Home Dossiers Dictators Josip Broz Tito (1892-1980)

Josip Broz Tito (1892-1980)

  • Gepubliceerd op: 18 april 2006
  • Laatste update 08 mei 2023
  • Auteur:
    Guido van Hengel
  • 15 minuten leestijd
Tito met Jimmy Carter
Cover van
Dossier Dictators Bekijk dossier

Onder leiding van voormalig partizanenleider Tito werden alle tegenstellingen in Joegoslavië even naar de achtergrond verdreven. ‘Communistischer dan de Sovjet-Unie en democratischer dan het Westen’, was zijn titoïsme een succesformule, ook internationaal. Na zijn dood spatte het land uit elkaar; nu is Tito een nostalgisch symbool van eenheid, welvaart en vrede.

Josip Broz Tito was zowel de belichaming van Joegoslavië als van de Derde Weg, een inmiddels vergeten initiatief van ongebonden staten die weigerden zich onder de paraplu van respectievelijk de Verenigde Staten of de Sovjet-Unie te scharen.

In West-Europa werd hij gezien als lichtpunt in het Europese sociale denken. Linkse intellectuelen als Jean Paul Sartre en Günther Grass dweepten met hem. ‘Hij is de belichaming van mijn filosofie,’ meende de eerste. Tijdens de Koude Oorlog werd hij in het Westen geprezen omdat hij nuance op het wereldtoneel invoerde.

‘Hij is de belichaming van mijn filosofie’, zei Sartre over Tito

Het aanzien van Tito en Joegoslavië was in deze tijd aanzienlijk beter dan het ‘zwarte gat’ dat de regio tegenwoordig voor veel Europeanen is. Vooral om die reden is Tito in voormalig Joegoslavië weer populair. Hij was geliefd in alle delen van de wereld en kende een groot deel van de Europese jetset. Een bekende mop uit Joegoslavië was: ‘Zijn er mensen op de maan? Nee, want anders was Tito er allang op staatsbezoek geweest!’ De veel gehoorde verzuchting ‘Was Tito er nog maar’ betekent dan ook vooral: ‘Hadden we nog maar geld, eten en aanzien in de wereld.’

Josip Broz Tito

Tito werd als Josip Broz geboren aan de vooravond van de twintigste eeuw, in 1892 te Kumrovec, een boerendorpje dicht bij Zagreb. Hij was de zevende van de vijftien kinderen van Franjo en Marija Broz, van wie er slechts zeven zouden overleven. Kumrovec lag in de wijde periferie van de Oostenrijkse-Hongaarse dubbelmonarchie en velen trokken daar weg om elders hun heil te zoeken – naar Amerika en Australië, maar ook dichter bij huis. De jonge Josip Broz werd al op vijftienjarige leeftijd het huis uit gestuurd om te gaan werken in Sisak, een plaatsje langs de spoorbaan tussen Triëst en Wenen.

In Sisak zou Josip Broz voor het eerst de internationale spanningen op de Balkan voelen. Sisak viel onder de Hongaarse Kroon. Net over de grens hadden Servische rebellen zich vrijgevochten van de Turken en de Kroaten keken met een scheef oog naar de autonomie van de Serviërs. Hoewel het gros van de bevolking op het Kroatische platteland trouw bleef aan Wenen, werden in de steden plannen gesmeed voor een Zuid-Slavische eenheid van Serviërs, Kroaten en Slovenen.

Josip Broz heeft later altijd beweerd dat hij in die tijd al gecharmeerd was van de rebellie van de Zuid-Slaven, maar of dat waar was is twijfelachtig. Het lijkt zich in deze periode vooral beziggehouden te hebben met geld verdienen, dat hij zou meenemen naar zijn arme familie in het boerendorp.

De enige politieke bewustwording die Tito mogelijk onderging in zijn Habsburgse jaren, was dat hij verschillende talen leerde en zich internationaler ging oriënteren

Na zijn opleiding op een technische school en als leerling bij een slotenmaker in Sisak (later in Zagreb) vertrok Broz naar Ljubljana, om vervolgens als Gastarbeiter door te reizen naar Duitse, Tsjechische en Oostenrijkse industriegebieden. De enige politieke bewustwording die hij wellicht onderging in zijn Habsburgse jaren, tussen 1910 en 1914, was dat hij verschillende talen leerde en zich internationaler ging oriënteren. Daarmee werd mogelijk de kiem gelegd voor zijn communistische interesse.

In 1914 moest Broz terug naar Zagreb, om zijn militaire dienstplicht te vervullen. Toen de Zuid-Slavische activist Gavrilo Princip aartshertog Franz Ferdinand in Sarajevo door zijn hoofd schoot, verklaarde de in woede ontstoken Habsburgse keizer de oorlog aan Servië.

Tito aan het front van de Eerste Wereldoorlog

Broz werd als soldaat naar het front gestuurd om tegen de Serviërs te vechten. Al in 1915 werd hij gevangengenomen en samen met een heleboel andere Habsburgse gevangenen naar Siberië gestuurd. Daar zou Josip kennismaken met de Russische cultuur – en niet te vergeten met het communisme. Hij ontsnapte en vluchtte naar Sint-Petersburg, waar hij getuige was van de Revolutie. Verschillende malen werd hij opgepakt, geïnterneerd en weer vrijgelaten.

Toen Europa weer veilig was, werd het Habsburgse Rijk in Versailles en Trianon opgedeeld door de geallieerden. Josip Broz had echter Russisch geleerd, een Russische vrouw getrouwd en was in 1918 lid geworden van de communistische partij. Zo keerde hij terug naar Kumrovec, in het vers gestichte Koninkrijk van Serviërs, Kroaten en Slovenen.

Dit vorstendom was de realisering van een ideaal, maar het zou uitlopen op een fiasco. De bedwelmende ideeën van Zuid-Slavische eenheid, die in de cafés van Zagreb en Belgrado waren uitgedacht door dromerige intellectuelen, waren moeilijk te verenigen met de harde hand van de Servische koning Aleksandar Karadjordjevic.

Serviërs en Kroaten hadden opeens heel andere opvattingen over de nationaliteitenpolitiek: waar de Serviërs in een Joegoslavische eenheid geloofden, hadden de Kroaten een federaal Joegoslavië voor ogen

Bovendien bleken Serviërs en Kroaten opeens heel andere ideeën te hebben over de nationaliteitenpolitiek. Serviërs geloofden in een Joegoslavische eenheid, terwijl de Kroaten vooral een federaal Joegoslavië voor ogen hadden.

In het interbellum maakte Broz carrière binnen de Joegoslavische communistische partij, die in het koninkrijk verboden was. Hij organiseerde verschillende stakingen en betogingen en kwam daardoor in de clinch met het Karadjordjevic-bewind.

Tito ontmoet communistische medestrijders

Gedurende jaren van dwangarbeid en opsluiting leerde Broz zijn communistische medestrijders kennen. De belangrijkste waren de eenvoudige Serviër Aleksandar Rankovic, de Sloveense leraar Edvard Kardelj, het Montenegrijnse heethoofd Milovan Djilas en Moše Pijade, een Joodse intellectueel uit Belgrado. Deze communisten uit alle hoeken van het land zouden later de top van de Joegoslavische partij vormen.

Broz ging ondergronds en besloot verschillende schuilnamen aan te nemen, waaronder ‘Tito’, wat volgens de officiële lezing een soort bevel inhield – Tito wist wat iedereen moest doen -, maar mogelijk ook verwijst naar keizer Titus of een oude Kroatische voornaam. Hij ontpopte zich met zijn autoritaire manieren en rechtlijnigheid tot een leidersfiguur en werd in 1936 hoofd van de Joegoslavische communistische partij.

Tito was een fervent stalinist en bleef dat merkwaardig genoeg ook nadat hij de zuiveringen van Stalins terreur had zien plaatsvinden

Met een kliek van aanzienlijk jongere communisten om zich heen kreeg hij al snel de bijnaam stari (‘oude’). Dit was geen scheldnaam, maar een eretitel, die hij tot zijn dood zou blijven cultiveren – de rol van autoritaire, strenge maar rechtvaardige vader beviel hem uitstekend.

Tussen 1936 en 1940 reisde Josip Broz verschillende malen naar Moskou. Broz, steeds vaker ‘Tito’ genoemd, was een fervent stalinist en bleef dat merkwaardig genoeg ook nadat hij de zuiveringen van Stalins terreur onder zijn ogen had zien plaatsvinden. Hij was heilig overtuigd van de kracht van Jozef Stalin en de mogelijkheden van het communisme. Toen Joegoslavië in 1939 uiteen begon te vallen, en Hitler met zijn legers Polen en Tsjechië al was binnengevallen, besloot Tito dat het tijd was de revolutie te ontketenen. Hij vestigde zich in de bossen van Joegoslavië met een eenheid van gedisciplineerde partizanen.

Chetniks

Tito had zichzelf een reusachtige taak opgelegd. Zijn vijanden waren talrijk en omsingelden hem. In 1939 was het Kroatische deel van Joegoslavië omgevormd tot de Onafhankelijk Staat van Kroatië (NDH), die geleid werd door de Ustaša, een op het fascisme en nazisme geïnspireerde groepering. De Ustaši waren antisemitisch en anti-Servisch en werden gesteund door de Duitse nazi’s en Italiaanse fascisten. Ze plunderden de Servische dorpjes in Kroatië en bouwden een concentratiekamp in Jasenovac, waar talloze Joden, zigeuners en Serviërs de dood zouden vinden.

Hun grootste tegenstander was aanvankelijk de guerrillabeweging van Servische nationalisten, geleid door de charismatische Dragoljub ‘Draža’ Mihajlovic. Deze baardige strijders noemden zichzelf chetniks, en stonden aan de kant van de Servische koning Karadjordjevic, die met zijn hele familie naar Engeland was gevlucht.

Tito hoopte aanvankelijk dat zijn getrainde partizanen hulp konden krijgen van de chetniks, maar al spoedig bleek dat die niet te vertrouwen waren. In de chaos van de Tweede Wereldoorlog maakten ze zich schuldig aan plundering en verkrachting, vooral in moslimgebieden in Bosnië. Bovendien bleken ook zij de eenheden van Tito aan te vallen. De Joegoslavische volkeren leken meer verdeeld dan ooit tevoren: Kroatische fascisten stonden tegenover Servische en Montenegrijnse nationalisten, en zij vochten weer tegen Tito’s partizanen, die uit alle mogelijke hoeken van Joegoslavië kwamen.

Churchill zou in 1943 een missie uitsturen met de strikte opdracht om uit te zoeken of Tito ‘een man, een vrouw of een mythe’ was

Het Westen wist zich weinig raad met de geheimzinnige partizanenleider Tito, over wie weinig bekend was, maar veel gesproken werd. Churchill zou in 1943 een missie uitsturen met de strikte opdracht om uit te zoeken of Tito ‘een man, een vrouw of een mythe’ was. Stalin werkte Tito tegen, omdat hij wilde dat Tito zou samenwerken met de chetniks. Waarop Tito een telegram naar de grote Sovjetleider stuurde met de woorden: ‘Als jullie ons niet helpen, werk ons dan ook niet tegen!’ 

Na gesprekken in 1944 met Churchill in Napels en met Stalin in Moskou kreeg Tito dan toch de nodige buitenlandse steun. Het was aangetoond dat chetnik-leider Mihajlovic niet te vertrouwen was en maarschalk Tito werd de nieuwe partner van de geallieerden. Eind september 1944 veroverden het Russische en Joegoslavische leger Belgrado. Daarna zou het inmiddels krachtig geworden Joegoslavische leger de laatste Duitse legerkorpsen gevangennemen. Tito’s partizanen kwamen als overwinnaars uit de oorlog.

Joegoslavië was volledig verwoest. De hoofdstad Belgrado was vijf keer gebombardeerd en ook de rest van het land was één grote rokende puinhoop. Maar Tito’s populariteit was direct na de oorlog enorm, niet alleen in eigen land maar ook internationaal. De heldhaftige partizanenleider cultiveerde de mysteries rondom zijn persoon. Zijn leiderschap sprak tot de verbeelding – als enige land van Europa had Joegoslavië zich grotendeels zelf bevrijd. Het militaire charisma van Tito sloot nauw aan op de oude Balkan-mythe van de meedogenloze en rebelse houwdegen die buitenlandse indringers eruit gooide.

Titoïsme

Met het stichten van de socialistische republiek Joegoslavië werd Tito echter een staatsman, en verdween zijn Che Guevara-achtige aureool. Toch liet hij in 1948 andermaal zijn tanden zien, toen Stalin hem uitdaagde en op het matje riep. Een door Tito geïnitieerde Balkan-federatie van Joegoslavië met Roemenië, Albanië, Bulgarije en mogelijk Griekenland schoot Stalin in het verkeerde keelgat. Er brak een machtsspel uit tussen de twee leiders, waarbij heel Europa de adem inhield. Wie zou er aan het kortste eind trekken?

Aanvankelijk was dat Tito, die volledig geïsoleerd raakte in Oost-Europa en het socialistische blok. Maar na die koude douche zette Tito de tegenaanval in. Samen met de Montenegrijnse Milovan Djilas besloot hij ‘communistischer dan de Sovjet-Unie te worden en democratischer dan het Westen’. Het titoïsme was geboren, een ideologie die volledig geconcentreerd was rond de persoonlijkheid van Tito, en daarmee volstrekt uniek.

Het titoïsme was de succesformule van de Joegoslaven, hoewel de eenheid van de nationale kemphanen niet meer was dan een communistische abstractie

Het titoïsme kreeg gedurende de jaren vijftig en zestig een eigen invulling, waarbij drie zaken centraal stonden: het arbeiderszelfbeschikkingsrecht (een ‘soepel socialisme’), de Broederschap en Eenheid (een communistische variant op het Zuid-Slavische eenheidsideaal) en de Derde Weg (het besluit om neutraal te blijven in de gepolariseerde wereld van de Koude Oorlog).

Met zijn eigengereidheid wist Tito het land een geheel eigen identiteit te geven en werden alle tegenstellingen van het ‘oude’ Joegoslavië naar de achtergrond verdreven. Het titoïsme was de succesformule van de Joegoslaven, hoewel de eenheid van de nationale kemphanen niet meer was dan een communistische abstractie.

Werkkamp Goli Otok

Betekende zijn verzet tegen Stalin ook dat Tito een mild leider was? Ja en nee. De Montegrijnse historicus Milan Terzic zei hierover: ‘Natuurlijk gebruikte Tito de methodes van Stalin, maar dat maakte van hem nog geen bloeddorstig monster!’ Tito’s grootste schending van de mensenrechten was het werkkamp Goli Otok, een kaal en akelig eiland in de Adriatische Zee waar politieke tegenstanders gehersenspoeld en gefolterd werden. Op Goli Otok toonde Tito de stalinistische opvoeding die hij in de jaren dertig had genoten in Moskou.

Meedogenloos was Tito ook voor zijn naaste medewerkers en politieke vrienden. De eerste die uit de gratie viel was Milovan Djilas, die zich in 1953 na Stalins dood uitsprak voor meer democratisering. Later, in 1966, werd Aleksandar Rankovic uit het Centraal Comité gewerkt en maatschappelijk geïsoleerd. Hij zou Tito bespioneerd hebben, maar de eigenlijke reden van zijn val was dat hij tegen Tito’s zin de decentralisatie en andere hervormingen blokkeerde.

De machtspolitiek aan zowel linker- als rechterzijde werd altijd uitgelegd als waakzaamheid tegen vermeende ‘spionage’ en ‘verraad’, maar was in feite bijna stalinistische paranoia.

Tito’s imago van bon-vivant en man van de wereld is nog steeds zeer overheersend in de landen van voormalig Joegoslavië

Tito werd zo een soort goddelijk leider, die geen tegenspraak duldde. De Nederlandse schrijver en journalist A. den Doolaard interviewde hem in de jaren vijftig en was geïmponeerd door zijn charisma, dat hem ook angst inboezemde.

Maar aan de andere kant was Tito ook een vaderlijke verschijning die warmte opriep bij zijn ‘onderdanen’. Zijn imago van bon-vivant en man van de wereld is nog steeds zeer overheersend in de landen van voormalig Joegoslavië. Een bezoeker van het mausoleum in Belgrado vertelt in een Servische publicatie: ‘Ik hield van Tito als een hedonist, weet je, hij was een man van de wereld. Hij rookte Kohiba-sigaren, dronk Chivas, weet je, hij droeg witte Brioni-pakken…’

Het begin van het einde voor Tito’s Joegoslavië

Zeer bepalend voor de toekomst van Joegoslavië was de grondwet van 1974. Deze was moeizaam tot stand gekomen en betekende zowel het einde van een interne communistische discussie als het begin van het einde van Joegoslavië.

De laatste overgebleven ideologen binnen de partijtop waren Edvard Kardelj en Tito. Kardelj geloofde in het ware marxistische idee dat de staat zou kunnen verdwijnen als de klasseloze maatschappij zou zijn voltooid. Dat betekende ook dat het centralistische bestuur vanuit Belgrado kon worden afgezwakt. Tito daarentegen was een ‘staatse’ communist, en was niet zo overtuigd van dat vanzelfsprekende wegvagen van de staat.

Uiteindelijk werd besloten tot een decentraal Joegoslavië, met een sterk communistisch georiënteerd economisch systeem. Kardelj had in feite de discussie gewonnen. Daarvoor in de plaats kreeg Tito tot zijn dood de volledige macht. Daarna zou zijn leiderschap worden vervangen door een roulerend systeem, waarbij steeds een andere republiek als voorzitter zou fungeren. Een soort Europese Unie avant la lettre.

Weelderige paleizen met dierentuinen en jachtvelden, cruisehavens aan de Adriatische Zee en bombastische parades: niets was Tito te gek

Dit gelijkheidsprincipe voor alle deelrepublieken deed vooralsnog nog geen afbreuk aan Tito’s totalitaire glorie. Tito werd van 1974 tot zijn dood in 1980 steeds extremer verheerlijkt. Steeds sterker ging hij trekken vertonen van de Habsburgse keizer Franz Josef, in wiens rijk de kleine Josip Broz was geboren. Weelderige paleizen met dierentuinen en jachtvelden, cruisehavens aan de Adriatische Zee en bombastische parades: niets was Tito te gek.

Deze cultus werd op een bijna orwelliaanse manier voortgezet toen Tito in 1980 overleed. De eerste officiële partijleuze na Tito’s dood was: Na Tito? Tito! Shelzen Maliqi, een Kosovaarse historicus, vertelt in een persoonlijk essay dat hij in 1957 al nauwelijks kon bevatten dat de partizanenleider Moše Pijade dood kon gaan. De gedachte dat Tito zou overlijden leek nog veel vreselijker. Hij beschrijft dat hij zich dat als klein kind überhaupt niet kon voorstellen.

1980: het overlijden van Tito

Maar in 1980 was het wel zover. Ook Tito bleek te kunnen sterven. De Partij deed haar uiterste best om dat gapende gat op te vullen: meer dan ooit tevoren werden er parades voor Tito gehouden, straten vernoemd, standbeelden onthuld en postzegels gedrukt. De leuze Na Tito? Tito! werd ook letterlijk genomen: in het leger moesten de soldaten tot 1991 nog elke dag een groet aan opperbevelhebber Tito brengen. Er mocht geen verwarring over bestaan dat Tito de hoogste leider van Joegoslavië was, ook na zijn dood.

Toen in 1991 de oorlog uitbrak, maakte het Joegoslavische volksleger (grotendeels gekaapt door de Serviërs) Joegoslavië eigenlijk in naam van Tito kapot, met bombardementen op Sarajevo en Dubrovnik, massamoord in Bosnië en etnische zuiveringen in Kroatië, Kosovo en Macedonië.

Het Joegoslavië van na Tito’s dood werd gekenmerkt door desintegratie, oorlog, isolatie en economische malaise. Het land viel uiteen en Tito’s project was voorgoed verleden tijd. Miloševic en zijn Kroatische collega Franjo Tudjman probeerden nog een tweede Tito te worden, maar bleven hangen in vooral de zwarte kanten van Tito’s erfenis: de dictatuur en het militarisme. Toch is Tito niet verdwenen uit Joegoslavië. Zijn geest waart nog steeds rond in de regio, in verschillende gedaantes.

Er worden hippe clubs geopend die Tito’s naam dragen en retro-films gemaakt die zijn verschijning tot cult verheffen

Er zijn petities geweest in Servië om Tito weg te halen uit zijn mausoleum en ergens anders te begraven, want hij was ‘de grootste Servië-hater ooit’. Anderzijds worden er hippe clubs geopend die zijn naam dragen en retro-films gemaakt die zijn verschijning tot cult verheffen. In Kroatië is Tito terug te vinden in kritiekloze films en verkiezingen. Hij werd in 2004 zelfs verkozen tot ‘Grootste Kroaat’, terwijl hij zich nooit direct als Kroaat heeft gepresenteerd.

De laatste tijd heeft zich in Servië en Kroatië een generatieconflict ontwikkeld waarbij de ouderen blijven hangen in een soort nationaal autisme, terwijl de jongeren zich internationaal oriënteren. Ze gebruiken Tito daarbij om zich af te zetten tegen de oudere generatie, die massaal voor Miloševic en Tudjman stemde. Tito staat voor de periode dat Joegoslavië werd gerespecteerd in de hele wereld, wat het land grotendeels te danken had aan zijn Derde Weg en het ‘nee’ tegen Stalin dat overal respect afdwong.

Meer weten:

  • In Joegoslavië is een niet op te sommen hoeveelheid boeken over Tito verschenen, waarvan de inhoud politiek of nationalistisch gekleurd is. Ook niet erg kritisch, maar wel zeer leesbaar is Vladimir Dedijers Tito, dat in 1953 in Duitse en Engelse vertaling verscheen.
  • Na 1980 werd geschiedschrijving over Tito beïnvloed door de (ophanden zijnde) oorlog. Daarbij vallen in positieve zin op: Stephan Pavlowitch, Tito. Yugoslavia’s Great Dictator (1992), Richard West, Tito and the Rise and Fall of Yugoslavia (1994) en de memoires van insider Milovan Djilas, Tito. The story from Inside (1980).
  • Iedereen kent de partizanenfilms met Tito als Grote Held, zoals Slag op de Neretva uit 1969 en Walter verdedigt Sarajevo (1972). Omdat Tito van films hield, is cinema in voormalig Joegoslavië altijd een bloeiende kunststroming geweest. Recente Tito-films zeggen overigens meer over huidig dan over toenmalig Joegoslavië: Maršal (‘Maarschalk’, Kroatië 2000), Tito i ja (‘Tito en ik’, Servië 1993) en het met een Gouden Palm bekroonde meesterstuk van regisseur Emir Kusturica: Underground (Servië 1995).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.