Home Dossiers Lodewijk XIV Hoe de Republiek het Rampjaar overleefde

Hoe de Republiek het Rampjaar overleefde

  • Gepubliceerd op: 3 juni 2009
  • Laatste update 11 apr 2024
  • Auteur:
    Luc Panhuysen
  • 13 minuten leestijd
Hoe de Republiek het Rampjaar overleefde
Cover van
Dossier Lodewijk XIV Bekijk dossier

Het Rampjaar 1672 betekende bijna het einde van de Republiek. Toch pakte de oppermachtige vijand na anderhalf jaar weer zijn biezen. Dat is niet alleen te danken aan de krijgskunst van stadhouder Willem III en Michiel de Ruyter. De Republiek was lijdend voorwerp in een conflict tussen twee aartsrivalen: de Franse Zonnekoning Lodewijk XIV, en de besluiteloze Duitse keizer Leopold.

In het Rampjaar 1672 ging de Nederlandse Republiek bijna ten onder. Het land werd in de maanden juni en juli onder de voet gelopen door de koning van Frankrijk, geholpen door de koning van Engeland en de bisschoppen van Keulen en Münster. Nog net op tijd kon de aanstormende vijand door de waterlinie tot staan worden gebracht. Eind juli was de Republiek ineengeschrompeld tot een met vluchtelingen overspoeld eiland dat bestond uit de provincies Holland, Zeeland en Friesland.

Meer lezen over de Republiek? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Dat eiland werd van alle kanten door de vijand bedreigd. Op het land was voor Willem III, de 22-jarige prins van Oranje, de zware taak weggelegd om het leger te leiden. Het Staatse leger had in de afgelopen kwarteeuw nauwelijks actie gezien; de degens waren roestig geworden, de buiken dik, de soldaten waren onervaren en bang. Alleen de waterlinie hield de Fransen op veilige afstand.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Op zee vochten Michiel de Ruyter en Cornelis Tromp tegen een overmacht, maar hun vloot was – in tegenstelling tot het landleger – in uitstekende conditie. Zodoende konden de Engelsen van een landing op het Hollandse strand worden weerhouden. Maar dit alles verklaart nauwelijks hoe het mogelijk was dat de oppermachtige vijand anderhalf jaar na de aanval zijn biezen pakte. Hoe kwam het dat de Republiek overleefde?

Zwakzinnig

Het overleven van het Rampjaar door de Nederlandse Republiek wordt meestal verteld als een ‘nationaal’ verhaal. Willem III en De Ruyter spelen steevast de glansrollen. Maar zonder de internationale dimensie, waarin de Republiek speelbal was in het krachtenveld van de toenmalige grootmachten, kan het Rampjaar niet worden begrepen. De Republiek was lijdend voorwerp in een continentale rivaliteit tussen een supermacht in verval en een supermacht in opkomst.

De personen om wie het hier gaat zijn Leopold I, keizer van het Heilige Roomse Rijk, en Lodewijk XIV, koning van Frankrijk. De keizer was drie jaar ouder dan de koning. Lodewijk en Leopold waren aartsrivalen. Die rivaliteit was overgeleverd. Hun voorgangers vingen elkaar al vliegen af; het was aan de volgende generatie om de wedijver naar een hoger plan te tillen.

Leopold (1640-1705) was tijdens zijn eerste vijftien levensjaren opgevoed met het idee dat zijn oudere broer Ferdinand IV keizer zou worden. Leopold zou een hoge functie in de kerk gaan bekleden. Hij was hiervoor zeer geschikt: als kleine jongen legde hij al een buitengewone vroomheid aan den dag. Hij was van nature verlegen en voorzichtig, en warmde zich graag aan gedachten over de harmonie van Gods schepping.

Maar toen Ferdinand plotseling overleed aan de pokken, moest Leopold alsnog voor het keizerschap worden klaargestoomd. Ineens was het afgelopen met de Bijbelstudie en het zingen van psalmen; de rommelige realiteit van de heerschappij riep. En het keizerrijk was een rommeltje: een lappendeken van staten en staatjes. Een jaar na de dood van zijn broer werd Leopold uitgeroepen tot koning van Hongarije. Het jaar daarop, in 1656, tot koning van Bohemen; het volgende jaar verkreeg hij de kroon van Kroatië. Pas in 1658 werd in Frankfurt de kroon aller kronen, de keizerskroon, op zijn hoofd geplaatst.

Leopold was een Habsburger. Dat betekende dat hij het hoofd was geworden van de machtigste familie ter wereld. Het Huis Habsburg viel uiteen in twee takken. Onder die van Leopold ressorteerden onder andere Midden-Europa, Oostenrijk en Duitsland. Onder de Spaanse tak, zetelend in Madrid, vielen de Spaanse Nederlanden, Italië, Spanje en grote delen van Latijns-Amerika. Gezamenlijk heersten de Habsburgers over een wereldrijk waarin, zoals ze zelf zeiden, ‘de zon nooit ondergaat’.

Habsburger-zijn bracht ook nadelen met zich mee. Habsburgers waren uitzonderlijk lelijk. Door generaties van inteelt waren ze tal van mankementen gaan vertonen, zoals de beruchte uitstekende onderkaak. Het was niet ongewoon dat de kaken van een Habsburger zo slecht aansloten dat hij nauwelijks zijn eten kon kauwen.

Conversatie ging hun al even moeilijk af. Op mentaal gebied had de huwelijkspolitiek desastreuze gevolgen. In 1665 was in Madrid een jonge Habsburger op de troon gekomen die naar hedendaagse maatstaven zwakzinnig genoemd zou worden. Zijn gezondheid was penibel, zijn lichaam een wrak. Het was iedereen in Madrid duidelijk dat deze jongen, Karel II, geen nakomelingen zou verwekken. Hierdoor werd Leopold, hoofd van de Oostenrijkse tak, ook nog eens feitelijk leider van de Spaanse tak.

Op het toppunt van zijn macht was de keizer een wat schuwe man, die bij het spreken door zijn onderkaak werd gehinderd. Hij leed aan een bijna ziekelijke vorm van besluiteloosheid. De meeste levensvreugde putte hij uit het componeren van religieuze muziek. Wie de serene klanken van Leopolds Miserere beluistert, beseft dat zijn grootste talent niet lag in het torsen van een keizerskroon.

Balletlessen

Leopolds aartsvijand, Lodewijk XIV (1643-1715), had die kroon dolgraag willen dragen. Pogingen deze te verwerven waren echter mislukt. Lodewijk was het tegendeel van Leopold. Tijdgenoten vonden hem een aantrekkelijke jongeman. Hij was bovendien zeer geïnteresseerd in de geneugten des levens. Hoewel de koning van Frankrijk traditioneel de titel rex christianissimus (‘meest christelijke koning’) voerde, waren weinig dames in zijn hofhouding veilig voor zijn libido.

Net als Leopold koesterde Lodewijk een grote passie voor muziek, alleen gebruikte hij die om zijn publieke imago nog meer glans te verlenen. Fanatiek volgde hij balletlessen bij een dansmeester, zodat hij de ster kon zijn tijdens optredens voor zijn eigen hof. Tijdens zo’n voorstelling presenteerde hij zichzelf als Apollo, in het klassieke pantheon de god van de zon. Vanaf dat moment ging Lodewijk door het leven als de Zonnekoning. Er is geen groter contrast dan tussen Leopolds Miserere en het Te Deum van de componist Charpentier – die veel voor Lodewijk componeerde –, dat begint met paukenslagen en triomfantelijk trompetgeschal.

De toon was al vroeg gezet in het leven van Lodewijk. Trompetgeschal zou zijn voetstappen begeleiden waarheen hij zich ook wendde. De voorafgaande eeuw hadden de Franse koningen zich in toenemende mate omsingeld gevoeld door de Spaanse en de Oostenrijkse tak van de Habsburgers. In het zuiden lag Spanje, in het noorden het onder Madrid vallende België (de Spaanse Nederlanden); langs de oostelijke grens het door Wenen gedomineerde Duitsland.

Lodewijk koesterde de ambitie die omsingeling te doorbreken. Zijn timing was subliem. In de zestiende eeuw waren de Habsburgers op het toppunt van hun macht en militaire kracht. In de zeventiende eeuw echter, na de Tachtigjarige en Dertigjarige Oorlog, had het Huis weinig puf meer over. Terwijl Lodewijk popelde om de dansvloer te verruilen voor het echte podium: het slagveld.

Lodewijks eerste optreden vond plaats in het jaar 1667, toen hij met een sterk leger de Spaanse Nederlanden binnenviel. Hij rechtvaardigde de aanval met een beroep op het zogeheten ‘devolutierecht’, volgens hetwelk de Spaanse Nederlanden zouden toekomen aan zijn vrouw Maria-Theresa, en niet aan haar jongere halfbroer Karel II. Het Spaanse leger was geen partij in de Devolutieoorlog; de ene na de andere stad viel in Franse handen.

Lodewijk veroverde grote delen van Vlaanderen, daarna marcheerde hij feestelijk de Franche-Comté binnen. De Franse koning genoot. Hij noemde de mars ‘mijn ballet van ijzer’. Zo had hij oorlog het liefst: een choreografie waarin hij de regie ferm in handen had. Vanuit Wenen keek Leopold bezorgd toe hoe het domein van zijn neef onder de voet werd gelopen. Maar erg veel kon hij niet doen. Het rommelde in het zuiden van zijn rijk: de Hongaren waren opstandig en dreigden te worden gesteund door de Turken.

Wie wel ingreep was Johan de Witt, raadpensionaris van Holland. Voor de Republiek ging de Devolutieoorlog de verkeerde kant op. In Den Haag zag men veel liever het zwakke Spanje als zuiderbuur dan het sterke, agressieve Frankrijk. In korte tijd timmerde De Witt een verdrag in elkaar waaraan ook Engeland en Zweden deelnamen. Als Lodewijk zich niet ogenblikkelijk terugtrok, aldus de bondgenoten, zouden ze hem met vereende krachten daartoe dwingen.

Het was een lelijke streep door Lodewijks rekening. Hem werd de regie ontfutseld. Even kwetsend was dat hij, Zonnekoning, voor het oog van de wereld en zijn hofhouding werd gedwongen af te druipen. Lodewijk zwoer dat hij zich zou wreken op de Republiek. Die wraak zou de geschiedenis in gaan als het Rampjaar.

Keurvorst

Leopold was blij dat anderen de hete kolen uit het vuur hadden gehaald en dat Lodewijks woede zich nu richtte op een land dat tot geen van de Habsburgse takken behoorde. Hij voelde zich zwak staan. De Hongaars-Turkse dreiging achtte hij gevaarlijker dan de Franse. De Fransen hadden zich nauwelijks uit de landen van zijn neef teruggetrokken of hij tekende in 1668 in het geheim het zogeheten ‘delingsverdrag’.

Leopold ging ervan uit dat de Spaanse tak van zijn Huis zou uitsterven en dat sanering van het Habsburgse wereldrijk onvermijdelijk was geworden. Daarom zegde hij Lodewijk toe dat die, na de dood van de ziekelijke Karel II, Zuid-Italië, Franche-Comté, de Filippijnen én de Spaanse Nederlanden zou krijgen. Spanje, Noord-Italië en Zuid-Amerika zouden voor Leopold zelf zijn. Dat Karel II pas in 1700 zijn laatste adem zou uitblazen kon toen niemand bevroeden.

Eind 1671, toen Lodewijk al ver was gevorderd met de voorbereidingen voor een aanval op de Republiek, stemde Leopold in met een geheim neutraliteitsverdrag met Frankrijk. Hierin beloofde de keizer bij de Franse invasie van Nederland afzijdig te zullen blijven. Lodewijk moest toezeggen dat tijdens deze operatie Spaans noch Duits grondgebied zou worden geschonden. De Zonnekoning dacht aan deze eis te kunnen voldoen door verdragen te sluiten met de bisschoppen van Keulen en Münster. Wanneer hij over hun grondgebied zou optrekken, kon hij keurig de Spaanse Nederlanden ontwijken en het Rijk sparen.

Het liep anders. De Franse aanval voltrok zich inderdaad via de door de bisdommen Keulen en Münster uitgerolde loper richting de Republiek. Maar de Fransen stapten ook van die loper af. Tussen Keulen en Münster lag namelijk het hertogdom Kleef, behorend tot de wijd verspreide landen van de keurvorst van Brandenburg.

De Nederlandse Republiek had net een verdrag met de Brandenburgse keurvorst, Frederik Willem, getekend. De Fransen hadden erop gerekend dat Frederik Willem zich wel tot neutraliteit zou laten intimideren. Nu dat had gefaald, werd Kleef geplunderd en platgebrand. Dat, zo meende Lodewijk, zou Brandenburg leren. Het was de eerste schending van het met de keizer gesloten neutraliteitsverdrag.

In de maanden juni en juli van 1672 werd de Republiek onder de voet gelopen door een ontzagwekkend leger van 120.000 man, voornamelijk Franse soldaten. Verschrikt kermden pamfletschrijvers: ‘Wij hebben in veertig dagen meer verloren dan wij in tachtig jaar hebben veroverd.’

Maar in augustus was de frontlijn bereikt die de hele oorlog niet meer zou veranderen. De Franse supermacht had zich in het kleine landje vergist; Lodewijk had de Nederlanders onderschat. De Engels-Franse koningsvloot legde het stelselmatig af tegen De Ruyter. Te land zorgden de waterlinie en Nederlandse onverzettelijkheid ervoor dat ook daar geen vorderingen werden geboekt. Maar het frustreren van de vijand was niet hetzelfde als hem tot de aftocht dwingen. Het was duidelijk dat, wilde de Republiek overleven, zij een sterke bondgenoot nodig zou hebben.

Er waren al contacten met Wenen, maar Leopold was er nog niet aan toe actie te ondernemen. Wel waren de keizer en zijn raadgevers geschrokken van de snelheid van de Franse opmars. Het begon de heren te dagen dat na de Noordelijke Nederlanden weleens spoedig de Spaanse Nederlanden aan de beurt konden zijn.

Die zomer maakte de keurvorst van Brandenburg een begin met de samenstelling van een hulpleger voor de Republiek. Het was een merkwaardige situatie: Duits grondgebied werd geschonden, maar de enige die in het geweer kwam was een keurvorst, formeel een vazal van de keizer. Toen keurvorst Frederik Willem een gezant naar de keizer stuurde, vonden Leopold en zijn raadslieden dan ook dat ze niet konden achterblijven.

Reichskrieg

In september 1672, een maand na de moord op de gebroeders De Witt, was in Halberstadt een indrukwekkend Duits leger verzameld van zo’n 60.000 man. Afgesproken was dat dit leger naar Westfalen zou marcheren om daar de bisschop van Münster, Frankrijks belangrijkste bondgenoot te land, in de rug aan te vallen. De verwachtingen in de Nederlandse Republiek waren hooggespannen. Op de Amsterdamse beurs schoot de koers van obligaties omhoog nadat het nieuws van de Brandenburgs-keizerlijke mars bekend was geworden. Er waren in Nederland een stuk of vijf kranten, die alle nauwkeurig bijhielden hoeveel mijlen de soldaten wekelijks aflegden.

Helaas had de keizer een dubbele agenda. Zijn deelname aan de veldtocht was bedoeld voor het Duitse publiek, dat die nu eenmaal van een keizer verwachtte. Maar Leopold wilde ook het neutraliteitspact met Frankrijk intact houden. De Turkse horden woelden nog steeds aan de oost- en zuidgrens van zijn rijk. Door toedoen van de keizer werd dan ook niet naar Westfalen gemarcheerd, maar naar Frankfurt. Zo werden vele mijlen afgelegd, maar bleef het grote leger op veilige afstand van dat van de Fransen. Toen het Brandenburgs-keizerlijk leger eind december zijn winterkwartieren opzocht, was de koerswaarde van de obligaties aan de Amsterdamse beurs steil omlaaggeduikeld.

De campagne was ook een zware teleurstelling voor de keurvorst van Brandenburg. In het geheim sloot hij in april 1673 een vredesverdrag met Frankrijk. Zo was het isolement van de Republiek na een jaar van oorlog groter dan aan het begin van de Franse aanval.

Toch had de veldtocht de basis gelegd voor de wending ten goede. Lodewijk was zich namelijk onbehaaglijk gaan voelen. Was de Brandenburgs-keizerlijke expeditie doorgemarcheerd naar de Franse oostgrens, dan had Parijs voor het grijpen gelegen. De Zonnekoning wist dat het neutraliteitsverdrag met Leopold allang door hemzelf was geschonden. Vroeg of laat zou de oude animositeit tussen Frankrijk en zijn aartsvijand weer oplaaien.

Om hierop voorbereid te zijn besloot hij tot een preventieve actie. Hij bezette het aartsbisdom en de stad Trier, en hij onderwierp de Elzas. Nu, dacht Lodewijk, ben ik veilig. Het tegendeel was het geval. De publieke opinie in Duitsland bereikte een kookpunt. Verontwaardigd vond men dat de rijksvrede werd verkracht. Pamflettisten, intellectuelen en vorsten riepen dat het tijd was voor een Reichskrieg tegen de Franse tiran. Bovendien was de Turkse dreiging afgenomen. De storm van protest in Duitsland duwde Leopold voort op de weg die hij al halfslachtig was ingeslagen.

In Den Haag werd in augustus 1673 de Haagse Alliantie gesloten, een verbond tussen de Republiek, de hertog van Lotharingen, de Spaanse kroon en de keizer. Opnieuw zette een keizerlijk leger zich in beweging; ditmaal wilde het bloed zien. Lodewijk was nu gedwongen vele manschappen uit de bezette Republiek te halen.

Mede hierdoor lukte het de Prins van Oranje in september om de vesting Naarden te veroveren, die karig was bemand. In november veroverden de troepen van de Haagse Alliantie de stad Bonn, scharnierpunt in de lange Franse logistieke lijnen. De ontruiming van de Republiek door de Fransen was toen al gaande. Aan het einde van dat jaar waren vrijwel alle Fransen uit de Republiek vertrokken.

Het lot van de Republiek was in de handen van de grootmachten van die tijd. Dat wil niet zeggen dat het ‘nationale’ verhaal irrelevant is. Integendeel, als De Ruyter zijn zeeslagen had verloren of als Willem niet zo’n succesvolle leider-in-oorlogstijd was geweest, was het land over de rand van de afgrond gevallen. Maar de internationale context van ‘1672’ is even onmisbaar. Lodewijk en Leopold stonden aan de basis van zowel het begin van het Rampjaar als aan het einde ervan.

Meer informatie

Boeken
In Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte van Luc Panhuysen wordt aan de hand van de persoonlijke correspondentie van vader, moeder en zoon Van Reede het Rampjaar beschreven. Omdat de vader diplomaat was in Berlijn, de moeder vluchtte voor de Fransen en zoonlief vocht in het kleine leger van de Prins van Oranje, bieden hun belevenissen een brede blik op zowel de Nederlandse als de internationale gebeurtenissen.

De oorlog van 1672 van Robert Fruin (1972) is een gedegen poging om het Rampjaar in al zijn dimensies te bestrijken, maar de auteur beperkt zich voornamelijk tot 1672, dus tot de eerste helft van de oorlog. Het Rampjaar 1672 door Daan Roorda kwam in hetzelfde jaar uit, is verhalender van aanpak, maar mist eveneens het jaar 1673. Het meer recente ‘Redeloos, radeloos, reddeloos’. De geschiedenis van het rampjaar 1672 (1998) door Petra Drieskämper biedt een helder overzicht van de ontwikkelingen en gebeurtenissen.

Het Rampjaar vormde zowel voor Frankrijk als voor het keizerrijk het begin van een nieuw tijdperk. Wie meer wil weten over de comeback van de keizer als leider van Duitsland, leze Leopold I of Austria (1981) door John Spielman, of het oude maar nog altijd bruikbare Weltmach des Barock. Österreich in der Zeit Leopolds I (1961) door Oswald Redlich. Veel lichamelijk Habsburgs ongemak en karakterzwakte van Leopold in Die kleinen Ticks der Groβen Herscher (2004) door Frank Huss.

Over de Zonnekoning zijn kasten vol geschreven. De Fransen zijn over het algemeen lovender dan de buitenlanders. François Bluche is met Louis XIV (1986) een typische hagiograaf; de klassieker van John B. Wolf Louis XIV (1968) is kritisch maar redelijk.

Richard Wilkinson probeerde mild te zijn in zijn Louis XIV (2007), maar ondervond hardnekkige tegenwerking van de feiten. Een neutrale, militair-historische benadering van Lodewijk XIV is te vinden in de twee werken van John Lynn: The Wars of Louis XIV 1667-1714 (1999) en Giant of the Grand Siècle (1997). Ronduit kritisch is Carl Ekberg in The Failure of Louis XIV’s Dutch War (1997).

Websites
In de maand april was bij het radioprogramma OVT een vierluik te horen over het Rampjaar, gemaakt door Mathijs Deen en Luc Panhuysen, dat is terug te luisteren via http://geschiedenis.vpro.nl (zoek: Rampjaar 1672); via deze site is het ook na te bestellen.

www.hollandsewaterlinie.nl is een uitgebreide site over de geschiedenis van deze verdedigingslinie, en wat daar tegenwoordig nog te doen is. Een aardige pagina is verder http://minbuza.nl/history/nl/oorlog,1672.html.