De beweging voor vrouwenkiesrecht rond 1900 bestond niet alleen uit deftige dames uit het westen van het land. Tijdens het onderzoek voor haar nieuwste boek Strijd! ontdekte historica Mineke Bosch dat de beweging tot diep in de provincie doordrong. ‘Vrouwen van de afdeling Ten Boer in Groningen bezochten omringende dorpen om handtekeningen te verzamelen.’
Uw boek Strijd! De vrouwenkiesrechtbeweging in Nederland, 1882-1922 vormt de weerslag van jaren onderzoek. Wat zijn de belangrijkste uitkomsten?
‘De grootste verrassing was de “ontdekking van het platteland” dankzij de vondst van een groot aantal bewaard gebleven vaandels van afdelingen van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VvVK). Ik kende het handjevol vaandels dat Atria [voluit: Atria Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis, red.] in de collectie heeft, maar nadat ik had gehoord dat zich ook in het Museum Arnhem en het Groninger Museum afdelingsvaandels bevonden, ben ik systematisch gaan zoeken. Omdat ik aan iedereen die het horen wilde liet weten wat ik zocht, kreeg ik opeens een telefoontje van een collega van het project Verhalen van Groningen met de mededeling dat zij bij kleinkinderen van een vrouw uit het dorp Ten Boer het plaatselijke afdelingsvaandel van de VvVK had gevonden.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Bij de familie bevond zich ook nog het notulenschrift, wat mij er nog eens van doordrong dat de meest systematisch bewaard gebleven documenten van de VvVK bestonden uit slechts enkele afdelingsarchieven. Toen ik in het Nationaal Archief ook nog eens alle handtekeningenlijsten vond van het grote petitionnement uit 1914-1915, met de mooi versierde dozen waarin deze in september 1915 aan de minister-president waren aangeboden, versterkte dat het inzicht dat het vrouwenkiesrecht tot in de kleinste dorpen aanhangers had. Zo bezochten leden van de afdeling Ten Boer de omringende dorpen om handtekeningen te verzamelen.
De “ontdekking van het platteland” maakte het vervolgens gemakkelijk om te laten zien dat de beweging niet beperkt bleef tot deftige dames. Afgezien van deze inzichten heeft de analyse van het propagandamateriaal beter inzicht kunnen geven in de massaliteit van deze “moderne” beweging, waarin politiek en vermaak samengingen. Ook de rol van gevestigde kunstenaars en kunstenaressen, naast die van enkele vooraanstaande politiek tekenaars, was groter dan ik had gedacht.’
In 2005 hebt u een lijvige biografie van Aletta Jacobs gepubliceerd, waarin u haar enorme betekenis voor de vrouwenbeweging uitvoerig schildert. Toch was u aanvankelijk van plan het gecanoniseerde beeld van haar onderuit te halen. Waarom?
‘Toen ik in de jaren zeventig actief werd binnen het feminisme, gold Aletta Jacobs niet als een held. Helden waren in die jaren sowieso verdacht. En doordat zij toen al werd gezien als hét icoon van de vrouwenbeweging rond 1900, viel er een schaduw over de vele andere vrouwen die in die tijd ook een belangrijke rol hebben gespeeld. Bovendien was Jacobs een dame uit de bourgeoisie, die vooral opkwam voor de rechten van de vrouwen uit de burgerklasse, terwijl in de jaren zeventig het socialistisch feminisme dominant was. Niettemin vond ik het, juist omdat zij het gezicht van de beweging was geworden, belangrijk dat er een gedegen wetenschappelijke biografie van haar kwam. In de loop van het onderzoek voor de biografie werd me duidelijk dat het enorme belang van Jacobs ook niet te ontkennen valt. Haar betrokkenheid bij de beweging voor vrouwenkiesrecht begon bijvoorbeeld al in 1883, toen ze een verzoek indiende om op de kiezerslijst voor de gemeenteraadsverkiezingen van Amsterdam te worden geplaatst. De Grondwet van 1848 kende het actief kiesrecht toe aan meerderjarige Nederlanders die voor een bepaald bedrag in de directe belastingen werden aangeslagen. Het woord “mannelijke” kwam in het Grondwetsartikel niet voor. Toch werd haar verzoek afgewezen.’
Jacobs’ actie wekte nogal wat beroering en bij de Grondwetsherziening van 1887 werd voortaan expliciet vermeld dat het kiesrecht alleen mannen toekwam. Heeft zij geen slapende honden wakker gemaakt?
‘Die honden waren allang wakker, zowel in het buitenland als in Nederland. In de VS was het de strijdster voor vrouwenkiesrecht Susan B. Anthony in 1871 gelukt om bij de presidentsverkiezingen haar stem uit te brengen. Pas daarna werd ze hiervoor gearresteerd, en haar berechting veroorzaakte veel publiciteit, die ook tot Nederlandse kranten en tijdschriften doordrong. In Groot-Brittannië waren al in 1867 een aantal vrouwen erin geslaagd zich als kiezer te laten registreren. Zij waren economisch zelfstandig, bijvoorbeeld doordat ze als weduwen het bedrijf van hun mannen voortzetten. In hoger beroep werden ze echter “uit respect voor vrouwen en bij wijze van eerbetoon” van het kiesrecht uitgesloten. Wel kregen Britse vrouwen korte tijd later actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen en voor de lokale schoolbesturen.
In Nederland konden weduwen die voldoende belasting betaalden hun kiesrecht overdragen aan hun financieel afhankelijke zoon. De kieswet van 1850 maakte hier een einde aan. Hier deed zich echter het merkwaardige geval voor dat uitgerekend het progressieve liberale Kamerlid Sam van Houten, die eerder het beroemde Kinderwetje had ontworpen en doorgaans pleitte voor vrouwenemancipatie, in 1877 al met het voorstel was gekomen om het sekseneutrale begrip “ingezetenen, Nederlanders” in het Grondwetsartikel te voorzien van het adjectief “mannelijke”. Waarom hij dat precies deed weet ik niet, maar het past wel in het debat dat in die jaren in Nederland losbarstte over algemeen kiesrecht. Dat betekende, zoals tijdgenoten ook expliciteerden, “allemanskiesrecht” en niet algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen. Overigens draaide Van Houten later wel weer bij, hoogstwaarschijnlijk onder invloed van de poging van Aletta Jacobs om erkenning te krijgen als kiesgerechtigde “Nederlander”.’
U zei al dat de vrouwenkiesrechtbeweging lange tijd is gezien als een hobby van welgestelde dames. Hoe is dat beeld ontstaan?
‘Dat is voor een groot deel te wijten aan de socialistische propaganda, die liberale en radicale tegenstanders algauw verketterde als “burgerlijk”. Aletta Jacobs’ partner was de links-liberale politicus Carel Gerritsen, en zijzelf bevond zich ook in het liberale kamp, maar een andere belangrijke feministe als Wilhelmina Drucker was aanvankelijk overtuigd socialist. Met andere socialistische vrouwen richtte zij in 1889 de Vrije Vrouwen Vereeniging op, waaruit vijf jaar later de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht ontstond.
Maar in plaats van deze feministen te zien als belangrijke bondgenoten, werden ze door de socialistische voormannen tegengewerkt en zwartgemaakt. Toen Drucker in 1891 wilde deelnemen aan een internationaal socialistisch congres in Brussel, probeerde Domela Nieuwenhuis haar te weren uit de Nederlandse delegatie omdat ze een “burgerlijke” club zou vertegenwoordigen. Ook Troelstra en andere voormannen van de in 1894 opgerichte Sociaal-Democratische Arbeiderspartij keerden zich tegen de beweging voor vrouwenkiesrecht, omdat die alleen maar zou afleiden van de politieke strijd van de arbeidersklasse. Tegenwoordig wordt de sociaal-democratische tekenaar Albert Hahn gezien als de grootste cartoonist van zijn tijd, maar het beeld van feministen dat uit zijn werk oprijst is plat en eenduidig; het zijn meestal dikke dames uit de bourgeoisie, die net als hun echtgenoten vooral de arbeiders willen uitbuiten. In dat opzicht is een door historici onderschatte politiek tekenaar als Johan Braakensiek, die voor De (Groene) Amsterdammer werkte, veel interessanter. In dit liberale weekblad werd de strijd voor het vrouwenkiesrecht veel serieuzer genomen, en nogal wat tekeningen van Braakensiek laten een scherp inzicht in de politieke actualiteit zien.’
‘In de jaren zeventig gold Aletta Jacobs niet als een held’
Dat negatieve, socialistische beeld werkte dus ook nog door in de jaren zeventig en tachtig, toen veel feministen zichzelf als uitgesproken links beschouwden?
‘Dat is zeker zo. De beweging voor vrouwenkiesrecht zou te eenzijdig zijn geweest en zich te weinig hebben beziggehouden met de positie van vrouwen in het algemeen. Natuurlijk kwamen veel van de leidende vrouwen uit de burgerij – Nederland was nu eenmaal in die tijd een door zichtbare en scherpe sociale scheidslijnen getekende maatschappij. In het gehele politieke bedrijf waren arbeiders op de vingers van één hand te tellen. In de socialistische beweging waren het ook vaak heren uit de bourgeoisie die leidinggaven. Domela Nieuwenhuis en Troelstra waren ook geen arbeiders. Niettemin geldt ook voor de meeste van die “leidende figuren” dat ze tegen de conventies in roeiden.
‘Radicale uitspraken over samenleving of huwelijk zouden tot verdeeldheid hebben geleid’
Je moet niet in de eerste plaats kijken naar de afkomst van die vrouwen, maar naar wat hen bewoog. Veel vrouwen kwamen wel uit de middenklassen, maar dat wil niet zeggen dat ze allemaal bemiddeld waren. En soms overleed hun vader terwijl zij nog jong waren en moesten ze al vroeg gaan werken voor de kost. Dat geldt bijvoorbeeld voor een belangrijke feminist als Titia van der Tuuk, wier vader predikant was en overleed toen ze twaalf was. Terwijl veel vrouwen gedwongen waren zelf geld te verdienen, waren er genoeg andere vrouwen die zich ook wilden ontplooien, een goede opleiding wilden volgen en economisch zelfstandig wilden zijn. Je moet niet vergeten dat de samenleving zich eind negentiende eeuw in economisch, technologisch en cultureel opzicht razendsnel ontwikkelde; ook veel vrouwen wilden daar deel van uitmaken. Daarom gingen ze werken als onderwijzeres of verpleegkundige, of bekwaamden ze zich in nieuwe disciplines zoals heilgymnastiek of stemkunst. Dat ging echter beslist niet zonder slag of stoot: die vrouwen moesten dat allemaal nog bevechten op de traditionele opvattingen en vooroordelen van hun omgeving. Het waren vrouwen met ambities en aspiraties, die de samenleving wilden veranderen, die mee wilden doen. Kiesrecht verwerven was daar een belangrijk onderdeel van.’
Was het dus vooral een beweging van ongetrouwde vrouwen?
‘Dat weten we niet precies, daar moet nog verder onderzoek naar worden gedaan. Er waren zeker ook veel getrouwde vrouwen actief, die niet zelden een zelfstandig beroep uitoefenden. Bovendien waren er ook vrouwen die uit principe niet trouwden, omdat ze dan volledig onderworpen zouden zijn aan hun echtgenoot. Sommigen woonden ongehuwd samen, zoals de belangrijke publiciste Frederike van Uildriks. Haar zogenoemde “vrije huwelijk” met de reeds getrouwde socialist Vitus Bruinsma werd echter zo schandalig gevonden dat zij binnen de vrouwenkiesrechtbeweging niet te veel op de voorgrond mocht treden, omdat dit slecht voor het imago zou zijn.’
Een typische feministe volgens Albert Hahn in De Notenkraker, 22 januari 1911.
Frederike van Uildriks was inderdaad radicaal: ze keerde zich tegen de heersende mode waarbij het vrouwenlichaam werd ingesnoerd, weigerde handschoenen te dragen, propageerde fietsen en zwemmen voor vrouwen, en bestreed het beeld van de vrouw als onderdanig wezen. Vergeleken hiermee maakte de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht een bedaagde indruk.
‘De VvVK was natuurlijk een one-issuebeweging, die ervoor gekozen had politiek neutraal te blijven. Het ging zuiver om het verwezenlijken van het vrouwenkiesrecht. Radicale uitspraken over de samenleving of het traditionele huwelijk zouden alleen maar tot verdeeldheid hebben geleid. Dit was een duidelijk strategische keuze, die uiteindelijk succesvol was. Maar dat betekende natuurlijk niet dat door de vrouwen die actief waren geen uitspraken werden gedaan over dit soort onderwerpen, of dat vrouwen niet tegelijkertijd op allerlei andere terreinen actief waren. Maar dat deden ze dan niet namens de VvVK. En sommigen hielden zich ook opzettelijk op de vlakte. Aletta Jacobs was arts, maar anders dan tal van andere artsen was zij tijdens haar presidentschap van de VvVK niet meer actief binnen de zogenoemde neomalthusiaanse beweging, die geboortebeperking bepleitte.’
‘Bij de socialisten waren het ook bourgeoisheren die leidinggaven’
Het beeld bestaat dat de vrouwenbeweging na het verkrijgen van het kiesrecht in 1919 inzakte, totdat pas in de jaren zestig de zogenoemde Tweede Feministische Golf opkwam. Klopt dat beeld?
‘Natuurlijk moest de vrouwenbeweging zich na die grote overwinning heroriënteren. Maar dat wil niet zeggen dat al die vrouwen die actief waren geweest in de beweging voor vrouwenkiesrecht – en op een zeker moment telden de verschillende organisaties in totaal zo’n 38.000 leden – nu ineens met de armen over elkaar gingen zitten. In mijn ogen heeft de kiesrechtstrijd voor heel veel vrouwen na 1919 het pad gebaand naar meer zelfstandigheid en een leven dat zich niet meer alleen binnenshuis afspeelde. Er kwam meer ruimte voor andere vrouwenclubs, al moet op dat gebied nog behoorlijk wat onderzoek worden verricht: wat deden die organisaties precies, wat voor vrouwen waren daarin actief? Ook in deze organisaties ging het niet louter om een intellectuele elite in het westen van het land. Net als voor de VvVK gold ook voor deze clubs dat vrouwen tot in de uithoeken van Nederland zich leerden organiseren, leerden besturen en zo verdere stappen zetten op de weg van emancipatie.’
Rob Hartmans is historicus, journalist en vertaler.
Kader: Biografie
Mineke Bosch (1954) is hoogleraar moderne geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze is gespecialiseerd in vrouwen- en gendergeschiedenis, waar ze zich al sinds haar studietijd in de jaren zeventig mee bezighoudt. In 1994 promoveerde Bosch cum laude op het proefschrift Het geslacht van de wetenschap. Haar biografie van Aletta Jacobs, getiteld Een onwrikbaar geloof in rechtvaardigheid, verscheen in 2005.
Kader: boek
Mineke Bosch’ boek Strijd! De vrouwenkiesrechtbeweging in Nederland, 1882-1922 is afgelopen zomer verschenen ter gelegenheid van 100 jaar vrouwenkiesrecht in Nederland. Het is rijkelijk geïllustreerd met historische foto’s, schilderijen, drukwerk en afbeeldingen van objecten. Een groot deel van het materiaal is eveneens te zien geweest in een tentoonstelling van het Groninger Museum, waarbij Bosch optrad als gastcurator.
Strijd! De vrouwenkiesrechtbeweging in Nederland, 1882-1922
Mineke Bosch 392 p. Verloren, € 35,-