In hartje Santiago, tegenover het presidentiële Moneda-paleis, werd in 2000 een standbeeld onthuld van de voormalige president Salvador Allende Gossens. Op de sokkel staan zijn laatste publiekelijke woorden: Tengo fe en Chile y su destino – ‘Ik heb vertrouwen in Chili en zijn bestemming.’
Hij sprak ze uit in een radiotoespraak op 11 september 1973, kort voordat hij zelfmoord pleegde. Het leger was een staatsgreep begonnen en hij weigerde levend in militaire handen te vallen. De coup maakte een einde aan een linkse regering die een rechtvaardigere maatschappij voor alle Chilenen wilde stichten. Die regering kon in de wereld op veel sympathie rekenen, ook in Nederland. ‘Het was een interessant en uniek experiment: revolutie via democratie,’ zegt voormalig Latijns-Amerika-correspondent Jan van der Putten. ‘Het was veel sympathieker dan Cuba, waar de revolutie met geweld gepaard ging. Het was dé reden om me begin 1971 in Chili te vestigen.’
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Op 3 november 1970 werd Allende als staatshoofd geïnaugureerd. Behalve westerse regeringsvertegenwoordigers waren ook Cubaanse, Chinese en Noord-Vietnamese aanwezig. Anders dan zijn voorgangers wilde Allende ook met hen diplomatieke betrekkingen aanknopen. ‘Mijn regering zal noch socialistisch, noch communistisch zijn, maar toch de basis leggen voor een socialistische staatsvorm in Chili,’ zei hij.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Allende, geboren in 1908, kwam uit de hogere middenklasse en studeerde medicijnen. Hij was al vroeg politiek actief – een familietraditie. Hij had een leidende rol in studenten- en artsenvakbonden en was sinds 1933 lid van de Socialistische Partij. Vanaf 1945 zat hij onafgebroken in de senaat. Hij wist allerlei sociale hervormingen door te voeren, zoals betere pensioenregelingen en gezondheidszorg. Zowel in 1952 als in 1958 en 1964 had hij zich kandidaat gesteld voor het presidentschap.
Met de linkse coalitie Frente de Acción Popular (FRAP) maakte hij in 1964 een grote kans op het ambt. Het FRAP wilde landhervormingen en nationalisatie van onder meer de kopermijnen, die grotendeels in Amerikaanse handen waren. Ze verloren de verkiezingen van christen-democraat Eduardo Frei, wiens campagne in het geheim door de Verenigde Staten werd gefinancierd. Ook Frei beloofde hervormingen. Zo zou de staat een meerderheidsaandeel nemen in grote bedrijven en kwamen er landhervormingen. Dat laatste mislukte: zijn coalitie had te nauwe banden met de traditioneel machtige grootgrondgrondbezitters. Een torenhoge inflatie eind jaren zestig zorgde ervoor dat de kiezers het vertrouwen in zijn partij verloren.
Bij de verkiezingen van 1970 voerde Allende een nieuwe coalitie aan, Unidad Popular (UP – ‘Volkseenheid’). Het was een verbond van meerdere linkse partijen, waaronder communisten, radicalen en socialisten. Hun belangrijkste thema’s waren: meer invloed van het volk op de besluitvorming; gratis basisonderwijs en gezondheidszorg; nationalisatie van koper-, ijzer- en salpetermijnen, want die waren geheel in handen van buitenlandse multinationals; en landhervormingen, omdat 80 procent van alle landbouw- en veeteeltgrond in bezit was van 4,2 procent van de bevolking. De UP wilde een maximum op landbezit; de rest moest worden onteigend.
Begin van de revolutie
Tot ontsteltenis van de Amerikaanse president Richard Nixon haalde Allendes UP op 4 september 1970 de meeste stemmen: 36,3 procent. Zijn grootste rivaal, voormalig president Jorge Alessandri van de door de VS financieel gesteunde rechtse Nationale Partij, kreeg 34,9 procent. De Chileense grondwet bepaalt dat wanneer geen van de kandidaten een absolute meerderheid heeft, het congres de president kiest uit de twee kandidaten met de meeste stemmen. Dat zou op 24 oktober plaatsvinden.
Nixon, die zijn handen vol had aan de Vietnamoorlog, deed er alles aan om Alessandri te laten winnen en om zo de Amerikaanse financiële belangen veilig te stellen. De VS initieerden demonstraties tegen het communisme en verspreidden horrorverhalen over onteigening van spaartegoeden en grond. Veel rijken haalden hun bankrekeningen leeg en vertrokken naar het buitenland. Ook circuleerden er geruchten over een militaire coup. Dat ging tegen de Chileense traditie in, want het leger had zich sinds de jaren dertig niet meer met de politiek bemoeid.
Legeropperbevelhebber René Schneider moest op 22 oktober zijn weigering om in te grijpen na een door de CIA gesteunde aanslag van rechtse militairen met de dood bekopen. ‘De verontwaardiging daarover was zo groot dat het Congres Allende tot president koos,’ zegt Van der Putten. ‘Want deze moord was on-Chileens.’
De UP kon aan haar revolutie beginnen. Maar ze erfde een buitenlandse schuld van ruim 3 miljard dollar en een werkloosheid van 8,3 procent. Omdat Allende in het congres werd gesteund door de christen-democraten kon hij meteen verschillende hervormingen doorvoeren.
Binnen een jaar daalde de werkloosheid fors door werkgelegenheidsprojecten in woningbouw en infrastructuur. Het bnp groeide met 9 procent en de inflatie bedroeg ‘slechts’ 20 procent. Banken en mijnen werden genationaliseerd. Vanwege de hoge winsten die in voorgaande jaren het land uit waren gevloeid, werden buitenlandse eigenaren niet gecompenseerd. ‘Er was ontzettend veel elan,’ zegt Van der Putten. ‘Een geloof dat alles beter zou worden. De landhervorming kwam snel van de grond. Voor de allerarmsten waren er loonsverhogingen met 40 procent, en dat zag je meteen terug in de consumptie. Allendes regering bevroor de prijzen van de eerste levensbehoeften. Ieder kind kreeg op school gratis een halve liter melk.’
Een nieuwe Allende?
Sinds 11 maart 2022 is Gabriel Boric (1986) president van Chili. Ook hij is leider van een linkse coalitie met daarin communisten: Apruebo Dignidad (‘Ik stem voor waardigheid’). In zijn verkiezingsprogramma kondigde hij aan de omstandigheden van de armen in Chili te willen verbeteren en de rijken zwaarder te zullen belasten. Daarnaast heeft hij veel aandacht voor het milieu, klimaat en minderheden. In zijn kabinet zijn 14 van de 24 leden vrouw. Minister van Defensie is socialist Maya Fernández Allende – een kleindochter ván.
Dat elan van een socialistische heilsstaat leidde ook tot culturele bloei. De communistische volkszanger Víctor Jara, die de UP-campagne had opgesierd met het strijdlied ‘Venceremos’ (‘We zullen overwinnen’), werd met muziekgroepen als Quilapayún en Inti-Illimani de stem van de sociale veranderingen. Ze traden gratis op om de revolutie te bezingen, ook buiten Chili. Dichter en UP-gezicht Pablo Neruda won in 1971 de Nobelprijs voor literatuur. Dat alles gaf Chili een enorme aantrekkingskracht. Linkse vakmensen en sympathisanten vanuit de hele wereld kwamen er helpen en hoopten te integreren in dit rode paradijs.
Hyperinflatie onder Allende
De VS probeerden Chili internationaal te isoleren, en daarom richtte Allende zich steeds meer op de socialistische landen. Op 10 november 1971 legde hij de rode loper uit voor de Cubaanse leider Fidel Castro. Hij kwam voor een tiendaags staatsbezoek, het werden er 23. Allende kreeg een kalasjnikov-machinegeweer cadeau met de ingegraveerde tekst: ‘Voor Salvador, van zijn wapenbroeder Fidel Castro.’ ‘Het werd het langste staatsbezoek ooit, zegt Van der Putten. ‘Ongevraagd gaf Castro allerlei adviezen en hij bemoeide zich overal mee. Het was voor Allendes tegenstanders een teken om tot actie over te gaan.’
Het kantelpunt was toen overigens al bereikt: doordat de arbeiders meer verdienden steeg hun koopkracht, maar de productie kon de vraag niet bijhouden. De invoer van buitenlandse producten liep spaak door een gebrek aan geld, omdat het congres belastingverhoging blokkeerde – de christen-democraten kozen daarbij de kant van de oppositie. Noodgedwongen ging de regering geld bijdrukken, met stijgende prijzen en hyperinflatie tot gevolg.
Daarnaast was onverdraagzaamheid de UP-aanhang niet vreemd. Politiek tegenstanders werden op massabijeenkomsten uitgemaakt voor ‘mummies’.
Als landhervormingen naar hun smaak niet ver of snel genoeg gingen, namen boerenleiders het recht in eigen hand zonder dat daartegen werd opgetreden. Arbeiders namen de controle van fabrieken over als eigenaren de regering tegenwerkten.
Het had een contraproductief effect: Allende had de gematigden in het parlement, zoals linkse christen-democraten, juist nodig om zijn revolutie te laten slagen. ‘Aan idealisme was geen gebrek,’ vertelt Van der Putten. ‘Maar aan realisme des te meer.’
De oppositie groeide en deed er alles aan om de UP te saboteren. Kranten in handen van die oppositie, zoals de ultrarechtse El Mercurio, verspreidden geruchten over verontreinigd drinkwater en gedistribueerd rot vlees. En er zou een plan bestaan om kinderen naar heropvoedingskampen in de Sovjet-Unie te sturen.
Naar voorbeeld van de Amerikanen begonnen meerdere westerse landen een boycot van Chili. Door het ontstane gebrek aan zaaigoed en kunstmest stagneerde de agrarische productie. Instanties als de Wereldbank weigerden nog kredieten te verstrekken. Tot overmaat van ramp daalde ook de koperprijs, Chili’s belangrijkste exportproduct. ‘Allende kreeg van alles de schuld,’ zegt Van der Putten. ‘Zelfs van aardbevingen. De bevolking begon steeds meer te morren, want dagelijkse eerste levensbehoeften als gas, tandpasta en koffie ontbraken. Als ik ergens een lange rij zag, sloot ik ook aan. Blijkbaar was er iets te krijgen, al wist ik niet wat.’
Ook intern raakte de UP verdeeld. Socialisten en communisten hadden totaal verschillende ideeën over hoe de revolutie eruit moest zien. Veel socialisten wilden maatregelen sneller doorvoeren; de communisten waren pragmatischer en zochten compromissen. Allende voerde talloze kabinetswijzigingen door om maar zo veel mogelijk partijen en zowel arbeiders als middenklassers tevreden te houden.
In oktober 1972 brak er een vrachtwagenchauffeursstaking uit tegen het regeringsplan voor één overkoepelende vakbondsunie voor de transportsector. Omdat de VS de stakingskas spekten duurde die weken, waardoor nog meer tekorten ontstonden. Op 2 december dat jaar gingen duizenden vrouwen de straten op om te protesteren tegen de tekorten. Ze sloegen op pannen om hun ongenoegen te uiten.
De UP gebruikte nooit geweld tegen dergelijke manifestaties, maar rechts wel. De paramilitaire organisatie Patria y Libertad (‘Vaderland en Vrijheid’), in april 1971 opgericht tegen ‘de dictatuur van het proletariaat’, pleegde regelmatig aanslagen op UP-aanhangers.
Volkszanger gedood
Na Allendes laatste toespraak vertrok zanger Víctor Jara met zijn gitaar naar de technische universiteit in Santiago om daar met studenten de democratie te verdedigen. De volgende dag werden ze door militairen gearresteerd en weggevoerd naar een sportstadion. Jara werd daar herkend en mishandeld. Op 16 september werd zijn levenloze lichaam bij een kerkhof in de stad gevonden. Het was doorzeefd met kogels en zijn handen waren verbrijzeld. In 2018 werden negen voormalige militairen die betrokken waren bij zijn dood veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. Het sportcomplex in Santiago waar hij stierf werd in 2003 omgedoopt tot Estadio Víctor Jara.
Allende in het nauw
Bij de tussentijdse congresverkiezingen in maart 1973 hoopte Allende zijn regering te versterken. Hij had intensief campagne gevoerd om stemmers te winnen. Opnieuw moest hij het opnemen tegen een coalitie van de Nationale Partij en christen-democraten, die zich nu openlijk achter de oppositie hadden geschaard.
De UP behaalde 44 procent van de stemmen – meer dan de andere partijen afzonderlijk –, maar geen meerderheid. Toch eisten hardliners binnen de UP dat Allende nu zijn socialistische programma definitief voltooide. Van alle kanten werd hij in het nauw gedreven. Zelfs de mijnwerkers keerden zich tegen hem toen hij hun loonsverlaging aankondigde om de crisis het hoofd te bieden.
In juni 1973 legden de vrachtwagenchauffeurs opnieuw het land plat. Een vakbondsleider die de regering steunde en bleef rijden, werd vermoord. Op 29 juni 1973 deed een tankregiment een mislukte couppoging, waarbij 22 doden vielen.
Veel Chilenen vreesden een burgeroorlog en zagen een militaire interventie als enige uitkomst. In kringen rondom Allende werd gepleit voor bewapening van de arbeiders. ‘Allende wilde daar niet aan, het zou een bloedbad alleen maar vergroten,’ zegt Van der Putten. ‘Hij voorspelde me tijdens een interview met zekerheid dat een staatsgreep nooit zou plaatsvinden, omdat het Chileense leger trouw was aan de constitutionele regering.’
Allende zag meer in een referendum waarin het volk zich erover zou moeten uitspreken of hij moest doorgaan met zijn socialistisch experiment. Hij wilde dat op 10 september 1973 op televisie bekendmaken. De nieuwe legeropperbevelhebber Augusto Pinochet vroeg hem daarmee een paar dagen te wachten. Op dinsdag de 11de stuurde die zijn troepen in alle vroegte op het Moneda-paleis af, met als argument dat hij de democratie wilde ‘redden’. De militairen boden de president een vrijgeleide naar het buitenland, maar Allende weigerde. Hij zou de democratie verdedigen, zei hij in zijn laatste radiotoespraak. Toen de situatie onhoudbaar bleek, schoot hij zich met Castro’s kalasjnikov door het hoofd.
Van der Putten zag het drama zich voltrekken vanuit zijn appartement bij het Moneda-paleis. Hij verwachtte een coup. ‘Door alle stakingen en de houding van het parlement, dat alles blokkeerde, raakte ik ervan overtuigd dat het mis zou gaan. Maar ik dacht aan een golpe blando, een zachte coup. De militairen zouden daarna orde op zaken stellen en nieuwe verkiezingen uitschrijven.’
Het is wrang dat Allende stierf ter verdediging van de democratie. ‘Terwijl de coupplegers als argument aanvoerden dat ze de democratie wilden redden. Allende overschatte de bereidheid tot verandering in zijn land. Zijn grootste fout was dat hij geloofde dat een revolutie in de legaliteit zou lukken, terwijl de wetgevende en de rechterlijke macht tegen hem waren.’ En dan vond die revolutie ook nog midden in de Koude Oorlog plaats: de VS waren doodsbang dat Chili een voorbeeld zou worden voor Frankrijk en Italië, met hun grote communistische partijen.
Enkele dagen na de coup lagen de etalages in Santiago weer vol – tot opluchting van veel Chilenen, viel hem op. ‘Want alles wás er natuurlijk. De winkeliers verkochten hun spullen gewoon op de zwarte markt.’
De militairen herstelden de democratie niet, maar vestigden een ijzeren dictatuur die zeventien jaar duurde en naar schatting 3000 UP-aanhangers het leven kostte. Kort na de coup verliet Van der Putten voor zijn eigen veiligheid het land, omdat het nieuwe bewind zijn ‘gekleurde’ berichtgeving niet op prijs stelde.