Home Dossiers Nederlandse politiek Joseph Luns als secretaris-generaal van de NAVO (1971-1984)

Joseph Luns als secretaris-generaal van de NAVO (1971-1984)

  • Gepubliceerd op: 3 juni 2009
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Paul van der Steen
  • 17 minuten leestijd
Luns en De Gaulle
Cover van
Dossier Nederlandse politiek Bekijk dossier

Het ambt van secretaris-generaal van de NAVO bracht de favoriete werelden van Joseph Luns bij elkaar: die van de krijgsmacht en die van de diplomatie. De Koude Oorlog had nog nauwelijks aan ijzigheid verloren en binnen het bondgenootschap sluimerden conflicten. Maar Luns genoot, dertien jaar lang, van het protocol en de gepantserde auto’s.

De kleindochter van Joseph Luns vroeg of hij echt de baas van de MAVO was geworden. Eén letter verschil maakte in dit geval heel veel uit. Opa werd secretaris-generaal van de NAVO, op een moment dat de Koude Oorlog nog in volle gang was.

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Bij dat politieke klimaat paste een ijzige topman, die zich geen illusies maakte over de vijand. De Sovjetinterpretatie van ontspanning was volgens Luns ‘het uitbuiten van de vreedzame instincten van het Westen, terwijl men rustig voortgaat in zijn pogingen politieke macht te veroveren. Met andere woorden, dat men doorgaat met het voeren van de strijd met alle middelen, oorlog uitgezonderd.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Tegen beter weten in blijven hameren op dialoog en ontspanning kon, vond Luns, ‘nog erger zijn dan nutteloos, namelijk erg, erg gevaarlijk. De kernvraag is hoe wij in het Westen onze belangen kunnen bevorderen door middel van zo’n dialoog, gegeven het feit dat onze Oost-Europese gesprekspartners een totalitaire ideologie aanhangen, die vasthoudt aan de onvermijdelijkheid van een conflict als een van haar belangrijkste leerstellingen.’

Het Warschaupact zou volgens Luns de ruimte pakken die het kreeg. De NAVO moest daarom geen ruimte geven, maar constant waken over haar geloofwaardigheid. ‘Men moest in het Kremlin voortdurend in onzekerheid worden gehouden over de vraag, of de alliantie al dan niet het nucleaire wapen zal gebruiken.’ Dat was de beste garantie dat het nooit tot zo’n afschuwelijke kernoorlog zou komen, want het vooruitzicht van totale vernietiging werkte afschrikwekkend genoeg.

Eigenlijk had Luns beter moeten weten. In de dertien jaar dat de Nederlander aan het hoofd van het bondgenootschap stond, simuleerden de westerse landen bij wijze van oefening elk jaar een oorlogssituatie. ‘Spannend was het om te ervaren hoe de verschillende lidstaten op de gefingeerde situaties reageerden en welke visies zij via het hoofdkwartier doorgaven aan het NAVO-oppercommando,’ vertelde Luns achteraf.
Om daar – bijna alsof het om een onschuldig spelletje ging – aan toe te voegen: ‘De oefening eindigde altijd met de zeer enerverende vraag of en in welke situatie tactische kernwapens moesten worden gebruikt. Of dat gebeurde, lag aan de ernst van de gefingeerde situatie.’

Luns zat vol grappen

De KVP’er Luns was Nederlands tweede man bij de permanente vertegenwoordiging van de Verenigde Naties in New York, toen hij in 1952 minister zonder portefeuille werd op het departement van Buitenlandse Zaken. De partijloze Johan Willem Beyen ging het ambt met alle toeters en bellen bekleden. Luns mocht zich alleen over de grens minister van Buitenlandse Zaken noemen. Twee heren aan het hoofd van één departement – Luns wist het wel te verdedigen: een klein land had nu eenmaal heel veel buitenland. ‘Luns met z’n Beyen,’ grapte de buitenwereld.

In de praktijk bleek het een nogal ongelukkige constructie, die slechts één kabinet lang overeind bleef. In 1956 werd alleen Luns minister van Buitenlandse Zaken, om het tot 1971 te blijven. Het aantal spelers op het wereldtoneel was beperkt, wat betekende dat Nederland meer dan tegenwoordig een factor was. Luns wist die betekenis nog groter te maken door zijn wijze van optreden: goed geluimd en vol grappen, maar ook hard als dat nodig was. Vervelend eigenwijs kon hij zijn. En de groten der aarde zag hij als zijn gelijken.

Dat viel niet overal goed. De Kennedy’s konden zijn bloed wel drinken. De Duitse bondskanselier Adenauer vond Luns ‘de kwalijkste, ergerlijkste man’ die hij ooit had ontmoet. ‘Als alles mij tegenzit, als ik kiespijn heb, als het rotweer is, als mijn collega’s mij bedriegen, als de bondspresident tegen mij samenspant, als de Bondsdag een andere kanselier wil en als ook de pers zich tegen mij keert, dan troost ik mij met één gedachte: er is in ieder geval één mens op deze aarde die het nóg slechter heeft getroffen dan ik en dat is mevrouw Luns.’

Luns zelf voegde dit soort uitspraken met graagte toe aan zijn rijke anekdoterepertoire. Zo zou Adenauer tijdens een internationale bijeenkomst ook eens hebben geroepen dat het ongehoord was dat een jongeman als Luns hem durfde tegen te spreken. Waarop de Nederlandse minister tegen een collega naast hem fluisterde: ‘Ik vind het ongehoord dat zo’n oude man als Adenauer zich nog met buitenlandse politiek bemoeit.’

Een groot gevoel voor de versiering van het leven zat er bij Joseph Luns al vroeg in. Het rooms-katholieke milieu waarin hij opgroeide was doordrenkt van ceremonie, en ook bij het beroep van zijn vader – kunstschilder – pasten een zekere zwier en savoir-vivre. Luns huwde bovendien een barones.

De diplomatie was Luns’ tweede keus. Zijn hart lag bij de marine. Hij vervulde er begin jaren dertig zijn dienstplicht als matroos-seiner eerste klas. Luns had graag verder gewild, maar was drie dagen te oud om in aanmerking te komen voor een opleiding tot adelborst. Als minister mocht hij graag terugkomen bij grootschalige oefeningen en tijdens ministerraden, die hij in de regel veel te langdradig vond, tekende hij oorlogsbodems op zijn paperassen.

In de functie van secretaris-generaal van de NAVO kwamen de twee grote liefdes van Luns samen: het militaire apparaat en de diplomatie. Het leek hem bovendien een ambt met elan. De standplaats Brussel was hem niet vreemd. Moeder Luns werd geboren in het Belgische Tongeren. Zelf volgde hij de laatste jaren van zijn gymnasiumopleiding in Brussel. Geen wonder dat Luns vanaf het moment dat de eerste geruchten over het vertrek van de Italiaanse NAVO-topman Manlio Broso de ronde deden, op strategische plekken liet vallen dat hij wel interesse had in de opvolging.

Het was zaak om alle lidstaten achter zijn kandidatuur te krijgen. In sommige gevallen was dat geen enkel probleem: Groot-Brittannië, bijvoorbeeld, zegde hem direct alle steun toe. De meeste weerstand kwam uit Amerikaanse en Griekse hoek. De lichte aversie in Washington dateerde uit het begin van de jaren zestig, toen Luns tegen de zin van de Kennedy’s lang vasthield aan Nieuw-Guinea. Athene nam de Nederlandse minister zijn scherpe kritiek op het Griekse kolonelsregime kwalijk. Beide landen volhardden niet in hun tegenstand. Tijdens een NAVO-top in Lissabon in mei 1971 kwam Luns’ benoeming rond.

Nestor Luns

De buitenlandse media konden zich vinden in de benoeming. De New York Times noemde Luns ‘de nestor van de ministers van Buitenlandse Zaken in de wereld. Hij behoort tot de groep van vooraanstaande naoorlogse staatslieden: Pearson, Spaak, Lange.’ Le Figaro sprak van ‘een joviale reus, symbool van Hollandse degelijkheid, die tegelijk ironie en humor uitstraalt en van wie talloze geestige uitspraken de ronde doen’. Maar de Franse krant deed ook een andere constatering: ‘De heer Luns beheerst in feite als een werkelijk absoluut monarch de Nederlandse buitenlandse politiek.’

Het grote publiek was dol op hem. Het meest gehoorde antwoord op een in 1971 gestelde enquêtevraag wie president moest worden in het geval Nederland een republiek zou zijn, was: Luns. Maar politiek Den Haag was na negentien jaar een beetje uitgekeken op de boomlange bewindsman.

Het werd dan ook geen warm afscheid. Luns werd ondanks een ministerschap van recordlengte geen minister van staat. Premier Piet de Jong liet doorschemeren dat het er later misschien nog eens van zou komen bij een afscheid van de NAVO. Ook de eerste persconferentie van opvolger en partijgenoot Norbert Schmelzer werd niet als een compliment ervaren: deze beloofde minder te reizen dan Luns en zijn buitenlands beleid beter te laten aansluiten op binnenlandse opinies.

De kersverse secretaris-generaal haalde zijn gram door in 1972 zijn lidmaatschap van de KVP op te zeggen. Het zou onverenigbaar zijn met de voor zijn ambt vereiste onpartijdigheid, luidde de officiële lezing. Maar geen van zijn voorgangers of opvolgers vond een dergelijke stap noodzakelijk. Vandaar dat het gebaar voor velen bewees wat ze al langer dachten: van echte warme gevoelens van Luns voor zijn partij was nooit sprake geweest; hij had de KVP gebruikt als carrièreopstapje.

Scepsis over de benoeming van Luns heerste ook bij de Nederlandse media. Hij zou het niet gemakkelijk krijgen, voorspelde J.L. Heldring in NRC Handelsblad: ‘Iemand die jarenlang hun nestor is geweest, moet nu plotseling de dienaar van vijftien ministers van Buitenlandse Zaken spelen. Daarbij verwachten zij van hem dat hij een goed administrateur zal zijn en een ijverig planner – allemaal dingen waar hij als minister een hekel aan had. Maar hij neemt zich voor de eerste tijd alleen maar te luisteren. Dat zal hem misschien nog het moeilijkste van alles vallen.’

Het Sovjetpersbureau Tass had zo zijn eigen redenen om de nieuwe secretaris-generaal te hekelen. ‘De leiders van de NAVO en het Pentagon geven blijk van hun voortdurende minachting voor de publieke opinie in de wereld,’ liet de spreekbuis van het Kremlin weten. ‘Het nieuwste bewijs daarvan is de benoeming van Luns, die bekendstaat om zijn langdurige en nauwe verbondenheid met het Portugese regime.’

De Russen waren niet de enigen die zinspeelden op die connectie. Het Nederlandse Angolacomité stuurde na Luns’ benoeming brieven aan tal van Afrikaanse landen, waarin gerefereerd werd aan persoonlijke vriendschapsbanden met de voormalige Portugese dictator Antonió de Oliviera Salazar. De Nederlander zou die banden tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben gebruikt om zijn vrouw en dochter uit het vaderland te evacueren naar het veilige Lissabon. Salazar zou daarvoor zelfs de hulp van Adolf Hitler hebben ingeroepen. Ook De Groene Amsterdammer publiceerde over deze zaak. In werkelijkheid werd het volledige gezin Luns in 1941 vanuit het neutrale Zwitserland overgeplaatst naar de Portugese hoofdstad.

Pasja-gedrag

De nieuwe secretaris-generaal stond niet te lang stil bij dit soort verdachtmakingen. Hij had het druk met zijn nieuwe leefwereld en genoot van het ambtskostuum, de uniformen, het protocol, de ceremonies en de decoraties. Luns betrok een ambtswoning aan de Brusselse Avenue Franklin Roosevelt.

Vanaf nummer 43 liet hij zich als een vorst per gepantserde Rolls-Royce naar zijn werk rijden. ‘Tweeënhalve centimeter dik kogelvrij glas,’ werd hij niet moe te benadrukken. Om eraan toe te voegen dat hij graag een aanval op de wagen had meegemaakt, omdat hij dan zijn belagers met een ‘mombakkes’ had kunnen begroeten. Quasi-opgelaten, maar in feite hoogst geamuseerd, vertelde hij over de ontvangsten die hem ten deel vielen. ‘In het buitenland werd ik dikwijls beschermd of ik het Heilig Sacrament was. Dan was de hele weg afgezet en boven mij vlogen helikopters.’

Een secretaris-generaal van de NAVO wás iemand op het wereldtoneel. Prettig, vond Luns dat. ‘Ik wil niet verhelen dat de mogelijkheid om me direct tot regeringshoofden te wenden mij fascineerde. Ik kon voortaan zélf initiatieven nemen, ik kon zelf beslissen over de agenda en ik behoefde me niet meer te verantwoorden tegenover één Kamer van afgevaardigden. Dat leek me een hele verlichting.’

Tegelijkertijd was diezelfde Luns met zijn pasjagedrag ook een man die, tot grote verbazing van het NAVO-personeel, lunches kwam gebruiken in de kantine. Een baas ook die loyaal was aan zijn personeel. Zijn legendarische antwoord op de vraag hoeveel mensen er bij de NAVO werkten – ‘Ongeveer de helft’ – moet dan ook vooral aan zijn neiging tot spot worden toegeschreven.

De secretaris-generaal van het Atlantische bondgenootschap trof een Warschaupact tegenover zich dat onder leiding van Sovjetleider Leonid Brezjnev loerde op uitbreiding van de invloedssfeer. Een jaar voor zijn benoeming wees Luns in een toespraak tot de NAVO al op een gevaar dat dreigde: ‘De Sovjet-Unie is eropuit zich door machtsuitbreiding in het Midden-Oosten een positie aan te matigen waarin zij een wurggreep zou kunnen krijgen op de vitale aanvoer van olie uit dat gebied.’

In 1973 kwam de voorspelling uit. Een nieuwe oorlog tussen Israël en de Arabische landen was voor de laatste aanleiding om olie als wapen in te zetten. Eind jaren zeventig doemden met de islamitische machtsovername in Iran en de Sovjetbezetting van Afghanistan nieuwe problemen op in de brandstofrijke regio. ‘De Russische interventie in Afghanistan is een duidelijk symptoom van een expansionistische mentaliteit,’ constateerde Luns op een NAVO-top in december 1979. ‘Het is in de NAVO onze taak om aan een dergelijk expansionisme het hoofd te bieden, militair binnen de grenzen van het verdragsgebied, maar politiek overal waar dat mogelijk is. Wanneer wij onze taak zouden veronachtzamen, dan is dit voor dezelfde expansionistische mentaliteit een uitnodiging om in gebieden dichter bij huis actief te worden.’

Spannend werd het ook even toen Polen onder invloed van Lech Walesa’s vakbond Solidariteit wat van Moskou leek af te drijven. Hoe zou het Westen reageren in het geval van een ingrijpen door het Warschaupact? Waarschijnlijk hetzelfde als ten tijde van de interventies in Hongarije (1956) en Tsjecho-Slowakije (1968): met de nodige verontwaardiging en woede, maar zonder militaire actie.

Luns had het daarnaast druk met de eigen lidstaten. Griekenland en Turkije vlogen elkaar in de haren over Cyprus. De Engelsen en de IJslanders bakkeleiden over het vissen op kabeljauw, zelfs zo hevig dat Reykjavik overwoog om de NAVO-basis op het eiland niet langer te tolereren. In beide kwesties opereerde Luns omzichtig en met beleid.

In 1982 bezetten de Argentijnen de voor hun kust gelegen Falklandeilanden. De Britse premier Margaret Thatcher zette een militaire operatie van ongekende omvang op poten om de eilanden te heroveren. De anglofiele Luns toonde zich een en al bewondering: dit was ‘een zeemacht zoals er lang geen, operationeel over een zo grote afstand, gezien was’.

Luns’ Hollanditis

Met verbazing zag Luns ondertussen zijn vaderland veranderen. Het gevoel voor discipline in het Nederlandse leger noemde hij met veel gevoel voor understatement ‘wonderlijk’. Soldaten groetten niet of op de wonderlijkste momenten en zagen er, vond de NAVO-baas, uit als ‘ragebollen’ die al een paar weken loopgravenoorlog achter de rug hadden.

Waar generatiegenoten vaak de neiging hadden om op z’n minst iets tegemoet te komen aan de progressieve tijdgeest, was Luns wars van politiek correctheid. Toen er tijdens een rede van hem aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit op de deuren werd gebonsd, zei de spreker: ‘Dat doen ze in Afrika altijd met de tamtam als ze iemand verwelkomen.’ Na afloop werd hij opgewacht door leden van de Kommunistische Studentenbond en de Strijdorganisatie van Surinamers in Nederland. Ze sloegen en schopten hem.

Voor de tv-camera’s reageerde Luns met ijzige kalmte. ‘Ze waren behaard tot op hun navel en zagen eruit als vogelverschrikkers,’ zei hij van zijn belagers. Vanbinnen moet het gekookt hebben: zo weinig respect voor het gezag en autoriteiten die het allemaal maar op z’n beloop lieten. Op het Plein in Den Haag kon hij zijn auto niet eens meer laten staan, zo hadden ze hem gewaarschuwd. Hij zou hem mogelijk gesloopt terugvinden.

Met afgrijzen nam Luns waar dat in 1973 in Nederland het meest linkse kabinet aller tijden onder leiding van Den Uyl aan de macht kwam. Het gebrek aan genegenheid was wederzijds. Toen minister van Defensie Henk Vredeling in het kabinet meldde dat de Amerikanen ontstemd waren over Luns’ optreden in een bepaalde kwestie, zei Hans Gruijters, bewindsman op Volkshuisvesting: ‘Dat krijg je, als je je nar aan het buitenland afstaat.’

Vredeling zelf maakte het nog bonter door in een interview in Vrij Nederland ongenadig uit te halen naar de NAVO-baas: ‘Als ik die vent nog eens voor mijn voeten krijg, schop ik hem de goal in. Hij praat naar hij verstand heeft en dat is niet veel.’ Luns verweet de minister tijdens een diner ‘een pathologische afkeer’ van zijn persoon en raadde hem ‘de divan van een psychoanalyticus’ aan.

Dat leek hem een paar jaar later ook de beste remedie toen Nederland in zijn ogen bevangen leek door een vorm van collectieve zinsbegoocheling, ook wel aangeduid als hollanditis. Luns vond de massale antikernwapendemonstraties gratuite bijeenkomsten. Negen op de tien deelnemers zei mee te lopen voor de vrede. ‘Ja, dan kan ik ook meelopen, want we zijn allemaal, ook ik, vóór de vrede.’

Luns werd niet moe te benadrukken dat de Nederlandse opstelling het Kremlin in de kaart speelde. ‘Een gewond dier is altijd een gewilde prooi voor wolven.’ De NAVO-baas verweet Den Haag een slappe houding. De ene vage lubberiaanse compromisformulering volgde op de andere, vond hij, waarbij werd gesuggereerd dat de geboden extra tijd Moskou mogelijk op andere gedachten zou brengen. Onzin, oordeelde Luns. De Sovjets hadden ook niet gereageerd op plaatsingsbesluiten van Groot-Brittannië en België. Aan uitstel in Nederland zouden zij zich net zomin iets gelegen laten liggen.

Nog meer onbegrip toonde Luns voor Lubbers’ aanwezigheid bij een manifestatie rond het volkspetitionnement in de Haagse Houtrusthallen. Niet alleen werd daarmee ‘een brevet van behoorlijkheid’ aan de antinucleaire beweging afgegeven. In zijn ogen was de bejegening van de minister-president – een zaal die hem de rug toekeerde, gefluit, geroep en antileuzen – ook hoogst onbehoorlijk. Hijzelf zou het in elk geval nooit als een geslagen hond hebben ondergaan.

NSB

Een pijnlijke confrontatie met het vaderland was het uitlekken van Luns’ lidmaatschap van de NSB tussen 1933 en 1936 door een publicatie in het Algemeen Dagblad in 1979. De NAVO-chef weet het aan zijn broer Huib – die zou hem buiten diens medeweten hebben opgegeven. Na het overlijden van Huib Luns maakte zijn weduwe duidelijk dat het verhaal onder druk van haar zwager en veiligheidsdiensten de wereld in was gebracht. Zowel RIOD-directeur Loe de Jong als het kabinet moet geweten hebben dat het een leugen was. Kennelijk moest en zou het blazoen van de hoogste baas van het trans-Atlantische bondgenootschap schoon blijven.

Luns besloot vijf jaar later zelf om op te stappen als secretaris-generaal. ‘Ik had kunnen blijven en persoonlijk had ik dat ook nog wel gewild. Maar ik was over de zeventig en ik had de functie van secretaris-generaal van de NAVO bijna zes jaar langer vervuld dan degene die voor mij die post het langst had bekleed, Manlio Brosio. Bijna dertien jaar ben ik secretaris-generaal geweest. Ik vond het toen wel welletjes. En ik dacht: het is beter nu af te treden, op het hoogtepunt. Wanneer niemand erom vraagt.’

Hans van den Broek, op dat moment Nederlands minister van Buitenlandse Zaken, maakte er geen geheim van dat hij vond dat het mooi was geweest. Op een persconferentie liet hij doorschemeren dat Luns’ opvolger, de Britse lord Carrington, slechts vijf jaar dacht aan te blijven. ‘Nederland is er voorstander van,’ zei Van den Broek, ‘dat het ambt van secretaris-generaal aan een bepaalde termijn wordt gebonden.’

Luns sleet de rest van zijn dagen in Brussel. Hij was er gewend én men wist er nog hoe het hoorde. Van een benoeming tot minister van staat, waarop premier De Jong hem bij zijn aantreden als secretaris-generaal nog enige hoop had gegeven, kwam het niet. Tussen Luns en minister-president Ruud Lubbers ontstond nooit een hartelijke relatie – ‘Wat meer aan hem ligt dan aan mij,’ aldus de NAVO-topman. Die meende dat in de leider van het CDA in wezen een pacifist huisde. En iets van een angsthaas: ‘Regeringen van het midden zijn altijd beducht om links niet te behagen.’ Dáárom was hij geen minister van staat geworden.
Eigenlijk een schande, vond Luns. ‘Ik ben ervan overtuigd dat Den Uyl als minister-president nooit een beslissing niet heeft genomen omdat deze slecht zou liggen bij links. Integendeel.’

Bij zijn overlijden in 2002 oordeelden de internationale media over het algemeen redelijk positief over de man die dertien jaar de NAVO leidde. Progressief Nederland mocht dan walgen van zijn haast anachronistische conservatisme en onbescheidenheid, in Brussel handhaafde Luns zich heel behoorlijk dankzij een goed ontwikkeld politiek instinct en grote routine. Bovendien bezat Luns twee eigenschappen die zijn landgenoten over het hoofd zagen: hij had tact en charme, waarmee hij met name mensen in het midden en aan de rechterkant van het politieke spectrum voor zich kon innemen.

Meer weten:

  • Veel boeken over Joseph Luns hebben een sterk hagiografisch karakter. Het vaste patroon is: oom Joseph vertelt, de journalist of geschiedschrijver notuleert bereidwillig. In Vrijmoedige herinneringen van J.M.A.H. Luns zoals verteld aan Michel van der Plas (1971) ontbreekt de NAVO-tijd nog. In Gelooft u mij, het was een genoegen. Herinneringen verteld aan Pierre Huyskens (1988) en De wereld volgens Luns (1992) van de voornamelijk als Oranjewatcher bekend geworden biograaf J.G. Kikkert wordt wel uitvoerig en bloemrijk verhaald over de jaren bij het Atlantisch bondgenootschap.
  • Albert Kersten, emeritus hoogleraar diplomatieke geschiedenis, beschikt over het privéarchief van Joseph Luns. Hij werkt al jaren aan een wetenschappelijk verantwoorde biografie van Nederlands belangrijkste diplomaat van de vorige eeuw.
  • Op de site van het Biografisch Woordenboek van Nederland (www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN) is een goede, beknopte levensbeschrijving van Joseph Luns te vinden. De huidige, Nederlandse secretaris-generaal Jaap de Hoop Scheffer was minister van Buitenlandse Zaken toen Luns in 2002 overleed. Op de site www.regering.nl is te zien hoe hij destijds zijn voorganger herdacht. Ook lord Robertson, op dat moment de hoogste baas van de NAVO, sprak een in memoriam uit, dat te vinden is op de site van de universiteit van Leuven. Ga naar: http://listserv.cc.kuleuven.be/archives/natopres.html. Klik op ‘July 2002’ en vervolgens op de eerste link.