De Inca’s leefden in een groot, goed georganiseerd rijk in de Andes. Maar ze hadden geen verweer tegen de ziektes en de wapens die de Spaanse kolonisten met zich meebrachten.
De Inca’s hadden een groot rijk opgebouwd, hoewel ze nog niet beschikten over vindingen als het wiel, het schrift en ijzerbewerking. Hun rijk besloeg een groot gebied in de Andes en omvatte delen van het huidige Peru, Ecuador, Bolivia, Chili en Argentinië. De Inca-keizers heersten er over 10 miljoen onderdanen. In de veertiende en vijftiende eeuw maakten ze een stormachtige opmars door.
Meer beeldessays lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De Inca’s legden een uitgebreid wegennet aan dat verschillende delen van het rijk met elkaar verbond en communicatie en handel bevorderde. Ze ontwikkelden landbouwmethoden waarmee ze in het steile Andesgebergte gewassen konden telen, zoals terrassen en irrigatiekanalen. De aardappel komt oorspronkelijk uit de Andes en was hun belangrijkste voedingsmiddel.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De samenleving was sterk hiërarchisch ingericht met de keizer, de Sapa Inca, aan de top. Hij bezat alle grond en liet die bebouwen door zijn onderdanen. In ruil daarvoor deelde hij in tijden van nood voedsel uit, zorgde hij dat de infrastructuur werd aangelegd en dat er feesten werden georganiseerd.
De religie van de Inca’s speelde een centrale rol in hun dagelijks leven en politiek. De belangrijkste god was Inti, de zonnegod, die werd beschouwd als de voorouder van de keizer. Dieren en ook mensen werden geofferd om de goden gunstig te stemmen. Ook zonder schrift wisten de Inca’s een hoog wetenschappelijk niveau te bereiken. Zo hadden ze vergevorderde kennis van schedeloperaties; de westerse wereld was pas in de negentiende eeuw zover. En dankzij wiskundige kennis wisten ze complexe gebouwen neer te zetten zonder gebruik van cement.
Verlaten stad
De stad Machu Picchu werd in de vijftiende eeuw gebouwd en diende als religieus centrum en toevluchtsoord voor de elite van de Inca’s. Toen de Spaans kolonisten oprukten, werd de stad verlaten. In de negentiende eeuw werd Machu Picchu door westerlingen herontdekt.
Toen conquistador Francisco Pizarro in 1532 aankwam in wat de Spanjaarden Peru noemden, verkeerde het Inca-rijk in crisis. Europese ziektes waren de conquistadores vooruit gereisd en de eerste van vele pokkenepidemieën doodde uiteindelijk bijna de helft van de bevolking. Onder de slachtoffers waren de keizer en zijn troonopvolger – vervolgens was onder de twee andere zonen van de keizer een burgeroorlog uitgebroken. Cynisch genoeg was het juist het wegennet van de Inca’s dat bijdroeg aan de snelle verspreiding van de ziektes die uiteindelijk meer dan 90 procent van de bevolking fataal werden.
Op 16 november 1532 namen de Spanjaarden keizer Atahualpa gevangen. Zijn onderdanen konden niet voorkomen dat een legertje van 168 Spanjaarden hun keizer ontvoerde. De lichtbewapende Inca’s waren niet opgewassen tegen de ijzeren harnassen, paarden en kanonnen van de Spanjaarden. Duizenden Inca’s werden vermoord, één Spanjaard raakte gewond. Atahualpa bood de Spanjaarden grote hoeveelheden goud en zilver voor zijn vrijheid, maar werd in juli 1533 toch ter dood gebracht.
Dat was het begin van het einde van het Inca-rijk.
Steden in de jungle
De Inca’s waren met afstand de grootste, maar zeker niet de eerste of enige beschaving op het Zuid-Amerikaanse continent. Toen conquistadores in het Amazonegebied in contact kwamen met indianenstammen die over enorme hoeveelheden goud beschikten, ontstond de mythe dat er een gouden stad zou bestaan, El Dorado. De afgelopen jaren zijn met behulp van de nieuwe Lidar-technologie nederzettingen gevonden midden in het oerwoud, maar van een gouden stad is nog steeds geen sprake.
Openingsbeeld: Zicht op Inca-hoofdstad Cuzco, in 1565 getekend door Giovanni Battista Ramusio. Spaanse koloniale gebouwen zijn gebouwd op de fundamenten van de Inca’s.