoenerij.
Niet iedereen kon zijn lichte toon en ironie waarderen – sommige mensen willen nu eenmaal graag in termen van zwart en wit, fout en goed, denken. Hoewel hij als het om het communisme ging altijd heel principieel was, wees Van Reve erop dat ook in het Westen veel misging. Of zoals hij het aan het eind van zijn proefschrift uit 1954 formuleerde: ‘Het zijn naar onze mening geen politieke of wereldbeschouwelijke grenzen, maar moeilijk definieerbare zaken als gevoel voor proporties, smaak, fatsoen, redelijkheid, een zekere persoonlijke halsstarrigheid ook, die de beschaving van de barbarij scheiden.’
Meer weten:
Verzameld werk (2008-2011) door Karel van het Reve, al zijn boeken plus ongebundeld werk.
Denkbeelden uit een dubbelleven (2004) door Ger Verrips is de biografie van Karel van het Reve.
Dissidentisches Denken (2019) door Marko Martin portretteert Oost-Europese dissidenten en westerse sympathisanten.