Mensen met één gigantische voet, een eenhoorn die alleen door een maagd gevangen kan worden of een steen die honger en dorst verdrijft. Dit alles staat, naast meer bekende wezens als leeuwen en zeehonden, in de natuurencyclopedie Der naturen bloeme (‘Het mooiste uit de natuur’) van Jacob van Maerlant. Het is de eerste grote natuurencyclopedie in het Nederlands en ze heeft bijgedragen aan de vorming van de taal, verspreiding van kennis en ontwikkeling van een leescultuur.
Rond 1270 schreef Van Maerlant Der naturen bloeme, een bewerking van het Latijnse Liber de natura rerum van de eveneens Zuid-Nederlandse Thomas van Cantimpré. Van Cantimpré stelde zijn encyclopedie eerder in de dertiende eeuw samen.
Het unieke van Van Maerlants werk zit hem niet zozeer in de inhoud, maar in de Middelnederlandse taal. Als er in de Middeleeuwen iets werd opgeschreven gebeurde dat tot dan toe in het Latijn, het Middelnederlands was uitsluitend een spreektaal. Van Maerlant liet zien dat ook serieuze zaken opgeschreven konden worden in een taal die iedereen verstond. Voor niet alle Latijnse termen bestond een woord in het Nederlands. Van Maerlant vertaalde ze en voegde zo woorden als eenhoorn en vliegenvanger toe aan de Nederlandse taal.


Dit artikel is exclusief voor abonnees
In zijn vertaling voor een breder publiek paste Van Maerlant ook de inhoud aan. Hij sloeg hoofdstukken over astronomie en anatomie over. Aan de andere kant besteedde hij meer aandacht aan stenen – zijn persoonlijke specialisme – en geneeskrachtige kruiden. Zo maakte hij een boek met praktische kennis voor de belezen leek. Hij legde dingen uit en benadrukte morele lessen en allegorische symboliek. In tegenstelling tot het vrij droge Latijn van Van Cantrimpré schreef Van Maerlant in lyrisch rijm. Ook hiermee richtte hij zich op een breder publiek.


Twee edities in de KB
Twee van de elf bewaard gebleven middeleeuwse edities van Der naturen bloeme zijn onderdeel van de collectie van de Koninklijke Bibliotheek. Het oudste exemplaar is rond het midden van de veertiende eeuw gemaakt in de buurt van Utrecht. Uit tekstanalyse is gebleken dat de jongere editie, een eeuw later gemaakt, een kopie is van het oudere manuscript. Ook de Universiteitsbibliotheek Leiden beschikt over een exemplaar. Van de resterende manuscripten liggen er zes in Duitsland, een in België en een in Engeland.

Naast dieren en planten bespreekt Van Maerlant ook verschillende vreemde volkeren, immers ook deel van Gods schepping. Hij beschrijft mensen die geen hoofd hebben maar hun mond en ogen direct op de borst, mensen met een hondenkop en mensen die andere mensen eten.

Een voet als parasol
‘Ander volc es daer geboeren,
Die lopen utermaten sere [snel]
Met enen voete ende niet mere;
Nochtan es die voet so breet,
Dat si jeghen die sonne heet
Hem bescermen daer mede,
Waer dat si rusten in enighe stede.’
Uit: Der naturen bloeme


Uit de vele kopieën blijkt dat Der naturen bloeme nog eeuwenlang werd gelezen en bewonderd. Hoewel we inmiddels weten dat het werk niet erg natuurgetrouw was, heeft het toch een enorme bijdrage geleverd aan de kennis van de natuur.


Productief schrijver
Jacob van Maerlant werd rond 1230 geboren in het kustgebied van het graafschap Vlaanderen. Hij werd koster in het plaatsje Maerlant bij Brielle en ontwikkelde zich tot een geleerd man. Naast Der naturen bloeme schreef hij historische, religieuze en wetenschappelijke werken, in totaal meer dan 230.000 verzen.



