De vlecht van Jacoba van Beieren, het hart van Lodewijk XVII, de middelvinger van Galileo Galilei en de haarlok van Beethoven. Door de jaren heen zijn er veel lichaamsdelen van historische figuren bewaard gebleven. De twaalf bizarste verhalen op een rijtje.
12. De vlecht van Jacoba van Beieren (1401-1436)
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Uitgerekend in Dordrecht, in het museum Simon van Gijn, was de paardenstaart van Jacoba van Beieren te bewonderen. En dat terwijl Dordrecht het gezag van Jacoba nooit heeft erkend. De gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen probeerde in 1418 dan ook de belangrijkste havenstad van de Nederlanden in te nemen. Deze veldslag liep uit op een jammerlijke mislukking. Zoals haar leven eigenlijk een fiasco was, want ze slaagde er niet in zeggenschap over haar landen te krijgen.
Of het haar echt van Jacoba is, kunnen we niet bewijzen
Desondanks groeide ze in de loop der eeuwen uit tot een kopstuk van de vaderlandse geschiedenis. In de Bataafse Tijd werd ze zelfs vereerd als Hollandse heldin. De vondst van haar staart droeg daar het nodige toe bij. Volgens Gijs van der Ham, conservator van het Rijksmuseum dat eigenaar is van de staart, heeft Aernout Vosmaer, beheerder van het rariteitenkabinet van stadhouder Willem V, het haar gevonden in 1770, tijdens het delven van een graf in de Waalse Kerk in Den Haag. ‘Het Rijksmuseum,’ vertelt Van der Ham, ‘heeft de staart in de negentiende eeuw verworven. Maar of het haar echt van Jacoba is, kunnen we niet bewijzen.’
11. De middelvinger van Galileo Galilei (1564-1642)
‘En toch draait zij,’ zou Galileo Galilei hebben gezegd, nadat de kerk hem tijdens een proces in 1633 schuldig had bevonden aan ketterij. De natuurwetenschapper uit Pisa had zich na verschillende waarschuwingen niet neergelegd bij de rooms-katholieke stelling dat de zon om de aarde draaide en niet andersom. Behalve celstraf moest Galilei drie jaar lang wekelijks de zeven boetpsalmen lezen. In 1642 stierf hij blind en werd hij begraven in een kapel van de Santa Groce, ook wel het Pantheon van Florence genoemd. Het stoffelijk overschot kwam op bevel van paus Urbanus VIII, tegen de zin van de Florentijnen, terecht in een kast onder de klokkentoren.
Sinds 1841 staat de middelvinger van de rechterhand in een albasten vaas
Pas een eeuw later kregen de burgers van Florence toestemming Galilei een passender begraafplaats te geven: een praalgraf in de kerk zelf. Op 12 maart 1737 ’s avonds verplaatste een selecte groep geestelijken en burgers in Santa Croce het lijk. Nadat het lichaam van Galilei was opgegraven werden een wervel, drie vingers van zijn rechterhand en een tand verwijderd. Sinds 1841 staat de middelvinger van de rechterhand in een albasten vaas in het Florentijnse Museo di Storia della Scienza. Op de sokkel is te lezen dat Galilei met zijn vinger en hand het heelal heeft gemeten en een stukje breekbaar glas sleep tot een lens die meer bereikte dan de Titanen samen.
10. De teen van Cornelis (1625-1672) en tong van Johan (1623-1672) de Witt
In 1672 vond een gruwelijke lynchpartij plaats. Cornelis de Witt, pensionaris van Dordrecht, werd beschuldigd van het beramen van een aanslag op prins Willem III en vastgezet in de Gevangenpoort in Den Haag. Toen zijn broer Johan de Witt (1623-1672), die enkele weken eerder ontslag had genomen als raadspensionaris van Holland, hem in de gevangenis kwam opzoeken, drong een menigte de cel binnen en sleurde de broers naar buiten. Daar werden de twee regenten in stukken gescheurd. De Rotterdammer Joachim Oudaan, die een verslag van de moordpartij maakte, kocht ‘de voorste vinger van de heer Johan de Witt voor twee schellingen en een kannetje oud bier en drie stuivers voor de brandewijn, waar ze die nacht in had gelegen’.
Joachim Oudaan, kocht ‘de voorste vinger van de heer Johan de Witt voor twee schellingen en een kannetje oud bier en drie stuivers voor de brandewijn
De tong van Johan en de teen van Cornelis zijn bewaard gebleven. A.J. Servaas van Rooyen, directeur van het Haags Gemeentemuseum, heeft in 1908 in een catalogus beschreven wie sinds 1672 de eigenaren van de relieken zijn geweest. Een zekere R.d.L. heeft de lichaamsdelen in 1672 overgedaan aan de burgemeester van Amsterdam, Nicolaas Witsen, die de kleinoden in 1717 aan Rynier van den Bern heeft geschonken. Op deze manier kwamen de teen en het ‘wonderlid’ in bezit van de familie Westerbaan. De aangetrouwde D. Cockuyt gaf de overblijfselen in 1832 aan het Haags Gemeentemuseum, nu Haags Historisch Museum. Daar maakt de Gevangenpoort, die de relieken tentoonstelt, deel van uit.
9. De schedel van René Descartes (1596-1649)
‘Zo’n groot denker was Descartes nou ook weer niet!’ zei Johan Caspar Spurzheim (1776-1832), toen hij de schedel van René Descartes zag in het Parijse Musée de L’Homme. Spurzheim was een van de grondleggers van de frenologie, de leer die stelt dat bepaalde eigenschappen zijn af te leiden uit de vorm van iemands schedel. Volgens deze wetenschap, in de negentiende eeuw erg populair, konden de hersenen van een groot denker niet klein behuisd zijn.
Zijn stoffelijk overschot verhuisde in 1666 naar Parijs. Hierbij werd het hoofd van de romp gescheiden, omdat Descartes anders niet in de koffer paste
De Franse filosoof overleed aan een longontsteking toen hij in Zweden verbleef als privé-docent wiskunde van koningin Christina. Hij werd in Stockholm begraven, maar het stoffelijk overschot verhuisde in 1666 naar Parijs. Hierbij werd het hoofd van de romp gescheiden, omdat Descartes anders niet in de koffer paste. De Zweedse kapitein Israël Planstrom, die belast was met het toezicht bij de opgraving, hield het hoofd achter en verkocht de schedel. Die kwam uiteindelijk terecht bij een Zweeds chemicus, die het aandenken in 1821 aan de Franse staat schonk. Bij de herbegrafenis was de Franse gezant in Stockholm zo vrij de wijsvinger van Descartes van de hand te snijden. Dit reliek is verloren gegaan.
8. Het hart van Lodewijk XVII (1785-1795)
Honderd zogenaamde kroonprinsen gaven zich in de negentiende eeuw uit voor Lodewijk XVII en achthonderd boeken zijn er geschreven over het ‘raadsel van de Temple’. Toen Lodewijk XVI en zijn vrouw Marie-Antoinette in 1793 onder de guillotine werden onthoofd, bleven kroonprins Louis-Charles en zijn zus achter in de Temple-gevangenis, een oud middeleeuws fort in het oosten van Parijs. De dauphin kreeg eenzame opsluiting, omdat de Franse republikeinen bang waren dat hij zou worden bevrijd. Het sterk verwaarloosde en vervuilde kind stierf in 1795 op tienjarige leeftijd aan tuberculose. Tijdens zijn gevangenschap ging echter het gerucht dat Louis-Charles was verwisseld met een ander ziek kind.
Philippe-Jean Pelletan sneed het hart uit het jongenslijf, wikkelde het kleinood in een zakdoek en deed het thuis in een vaas met alcohol
De arts Philippe-Jean Pelletan, die autopsie op het lichaam verrichtte, sneed het hart uit het jongenslijf, wikkelde het kleinood in een zakdoek en deed het thuis in een vaas met alcohol. Na de val van Napoleon wilde Pelletan het hart aan de koninklijke familie teruggeven, maar die weigerde het geschenk. Daarom droeg Pelletan het relikwie over aan de aartsbisschop van Parijs. Maar tijdens de juli-revolutie van 1830 werd het bisschoppelijk paleis geplunderd en de urn met het hart in duizenden stukken geslagen. Een paar dagen later werd het reliek, geheel intact, teruggevonden in de tuin van het paleis. Pas in 1895 waren de Spaanse Bourbons bereid het hart te accepteren.
Omdat er haren bewaard waren gebleven van de kinderen van de Oostenrijkse keizerin Marie-Theresia, grootmoeder van Louis-Charles, kon met behulp van DNA-onderzoek in 2000 eindelijk worden aangetoond dat de mannen die zich in de negentiende eeuw hadden uitgegeven voor Lodewijk XVII oplichters waren.
7. De penis van Napoleon (1769-1821)
Soms gaan de penissen van doden een eigen leven leiden. Toen Napoleon op 5 mei 1821 op Sint-Helena overleed, haalde een team onder leiding van de Franse lijfarts Francesco Antommarchi het lijk uit elkaar. Het hart zette hij op ‘sterkwater-van-wijn’ en de maag, aangevreten door kanker, deed hij in een kistje. De medicus sneed ook de penis af – tenminste, wat daarvoor doorging. Een Engelse arts, die bij de autopsie aanwezig was, schreef in een rapport: ‘De penis en testikels waren zeer klein. Het hele genitale systeem leek de fysieke oorzaak aan te tonen voor het gebrek aan seksuele verlangens en de kuisheid die zo kenmerkend waren voor de overledene.’
De medicus sneed ook de penis af – tenminste, wat daarvoor doorging
Antommarchi schijnt het kleinood aan de biechtvader van Napoleon, kapelaan Vignali, te hebben gegeven. De geschiedenis van de penis blijft ruim een eeuw duister, maar in 1924 koopt de antiquaar A.S.W. Rosenbach de imperiale piemel op een veiling in Londen, samen met wat andere spullen van de keizer die kapelaan Vignali zich zou hebben toegeëigend. Rosenbach heeft het ‘gemummificeerd spierachtig deeltje’ nog in een museum tentoongesteld. In de Tweede Wereldoorlog verkocht hij het object van 2,54 centimeter, dat, alvorens in 1969 op een veiling bij Christie’s op te duiken, verschillende eigenaren heeft gehad. In 1992 kocht de huidige bezitter, de Amerikaanse uroloog dr. John Kingsley Lattimer, de penis van een Franse handelaar voor vierduizend dollar om hem toe te voegen aan zijn collectie ‘souvenirs uit de geschiedenis van de duistere kanten van de wereld’.
6. De haarlok van Beethoven (1769-1821)
Eindelijk arriveerde de Rijnwijn, maar Beethoven (1769-1821) had niets meer aan zijn lievelingsdrank, want hij lag al op zijn sterfbed. Zijn laatste woorden waren dan ook ‘Jammer, jammer – te laat’. Diezelfde wijn – Beethoven dronk een paar flessen per dag – was misschien de oorzaak van zijn jarenlange kwalen: diarree, constipatie, buikkramp, jicht, hoofdpijn, prikkelbaarheid en doofheid. Beethoven had namelijk saturnisme, oftewel loodvergifting. Daar de wijn destijds werd ‘gelood’ om de bittere smaak tegen te gaan, was de drank wellicht zijn doodsoorzaak.
In 1827 had de zestienjarige Ferdinand Hiller aan het sterfbed van Beethoven een pluk van zijn wilde haardos geknipt
Pas in 1998, toen een haarlok van de componist in de Verenigde Staten wetenschappelijk werd onderzocht, kwam Beethovens loodvergiftiging aan het licht. In 1827 had de zestienjarige Ferdinand Hiller aan het sterfbed van Beethoven een pluk van zijn wilde haardos geknipt. Hiller, een veelbelovende joodse muzikant, schonk het haar in een medaillon, in 1883 aan zijn zoon Paul Hiller, die in 1934 stierf. Wat er precies met het aandenken in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd, is onduidelijk, maar waarschijnlijk heeft een nazaat van Hiller de relikwie in 1943 aan de arts Kay Fremming gegeven. Een geadopteerd kind van Fremming bood de haarlok in 1994 te koop aan bij Sotheby’s in Londen. Voor 3600 pond wist het Amerikaanse Centrum voor Beethoven-studies het medaillon te bemachtigen. Met behulp van beenderresten wees een DNA-test in 2000 uit dat de haarlok inderdaad van Beethoven was.
5. De romp van Jan Carel van Speijk (1802-1931)
‘Berg je billen, jong!’ zei Jan Carel van Speijk op 5 februari 1831 tegen de scheepsjongen van kannoneerboot 2, die door een rukwind op de Schelde tegen de Antwerpse kade was geworpen en op eigen kracht niet meer kon wegvaren. Gewapende Belgen, die in de zomer van 1830 in opstand waren gekomen tegen koning Willem I, sprongen aan boord. Toen Antwerpse havenarbeiders op de wal eisten dat de Nederlandse vlag werd gestreken, verdween tweede luitenant Van Speijk met een brandende sigaar in het ruim en gooide onder het uitroepen van ‘Dan liever de lucht in!’ de lont in het kruit. Het oorlogsschip werd door de kracht van de ontploffing volledig uit elkaar gerukt. Zesentwintig Nederlanders lieten het leven, maar de scheepsjongen was op tijd van boord gesprongen.
In een vitrine van het Nederlands Scheepvaartmuseum in Amsterdam is nog steeds een stukje rechterarm van de zeeman te bewonderen
Enkele dagen later meldde een Antwerpse krant dat een deel van het stoffelijk overschot – romp, hals en rechterarm – van Van Speijk waren teruggevonden. Het gehalveerde lichaam stak in een gehavende uniformjas met daarop nog het lintje van de militaire Willemsorde, dat alleen van Van Speijk kon zijn. Na enkele onderhandelingen waren de Belgen bereid de lichaamsresten, geborgen in een vaatje spiritus, aan de Nederlanders over te dragen. Van Speijk ging vervolgens per trekschuit naar Amsterdam.
In een vitrine van het Nederlands Scheepvaartmuseum in Amsterdam is nog steeds een stukje rechterarm van de zeeman te bewonderen. In een potje formaldehyde drijft een brok spierwit vlees. Hoe weten we dat dit van de luitenant-ter-zee is? Volgens conservator Hans Schokkenbroek is het lichaamsdeel op 21 februari 1831 geprepareerd door chirurgijn der marine Ruurd Robyn Nauta en aangeboden aan koning Willem I. Schokkenbroek gaat ervan uit dat het stukje echt is, maar plaatst wel een kanttekening: ‘Van alle stukjes hout die in de negentiende eeuw in Nederland van de kanonneerboot in omloop waren, is waarschijnlijk anderhalf schip te bouwen.’
4. Het hart van Frédéric Chopin (1810-1849)
Eens een balling, altijd een balling. Zelfs na zijn dood had Frédéric Chopin twee vaderlanden. Toen hij in 1830 in Wenen was en de Russen de Poolse opstand bloedig onderdrukten, vond Chopin het niet verstandig naar Warschau terug te keren en ging naar Parijs. Als de ‘nieuwe Mozart’ niet werd verteerd door heimwee, dan was het wel door tuberculose aan het strottenhoofd – zijn vermoedelijke doodsoorzaak. De slechts anderhalve meter lange musicus, die nog geen vijftig kilo woog, gaf in zijn laatste levensjaren liggend pianoles en kon geen trap beklimmen zonder in elkaar te zakken.
‘Waar uw schat is, daar is ook uw hart.’
Chopin wilde na zijn dood graag een laatste rustplaats in Polen, maar hij begreep dat de Russen daar nooit toestemming voor zouden geven. Daarom werd de componist begraven in Parijs, nadat zijn hart uit het lichaam was gesneden. Zijn zus Ludwika deed het in een met alcohol gevulde glazen pot en nam het mee naar Warschau. Daar bracht ze de urn in het grootste geheim naar de Kerk van het Heilig Hart, waar het hart werd verborgen in de catacomben. Wonderlijk genoeg bleef de urn gespaard tijdens het Duitse bombardement van Warschau in 1939, hoewel de kerk grotendeels werd verwoest. Toen die na de oorlog weer herbouwd werd, kreeg de urn weer een plek. Op een plaquette staat een tekst van Mattheus (6:21): ‘Waar uw schat is, daar is ook uw hart.’
3. Hersenweefsel van Benito Mussolini (1883-1945)
‘Als u het mij niet wilt teruggeven, eis ik een monster van de hersenen van Roosevelt, zodat professor Cattabeni ons kan vertellen of de president van de Verenigde Staten wel bij zijn volle verstand was toen hij het Verdrag van Jalta ondertekende.’ Het gaat hier om een stukje van de hersenen van Benito Mussolini (1883-1945), dat de Amerikanen in mei 1945 van de Italianen hadden gekregen. Prof. Caio Mario Cattabeni was directeur van het Forensisch Instituut in Milaan. En het dreigement is afkomstig van Rachele Mussolini, de echtgenote van Il Duce.
De Italiaanse regering kreeg apart in een pakje, gewikkeld in krantenpapier, de hersenen van Mussolini overhandigd
Mussolini werd op 29 april samen met zijn minnares in Milaan doodgeschoten door partizanen. Het instituut van Cattabeni moest een autopsie uitvoeren om te onderzoeken of de Italiaanse dictator wellicht ziek was. In Italië was namelijk het gerucht ontstaan dat Mussolini door een veronachtzaamde syfilisaandoening krankzinnig was geworden. Ook de Amerikanen waren nieuwsgierig, en zij kregen op verzoek in mei 1945 een klein stukje hersenweefsel.
Ruim twintig jaar heeft Rachele Mussolini erover gedaan om het stoffelijk overschot van haar man weer compleet te krijgen. In 1957 liet de Italiaanse regering de overblijfselen in een zeepkist bij haar thuis bezorgen. Zij kreeg apart in een pakje, gewikkeld in krantenpapier, de hersenen van Mussolini overhandigd. Pas na lang aandringen ontving zij in 1966 het ontbrekende deel: een stukje hersenen ter grootte van een dobbelsteen. Zowel de Italianen als de Amerikanen hadden niets bijzonders kunnen ontdekken.
2. De schedel van Adolf Hitler (1889-1945)
Adolf Hitler wenste dood noch levend in handen van de Russen te vallen. ‘Ik wil niet dat de Russen mijn lijk in een panopticum tentoonstellen.’ Daarom zonderde hij zich op 30 april 1945 af, terwijl Russische troepen de bunker onder de tuin van de Rijkskanselarij in Berlijn op honderd meter waren genaderd. Samen met zijn kersverse echtgenote Eva Braun pleegde hij zelfmoord. Hitler had opdracht gegeven de lijken meteen te verbranden. Dat gebeurde, maar niet volledig.
De voormalig tandarts van Hitler identificeerde hem aan de hand van zijn gebit
Josef Stalin wilde Hitler dood of levend, maar liefst levend. Aan een paar verkoolde resten had hij niets. Daarom begon hij de Operatie Mythe: Hitler is niet gevonden, dus moet hij zijn ontsnapt. De ene keer zat de Führer in Japan of Argentinië, de andere keer verbleef hij in het ‘presidentieel paleis van de fascist Franco’. In werkelijkheid werd Hitlers stoffelijk overschot de inzet van een conflict tussen de Russische legerleiding en geheime diensten. Zo goed als zeker is Hitlers lijk op 4 mei in een bomkrater bij de bunker gevonden, samen met de overblijfselen van Braun, generaal Krebs, Joseph en Magda Goebbels en hun zeven vermoorde kinderen.
De voormalig tandarts van Hitler identificeerde hem aan de hand van zijn gebit. De resten werden begraven, weer opgegraven en voorlopig in Maagdenburg in de grond gestopt. Daar haalde Joeri Andropov, chef van de Russische geheime dienst, in 1970 alles weer naar boven. Hij liet de vergane resten verbranden en de as uitstrooien in de Elbe. Maar blijkbaar is niet alles in Maagdenburg begraven. In 2000 verbijsterde de Russische geheime dienst de wereld door Hitlers schedel, met kogelgat, te exposeren, samen met zijn bruine SDAP-uniform, een stuk armleuning van een sofa, een vergeeld gastenboek en het dagboek van Goebbels.
1. De hersens van Albert Einstein (1879-1955)
‘Goden hebben geen graven.’ Met deze uitspraak benadrukte Albert Einstein (1879-1955) de wens dat hij nog op de dag van zijn overlijden gecremeerd wilde worden, zodat niemand ‘mijn botten kan komen aanbidden’. De patholoog Thomas Harvey beschikte op de sterfdag van het genie van de eeuw, 17 april 1955, anders. Tijdens de autopsie lichtte hij Einsteins schedel, haalde de hersenen eruit en nam die mee naar huis. Harvey kreeg na deze wederrechtelijke toe-eigening alsnog schoorvoetend toestemming van Einsteins zoon, Hans Albert, maar daar nam zijn werkgever, het Princeton Hospital, geen genoegen mee en hij werd enkele maanden later ontslagen.
De hersenen van Einstein zijn verspreid over de hele wereld, als houtsplinters van het kruis van Jezus Christus
Harvey liet de hersenen in tweehonderd gelijke partjes snijden en stopte die in twee met formaldehyde gevulde flessen. De arts, zelf geen hersenspecialist, dacht dat het genie van Einstein in zijn brein moest zitten en stuurde verschillende wetenschappers stukjes. De hersenen van Einstein zijn verspreid over de hele wereld, als houtsplinters van het kruis van Jezus Christus. Harvey heeft zich enkele jaren geleden echter laten overhalen zijn ‘schat’, of wat daar nog van over was, aan het Princeton Hospital terug te geven, waar de hersenen ongetwijfeld op een of andere plank in een pot formaldehyde drijven.