Home Dossiers Adolf Hitler Hitler was het product van de Weimarrepubliek

Hitler was het product van de Weimarrepubliek

  • Gepubliceerd op: 27 januari 2023
  • Laatste update 27 nov 2023
  • Auteur:
    Frits Boterman
  • 11 minuten leestijd
Hitler in de Weimarrepubliek
Hitler en de Tweede Wereldoorlog
Dossier Adolf Hitler Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

30 januari 1933, de dag waarop Adolf Hitler tot rijkskanselier werd benoemd door rijkspresident Paul von Hindenburg, is een van de belangrijkste data in de twintigste eeuw, gezien de fatale gevolgen voor Duitsland en de rest van de wereld. De laatste tijd wordt meer aandacht besteed aan de positieve kanten van de Weimarrepubliek: het had allemaal anders kunnen aflopen en Hitlers machtsovername was niet onvermijdelijk, zoals de historicus Patrick Dassen beweert in zijn boek uit 2021 over dit onderwerp. Ondertussen blijft de vraag onbeantwoord waarom het dan toch mis is gegaan.

Deze vraag is niet monocausaal te beantwoorden. Ook in andere landen in Europa waren er autoritaire en fascistische bewegingen en waren dezelfde problemen. Maar in Duitsland kwam een politieke leider aan de macht die korte metten wilde maken met de democratie en het marxisme, en het antisemitisme tot een staatdoctrine verhief, wat vanaf 1941 uitliep op de systematische genocide op 6 miljoen joden, de Holocaust. Is de machtsovername van Hitler niet het gevolg van mankementen van de republiek? Had de republiek nog kans van slagen gehad zonder de doelbewuste ondermijning van de democratie door Hitler en zijn beweging?

Hitler machtsovername Weimarrepubliek
Hitler wordt op 30 januari 1933 benoemd tot rijkskanselier.

Hitler is niet als een natuurramp over Duitsland heen gevallen, maar zijn succes was het gevolg van een groot aantal problemen die zich tijdens de Weimarperiode opstapelden. Zonder het onverwerkte trauma van de Eerste Wereldoorlog is Hitler niet te begrijpen. Zonder het failliete politieke systeem, de angst voor een communistische opstand en de uitzonderlijk diepe economische crisis in de eindfase van de republiek is de electorale doorbraak van de NSDAP in 1930 niet te verklaren.

Meer lezen over Adolf Hitler? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Brede oppositie tegen de democratie

In brede kring heerste de opvatting dat Duitsland de Eerste Wereldoorlog had kunnen winnen en dat het land verraden was door linkse krachten, die door stakingen de natie een dolkstoot in de rug had gegeven. Deze complottheorie was het resultaat van het onverwerkte trauma van de oorlog en voor de legerleiding een manier om verantwoordelijkheid voor de nederlaag te ontlopen. De geallieerde beschuldiging dat Duitsland als enige schuldig was aan het uitbreken van de oorlog werd samen met de hoge hertelbetalingen en territoriaal verlies door veel Duitsers als uiterst onrechtvaardig ervaren en vroeg om wraak.

De republikeinse partijen die in 1919 na de nederlaag en het vertrek van de keizer de macht kregen – de sociaal-democratische SPD, de liberale DDP en het katholieke Zentrum – ontwierpen een democratische grondwet, maar deze partijen waren na de rechtse Kapp-putsch in maart 1920 al snel hun meerderheid in de Rijksdag kwijt. Het neerslaan van de linkse revolutie in 1919 gebeurde met behulp van het leger en paramilitaire organisaties. De Spartakisten Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werden hiervan de bekendste slachtoffers. Het feit dat rijkspresident Friedrich Ebert (SPD) uit angst voor het bolsjewisme het geweldsmonopolie uit handen had gegeven is een ernstige vergissing geweest en leidde tot een verdere radicalisering zowel ter rechter- als ter linkerzijde. Beschuldigingen van landverraad door rechts en verraad van de revolutie door links schiepen een gewelddadig klimaat. Het beoogde doel van de Weimarcoalitie om arbeiders en burgers te verzoenen bleek onhaalbaar, en dit veroorzaakte een diepe kloof in de samenleving. De KPD, die aan de leiband van Moskou liep en uit was op een  marxistisch-leninistische revolutie, groeide aan het einde van de republiek – mede door de hoge werkloosheid – uit tot een antidemocratische machtsfactor van belang en droeg bij aan de burgeroorlog. De communisten zagen in de SPD (‘sociaalfascisten’) een grotere vijand dan in de nazi’s.

In feite bestond er vanaf de stichting in de Weimarrepubliek een brede nationale oppositiebeweging die zich sterk afzette tegen de democratie en nationaal-conservatieve waarden verdedigde: van het leger en de paramilitaire organisaties tot industriëlen en de jeugdbeweging, van rechters tot academici en intellectuelen. Hun antidemocratische houding verzwakte de fundamenten van de republiek.

Logische keuze

Op zich kan men de grondwet van 1919 niet verantwoordelijk stellen voor de ondergang van de republiek, maar artikel 48 bood aan de nationale oppositie kansen om een machtsverschuiving te veroorzaken. Het artikel voorzag in het uitvaardigen van noodverordeningen buiten het parlement om, versterkte de positie van de rijkspresident en maakte Paul von Hindenburg vanaf 1925 tot een ‘Ersatzkaiser’. Hieruit sprak niet alleen een groot wantrouwen ten opzichte van het democratische proces en politieke partijen, maar het artikel bood in de eindfase van de republiek de nationale oppositie de kans om hun autoritaire plannen door te zetten en de democratie opzij te schuiven.

“De communisten zagen in de SPD een grotere vijand dan de nazi’s”

De zogenaamde presidentiële regeringen probeerden via noodverordeningen de economische en politieke crisis die vanaf 1929 ontstond tevergeefs op te lossen. De deflatiepolitiek van rijkskanselier Heinrich Brüning (Zentrum) leidde alleen maar tot meer werkeloosheid en sociale ellende. Van een goed functionerende parlementaire democratie was geen sprake meer. De electorale successen van de NSDAP in het ‘Superwahljahr’1932, het gewelddadige optreden van de SA en de ondermijning van de democratie door de KPD zorgden voor een burgeroorlogachtige situatie die kiezers in de armen van Hitler dreef.

Natuurlijk heeft de conservatieve elite, Paul von Hindenburg en ex-rijkskanselier Franz von Papen voorop, in 1933 opportunistische keuzes gemaakt door Hitler rijkskanselier te maken. De bejaarde Hindenburg nam bij volle verstand een groot risico door met de ‘Boheemse Gefreite’ Hitler in zee te gaan. De angst voor een opstand van nazi’s en communisten speelde hierbij een rol. De conservatieven hebben ongetwijfeld Hitler onderschat en dachten ten onrechte hem te kunnen temmen. Zij dachten zo vooral om eigen verzwakte machtspositie te kunnen handhaven. Natuurlijk waren er andere scenario’s denkbaar en was de keuze voor Hitler te vermijden geweest, maar deze was tevens logisch gezien de patstelling waarin Duitsland verkeerde. Aan ‘what if history’ hebben we weinig.

Hindenburg en Hitler.
Adolf Hitler schudt Paul von Hindenburg de hand, maart 1933.

Hitler begreep de massa

Tot zover de zwaktes van de republiek. Met zijn reactionair- utopische ideologie wist Hitler het oude en het nieuwe te combineren: wraak voor de nederlaag van 1918, eerherstel voor Duitsland en de belofte om de economische crisis op te lossen, inspelend op antisemitisme en antimarxisme. Zijn rol als Messias die Duitsland uit de ellende zou leiden, bood een aanlokkelijk alternatief voor het failliete politieke systeem.

Hitler was jarenlang niet serieus genomen, maar in feite was hij de eerste populist in Duitsland, die vooral profiteerde van de zwaktes van de republiek en het onvermogen van de politiek om de crisis op te lossen.

Daar kwam bij dat hij politiek nog onbesmet was. Na de mislukte putsch in november 1923 koos hij voor de ‘legale’ weg en misbruikte de verkiezingen om aan de macht te komen. Wat hem in 1923 niet lukte, namelijk samen te werken met de conservatieven, lukte hem vanaf 1929 wel, door deel te nemen aan het ‘Harzburger Front’, een coalitie van rechts-nationale krachten tegen de democratie. Hierdoor wist hij zich salonfähig te maken in die kringen, van de kroonprins Wilhelm tot de krantenmagnaat Alfred Hugenberg en Winifred Wagner, de schoondochter van de componist. In die tijd ontstond het fatale verbond tussen de nationale oppositie en de NSDAP, omdat de conservatieven (verenigd in de Deutschnationale Volkspartei en veteranenorganisatie Stahlhelm) zelf onvoldoende steun onder de bevolking hadden voor hun antidemocratische plannen en hun strijd tegen de opgelegde vrede van Versailles.

“De NSDAP wist kiezers uit verschillende milieus aan te trekken”

De NSDAP was een ‘omnibuspartij’ die kiezers uit verschillende milieus wist aan te trekken: van jonkers tot boeren, van kleine middenstanders tot industriëlen, van intellectuelen tot arbeiders. Hitler was voor een groot deel van het electoraat aantrekkelijk omdat hij beloofde een einde te maken aan de grote politieke verdeeldheid, het parlementaire gekissebis en de burgeroorlogachtige situatie. Hij beloofde iedere Duitser gelijkheid en erkenning, geborgenheid, rust en orde, het afwenden van ‘joods-bolsjewistische’ gevaar en – het belangrijkste – nationale eenheid binnen een etnisch homogene Volksgemeinschaft.

Hitler was het typische product van de crisis van Weimar. Hij begreep als geen ander wat de massa, de belangrijkste politieke factor na 1918, bewoog. De nazipropaganda was op moderne leest geschoeid. Hitler veroorzaakte met zijn redevoeringen groot enthousiasme dat aan massahysterie grensde en wist zijn publiek retorisch direct in het hart te treffen. Hij speelde in op de pijnlijke herinneringen aan de militaire nederlaag en de gewelddadige revolutie in de jaren 1918-1923 en de hyperinflatie van 1923. Deze herinneringen speelden in de crisisjaren 1930-1933 weer op en vergrootten de angst voor een burgeroorlog.

Felle cultuuroorlog

Zowel de zwaktes van de republiek als de rol van Hitler zijn belangrijke verklarende elementen, maar de belangrijkste factor die de republiek de das omdeed was de diepe polarisatie die haar vanaf het begin teisterde. Het ging om een harde confrontatie tussen Duitse en anti-Duitse waarden. De republiek leed onder een driedubbele crisis: behalve politiek en economisch was er sprake van een culturele crisis.

Slechts een minderheid van intellectuelen, academici en kunstenaars steunde de democratie. De conflicten tussen traditie en vernieuwing, modern en antimodern, stad en platteland, massa en elite bepaalden mede de politieke patstelling. De NSDAP beloofde regeneratie, de wederopstanding van de verscheurde natie, iets waartoe de andere partijen, die gebonden waren aan hun eigen milieus, niet in staat waren. De sociaal-democraten en de liberalen slaagden er niet in de republikeinse droom voldoende te verwezenlijken. Het politieke midden werd weggevaagd.

“De belangrijkste factor die de republiek de das omdeed was de diepe polarisatie”

Er waren in de Weimarperiode te veel toekomstscenario’s die met elkaar in een dodelijke concurrentiestrijd verwikkeld waren over de vraag hoe Duitsland ingericht moesten. Daardoor was elke vorm van compromis en consensus uitgesloten. Het mengsel van crisisbesef en vernieuwingsdrang was de voedingsbodem voor tal van utopieën: het Nieuwe Bouwen, de Nieuwe Vrouw, de Nieuwe Mens, de Amerikaanse droom. Het ideaal van een democratische republiek was een van de opties, terwijl nieuwe ideologieën als het nazisme en het marxisme een aantrekkelijk alternatief boden voor de haperende liberale democratie: een ‘dictatuur van het proletariaat’ of een etnisch homogene ‘Volksgemeinschaft’.

De veelgeprezen Weimarcultuur was in wezen de weerslag van een felle ideeënstrijd of cultuuroorlog om de toekomst en het verleden van Duitsland. Deze strijd werd gekenmerkt door onverzoenlijke visies en standpunten, een sterk vriend-vijand denken en een strijd op leven en dood. Deze fundamentele onenigheid en tegenstrijdige wereldbeelden lagen aan de basis van de ondergang van de republiek en de opkomst van Hitler. Het ging de tegenstanders van de republiek om het herstel van conservatief-nationale waarden en de strijd tegen het ‘cultuurbolsjewisme’ van de ‘Judenrepublik’ – in wezen om verzet tegen de emancipatie van Joden, arbeiders en vrouwen. Deze cultuuroorlog werd door Hitler met moderne politieke middelen en met geweld en terreur gewonnen.

Machtsovergave

De onverenigbaarheid van de verschillende toekomstvisies zorgde uiteindelijk voor de ondergang van de republiek en de machtsovername van Hitler. De republiek van Weimar was er niet één zonder republikeinen, maar zonder democraten. Andere waarden werden belangrijker gevonden dan de verdediging van de democratie.

Rijksdag staat in brand
Op 27 februari 1933 staat de Rijksdag in brand.

Een goed functionerende democratie is gebaat bij een zekere consensus over fundamentele waarden, maar ook bij  evenwichtige ‘checks and balances’ in de grondwet. Democratie is ook gebaseerd op sociaal-economische bestaanszekerheid voor velen, een vrije pers, constructieve debatten en de medewerking van loyale ambtenaren en  onpartijdige rechters, die de rechtsstaat verdedigden. Daar ontbrak het in de Weimarrepubliek in hoge mate aan.

Wanneer een democratie onvoldoende weerbaar is, kan het een monster creëren dat niet meer te temmen is. Dat wil niet zeggen dat Hitler op 30 januari 1933 direct over dictatoriale volmachten beschikte. Er waren slechts twee nazi-ministers in zijn door conservatieven overheerste kabinet.  Essentieel voor de snelle verovering van de macht was de Rijksdagbrand op 27 februari, waarvan de communisten de schuld kregen en waarna via een noodwet de basisrechten werden ingeperkt. Vervolgens zetten de onvrije Rijksdagverkiezingen van 5 maart 1933, die de nazi’s wonnen, en de machtigingswet van 23 maart, die Hitler onbeperkte volmachten gaf, de deur open naar een dictatuur. Opvallend was het snelle tempo waarin de democratie en de rechtsstaat ten onder gingen. Wat volgden waren massale arrestaties van politieke tegenstanders, de inrichting van concentratiekampen, antisemitische en eugenetische maatregelen, gelijkschakeling, boekverbrandingen en de opheffing van de politieke partijen. In plaats van een machtsovername kan er beter gesproken worden van een machtsovergave. Uiteindelijk stemde 43,9 procent van de kiezers in maart 1933 voor Hitler. Weliswaar geen meerderheid, maar toen was het te laat en was de weg vrij naar een totalitaire staat.

Dossier Adolf Hitler