Home In memoriam: Frans Smits (1958-2017)

In memoriam: Frans Smits (1958-2017)

  • Gepubliceerd op: 23 augustus 2017
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Rob Hartmans
  • 8 minuten leestijd
In memoriam: Frans Smits (1958-2017)

Op 27 juni overleed Frans Smits, hoofdredacteur van Historisch Nieuwsblad. Hij was een bevlogen journalist, die veel heeft bijgedragen aan de populariteit van het vak geschiedenis.

Frans Smits kwam van ver. Geboren in het Limburgse stadje Echt vertrok hij eind jaren zeventig naar Amsterdam. In zijn beleving was de afstand tussen deze twee plaatsen veel groter dan de krappe 200 kilometer die de routeplanner aangeeft. Limburg was in zijn ogen synoniem met provincialisme, katholicisme en kleinburgerlijkheid – een omgeving waarin het lezen van boeken allerminst werd aangemoedigd. Toen hij aankondigde dat hij geschiedenis wilde studeren, zeiden zijn ouders: ‘Ga toch iets nuttigs doen.’ Tijdens zijn jeugd in het ‘donkere Zuiden’ was er slechts één lichtbaken, namelijk zijn leraar Nederlands, Cyrille Offermans. Die schreef diepgravende essays in Vrij Nederland en De Groene Amsterdammer, en stimuleerde de intellectueel hongerige scholier zijn horizon te verbreden.

In veel opzichten betekende Amsterdam een bevrijding, al belandde hij aanvankelijk aan wat hij zelf de ‘culturele rafelrand’ van de hoofdstad noemde. Hoewel hij te angstig was om zich bij de kraakbeweging aan te sluiten, bewoog hij zich wel in het meer artistieke punkwereldje en heeft hij zelfs performances gegeven in galerie W139 in de Warmoesstraat. Achteraf zag hij hoe zwartgallig het wereldbeeld van dit milieu was. ‘Maar,’ vertelde hij ooit, ‘ik heb daar één ding geleerd: als je ontevreden bent over iets, of als je iets mist, dan moet je het zelf gaan doen. Dat punkethos, die do-it-yourself-mentaliteit, heb ik altijd nastrevenswaardig gevonden.’
 

‘Die do-it-yourself-mentaliteit, heb ik altijd nastrevenswaardig gevonden’

Zoals veel sociaal bewogen geschiedenisstudenten koos Frans Smits voor sociaal-economische geschiedenis, omdat die in die jaren de studie naar maatschappelijke ongelijkheid centraal stelde en ernaar streefde hierin verandering te brengen. Na zijn doctoraal begon hij zelfs aan een proefschrift over de Amsterdamse armenzorg rond 1900. Maar hij maakte deze academische meesterproef niet af, omdat hij volledig afknapte op de in zijn ogen steriele wijze waarop het vak werd beoefend. ‘Ik zag de zin van al dat tellen en die eindeloze statistieken niet meer in. Ik kon goed schrijven, maar dat werd volstrekt niet belangrijk gevonden. Het vertellen van een interessant en boeiend verhaal, dat was natuurlijk niet wetenschappelijk genoeg.’ Bovendien was er intussen een andere activiteit die het grootste deel van zijn tijd opslurpte.
 

Actieve auteur

Begin jaren tachtig was voor afgestudeerde historici het vooruitzicht op betaald werk in het eigen vakgebied zonder meer desastreus. Om die reden was in 1984 de Stichting voor Vakgerichte Belangenbehartiging Historici (SVBH) opgericht, en zoals elke organisatie in het pre-internettijdperk had deze club een eigen blaadje. Het gestencilde krantje heette Palaver en bevatte in het begin vooral nieuws van en voor de leden, maar na een tijdje begonnen enkele medewerkers te schrijven over de ontwikkelingen op het eigen vakgebied. Er verschenen recensies van historische boeken en interviews met gerenommeerde historici. Aanvankelijk waren dit vooral nieuwsgierige, inventariserende stukken, maar al snel kwam er ook kritiek op het historische establishment, dat in de ogen van de Palaver-redacteuren met de rug naar het publiek stond en alleen ontoegankelijke boeken en artikelen voor de eigen collega’s schreef.

Een van de actiefste auteurs was Frans Smits. Toen Palaver in 1991 werd omgedoopt in Historisch Nieuwsblad, werd hij een van de productiefste redacteuren. Onder het hoofdredacteurschap van Jos Palm wist Historisch Nieuwsblad zich binnen het geschiedkundige wereldje al snel op de kaart te zetten, onder meer door jaarlijks een ranglijst met de belangrijkste, productiefste of invloedrijkste historici te publiceren. Bij een breder publiek werd Historisch Nieuwsblad pas bekend toen het blad in 1996 de resultaten publiceerde van een ‘proefwerk’ onder Tweede Kamerleden. Het feit dat veel politici – onder wie afgestudeerde historici – een bedroevend slechte kennis van de Nederlandse geschiedenis bleken te hebben, zorgde in de media voor veel opwinding en leedvermaak.

Ondertussen bleef Historisch Nieuwsblad een blad door en voor historici, al begon de tamelijk losse band met de inmiddels tot Historisch Platform omgedoopte belangenorganisatie steeds meer te knellen. Het tijdschrift had alle kenmerken van een rebellenblad, dat soms flink tekeerging tegen de gevestigde historici, die niet alleen de mooie baantjes bezetten, maar ook nog eens onaantrekkelijke geschiedschrijving voortbrachten. Vooral de pen van Frans Smits werd gevreesd. Scherp haalt hij uit naar historici die zoveel jargon en quasi-diepzinnige begrippen in hun teksten stopten dat vrijwel niemand ze nog kon lezen, of naar recensenten die schreven dat een bepaald boek ‘te laagdrempelig’ zou zijn.
 

‘Loopgravenmentaliteit’

Ook stak hij de draak met allerlei modieuze verschijnselen binnen het vakgebied en leverde hij felle kritiek op de vereniging van geschiedenisleraren, die klakkeloos achter plannen van het ministerie van Onderwijs ging staan, die hij desastreus vond. Vergelijkingen met ‘burgemeesters in oorlogstijd’ of stalinistische apparatsjiks schuwde hij hierbij niet, wat voor velen ‘een brug te ver’ was. Mederedacteur Wim Berkelaar beschrijft Smits in die jaren als ‘een mager mannetje met een punkachtig voorkomen, dat enorm fel was en getuigde van een typische loopgravenmentaliteit. Wij waren allemaal wel een beetje angry young men, maar voor Frans gold dat heel sterk.’ En volgens Jos Palm stelden hijzelf en Smits zich op als ‘de ayatollahs van historisch Nederland, die precies wisten wat er deugde en niet deugde’.
 

‘Wij waren de ayatollahs van historisch Nederland, die precies wisten wat er deugde en niet deugde’

In 1997 ging Smits samen met Palm de hoofdredactie van Historisch Nieuwsblad voeren. Kort daarop kreeg Palm elders een ‘echte’ baan aangeboden – veel medewerkers schreven met behoud van uitkering voor het blad –, zodat Smits er ineens alleen voor stond. Hij kwam al snel tot de conclusie dat het alleen zin had door te gaan met Historisch Nieuwsblad als het een professioneel tijdschrift werd dat zijn redacteuren en medewerkers kon betalen. Daarvoor moest het zich tot een breder publiek richten dan het kleine wereldje van historici. Dus moest het blad minder kritiek en polemiek bevatten, en meer verhalen voor mensen die geen geschiedenis hadden gestudeerd, maar wel belangstelling voor het verleden hadden. Ook moest volgens Smits de band met het inmiddels weinig florerende Historisch Platform worden doorgesneden.

 

Eureka-moment

Om dat laatste te bereiken waren enige listen nodig, maar in 1999 was de breuk een feit. Het jaar erop werd Historisch Nieuwsblad voor 1 gulden gekocht door uitgeverij Veen Magazines, dat ook al het succesvolle Filosofie Magazine uitgaf. Het blad kreeg een nieuwe opmaak en oogde frisser en levendiger; er was veel minder aandacht voor het historische wereldje en de nadruk kwam te liggen op het recente verleden. Hoewel het aantal abonnees steeg, bleef een echte groeispurt aanvankelijk uit, zodat de uitgeverij verschillende keren dreigde de stekker eruit te trekken. Maar na een uitvoerig lezersonderzoek in 2005 beleefde Smits wat hij zijn ‘eureka-moment’ noemde. ‘Ik besefte opeens dat als je wilt dat zo’n blad aanspreekt, je moet inhaken bij wat in de ogen van de lezer geschiedenis is. Dus geen nostalgische liflafjes en interessante weetjes, zoals een interview met Cruijff of een stuk over het popfestival in Kralingen. Nee, het moet gaan over wat je vroeger op school bij geschiedenis kreeg, dus over de echte, de grote geschiedenis.’

En die grote verhalen – over bijvoorbeeld de Opstand, de slavenhandel, Napoleon, Churchill en Mussolini – moesten op heel toegankelijke wijze worden geschreven, maar wel gebaseerd op de nieuwste inzichten. Daarom besloot Smits minder gebruik te maken van universitaire historici, die vaak moeizaam schreven, en in plaats daarvan te kiezen voor medewerkers die historische kennis en kritische zin combineerden met een vlotte pen. Ook wist hij populaire publiekshistorici als Maarten van Rossem, Geert Mak en Annejet van der Zijl aan zijn blad te binden, terwijl ook beeld een steeds belangrijkere rol in het blad ging spelen.

Groeispurt

Het resultaat was dat de lang gehoopte groeispurt eindelijk inzette en Historisch Nieuwsblad van zorgenkindje al snel het paradepaardje van de inmiddels tot Veen Media omgedoopte uitgeverij werd. Daarnaast kwam Frans Smits met tal van andere initiatieven om geschiedenis toegankelijk te maken voor een groot publiek, zoals de Libris Geschiedenis Prijs, de Grote Geschiedenis Quiz, de Week (inmiddels Maand) van de Geschiedenis, en de collegedagen waarop gerenommeerde historici college geven aan de lezers van het tijdschrift. Ook zijn pleidooi voor een Nationaal Historisch Museum vond gehoor. Maar toen de directeuren van het museum in oprichting er een potje van maakten, schroomde Smits niet dit in Historisch Nieuwsblad aan de kaak te stellen.
 

Van zorgenkindje tot paradepaardje

In 2008 besloot hij het gebruikelijke zomernummer bij wijze van grap voor één keer aan de man te brengen als personality glossy à la de Linda. Dat werd de Maarten!, een blad geheel gewijd aan de door velen bewonderde, maar door anderen verafschuwde Maarten van Rossem. Het was zo’n succes dat de uitgever er een apart blad van maakte, waarvan Smits en Van Rossem gezamenlijk de redactie gingen voeren.

Onuitputtelijke stroom ideeën

Was Smits in het academische milieu altijd een buitenbeentje geweest, hij paste ook niet helemaal in het snelle en gelikte mediawereldje. Hij mocht dan een succesvolle hoofdredacteur zijn, met zijn wat morsige uiterlijk en zijn soms wat eigengereid en cynisch overkomende optreden had hij in sommige kringen de naam een lastige man te zijn. Niettemin lukte het hem om met zijn onuitputtelijke stroom ideeën tal van mensen te enthousiasmeren en belangrijke historici en auteurs te betrekken bij zijn activiteiten.

Toen Frans Smits dertig jaar geleden in het clubblaadje van werkloze historici begon te schrijven, was geschiedenis een allesbehalve populaire discipline, die vooral werd gezien als hobby voor enigszins mensenschuwe boekenwurmen. Historische boeken die aanspraken bij een breed publiek werden veelal geschreven door buitenlandse auteurs en er verschenen in Nederland nauwelijks biografieën. Inmiddels is dat drastisch veranderd en geniet het vak geschiedenis een ongekende populariteit. Er zijn tal van geschiedenisfestivals en andere publieksevenementen, er zijn prijzen ingesteld en er worden meer historische bladen uitgegeven. Ook verschijnen er ongelooflijk veel boeken die geschiedenis toegankelijk maken voor een breed publiek. Frans Smits heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. Veel auteurs, journalisten, uitgevers en organisatoren zullen hem erg missen.
 
Rob Hartmans is historicus, journalist en vertaler.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 9 - 2017