Op 11 januari 1964 verscheen in de Verenigde Staten Smoking and Health, het eerste gezaghebbende rapport waarin een relatie werd gelegd tussen longkanker en roken. Tiemen Helperi Kimm van het Nederlandse tabaksbedrijf Niemeyer: ‘Wij werden daarna benaderd door verpleegsters die wilden dat wij het dieet van een zekere heer Moerman zouden propageren.’
Over alles was zorgvuldig nagedacht. Om te voorkomen dat de beurskoers van schrik zou kelderen, besloot men het rapport op een zaterdagochtend te presenteren in het streng beveiligde auditorium van het Witte Huis. Op zaterdag 11 januari 1964, om klokslag negen uur ’s ochtends kreeg een select gezelschap journalisten hier anderhalf uur de tijd om het rapport door te nemen en vragen te stellen. Om te voorkomen dat er toch iemand onverhoopt voortijdig tussenuit zou knijpen met de primeur, werden alle deuren en telefoonlijnen afgesloten. Smoking and Health: Report of the Advisory Committee to the Surgeon General sloeg desalniettemin in als een bom.
De conclusies van het rapport logen er dan ook niet om. De enorme toename van het sterftecijfer onder rokers als gevolg van een ziekte was – zo stelden de onderzoekers – voor 70 procent toe te schrijven aan het roken. Een gemiddelde roker had negen tot tien keer meer kans om longkanker te krijgen. Bij zware rokers liep dat op tot twintig keer. Ook werd roken aangewezen als de belangrijkste oorzaak van chronische bronchitis.
‘Voor ons was het een regelrechte ramp,’ vertelt Tiemen Helperi Kimm. Tussen 1955 en 1980 werkte hij in Groningen bij het tabaksbedrijf de Koninklijke Theodorus Niemeyer, vooral bekend van shagmerken als Javaanse Jongens en Samson. Hij begon er als trainee, werkte zich op tot secretaris in de raad van bestuur en kreeg de verantwoordelijkheid over de public relations. Drieënzeventig jaar is hij nu, en al meer dan twintig jaar weg uit het tabakswereldje, maar hij praat er nog graag over.
‘De consument heeft ons de uitkomst van die onderzoeken nooit kwalijk genomen. Wel werden wij benaderd door bijvoorbeeld verpleegsters die wilden dat wij het anti-kankerdieet van een zekere heer Moerman zouden propageren. Hebben we natuurlijk niet gedaan, want wij waren geen medici. Wij reageerden op het rapport door de teer- en nicotinegehaltes van de Roxy-sigaret drastisch te verlagen. En omdat de rest van de industrie bleef vasthouden aan de oude gehaltes, kwamen wij bij metingen van de Consumentenbond gegarandeerd als laagste uit de bus. Ons marktaandeel steeg geweldig.’
Een gemiddelde roker had negen tot tien keer meer kans om longkanker te krijgen. Bij zware rokers liep dat op tot twintig keer.
In Nederland was de schok van het rapport volgens Helperi Kimm minder hevig dan in de Verenigde Staten. ‘Wij waren al langer bekend met de schadelijke effecten van roken. Je had in de jaren vijftig een onderzoek van Van Proosdij naar rookgewoonten onder kinderen, de voorlichtingsbrochures van kankerspecialist Korteweg en een rapport van de Gezondheidsraad.’ In 1962 was er bovendien een vertaling verschenen van een Brits rapport over roken en gezondheid, met dezelfde schokkende lading als Smoking and Health. ‘Je wilt niet weten hoeveel aandacht de Nederlandse kranten en tijdschriften al vóór 1964 aan de kwestie besteedden. Honderden artikelen heb ik. En dat is nog maar een fractie van wat er gepubliceerd werd, want onze knipseldienst beperkte zich indertijd tot zes, zeven kranten.’
Fanatiekeling
Een belangrijke motor achter die stroom berichten was Lenze Meinsma, ’s lands meest geëngageerde tabaksbestrijder. Als directeur van het Koninklijk Wilhelmina Fonds bestookte hij rokend Nederland met de ene na de andere actie. In 1964 riep hij de Nederlandse Televisie Stichting bijvoorbeeld op om het roken voor televisiecamera’s te vermijden en verzocht hij de Nederlandse Spoorwegen, het Amsterdamse gemeentebestuur en de Nederlandse Sport Federatie om voortaan tabaksreclame te weren. Veel hielp het niet. De enige advertentie die dat jaar werd geweerd, was een sinterklaasboodschap: ‘Geef dit jaar geen sigaretten.’ Er was niet één krant die de oproep wilde plaatsen.
Ondanks zijn beperkte succes werden Meinsma’s acties tot in de Verenigde Staten nauwlettend gevolgd. ‘Hij geniet in de media een zekere beruchtheid, die vooral gebaseerd is op zijn nogal emotioneel geladen uitlatingen,’ staat in een interne notitie van tabaksfabrikant Philip Morris. ‘Per saldo wordt hij gezien als een fanatiekeling die niet erg serieus genomen wordt.’ Nederlandse tabaksbazen zagen hem inderdaad niet echt als een bedreiging, beaamt Helperi Kimm. ‘Ze zeiden wel eens: “Gelukkig dat het Meinsma is!?” Maar ik denk dat de gewone man hem wel degelijk serieus nam. Meinsma heeft ontzettend veel betekend voor de bestrijding van het roken.’
Onder het motto ‘geen slapende honden wakker maken’ besloot de branche om in de publiciteit voor tabaksproducten ‘op geen enkele wijze te appelleren aan de gezondheid’
In elk geval meer dan het ministerie dat ervoor bedoeld was, vindt Helperi Kimm. Het ministerie van Volksgezondheid is in zijn ogen zelfs de grote boosdoener. Het herenakkoord dat de tabaksfabrikanten achter de schermen sloten, werd volgens hem in feite opgelegd door de overheid. Onder het motto ‘geen slapende honden wakker maken’ besloot de branche op 3 juni 1965 om in de publiciteit voor tabaksproducten ‘op geen enkele wijze te appelleren aan de gezondheid’. Helperi Kimm: ‘Dat kwam voort uit de contacten tussen het departement en de voorzitter van de Stichting Sigaretten Industrie (SSI), P.M. Pauw. Het ministerie wilde dat alleen zij uitspraken zou doen over gezondheidsrisico’s en dat de tabaksbranche z’n mond hield. Achteraf bezien natuurlijk schandalig.’
Ter vergelijking: in de Verenigde Staten werd op hetzelfde moment een wet van kracht die tabaksfabrikanten verplichtte om gezondheidswaarschuwingen aan te brengen op de verpakking. Vier jaar later volgde een verbod op tabaksreclame op radio en televisie. Helperi Kimm: ‘In de Verenigde Staten was er niet zo’n herenakkoord. Daar sloegen de tabaksfabrikanten elkaar in de nasleep van Smoking and Health om de oren met almaar lagere teer- en nicotinegehaltes. Dat heeft naar mijn gevoel de gehaltes veel sneller omlaaggedrukt dan in Nederland.’
Aanvankelijk sloot ook Niemeyer zich bij het herenakkoord aan. ‘Wij waren maar een kleine fabrikant tegenover een groep tabaksreuzen die vanuit Amerika gesteund werden. Maar op den duur realiseerden wij ons dat ongebondenheid juist een voordeel was. En wij beseften heel goed dat ons marktaandeel zou inzakken als we geen reclame zouden maken voor onze lagere teer- en nicotinegehaltes. Want sigaretten met een lager gehalte hebben weliswaar minder smaak, maar werken ook minder verslavend. Dus moesten wij wel tot een duidelijke informatieve etiquettering overgaan.’
Stippenplan
Begin november 1972 introduceerde Niemeyer het zogeheten stippenplan, een vondst van Helperi Kimm. ‘Hiermee kon je in één oogopslag zien of het om zware (vier of drie stippen), minder zware (twee stippen) of lichtere sigaretten (één stip) ging. Op die manier ben ik ook zelf van het roken af geraakt.’ In een persbericht dat de hele wereld over ging, schreef hij: ‘Dat het roken van sigaretten schadelijk kan zijn is een feit dat zo langzamerhand wel tot alle consumenten is doorgedrongen. Het is struisvogelpolitiek van de industrie daar nog langer omheen te draaien.’
De boodschap was duidelijk, maar werd hem niet in dank afgenomen. Zo haalde de fabrikant van Camel-sigaretten onmiddellijk de productie weg bij Niemeyer. ‘Onze actie was natuurlijk tegen het zere been van de industrie. Het waren spannende tijden, je ging er bijna vanzelf van roken. De kranten stonden er vol mee. Ik moest bijna elke dag een reactie geven – tabaksbestrijder Meinsma ook en daar moest Pauw van Stichting Sigaretten Industrie dan weer op reageren.’
Helperi Kimm staat nog altijd achter zijn stippenplan. ‘Als je mensen goed informeert, doe je niks verkeerd. Je draag de verantwoordelijkheid over aan rokers zelf. Ik denk dat het stippenplan een moreel juiste oplossing was. Het bood mensen een handvat om te minderen, om steeds lagere teer- en nicotinegehaltes te gebruiken en uiteindelijk zelfs helemaal te stoppen.’ De voorlichting van het ministerie van Volksgezondheid, die de teer- en nicotinegehaltes op de verpakking wilde zetten, vindt Helperi Kimm zinloos. ‘Dan zou je de pakjes op een rij moeten zetten en moeten vergelijken. Die cijfers zeggen de mensen niks.’
Dat de overheid bleef vasthouden aan het herenakkoord met de grote tabaksfabrikanten kwam volgens Helperi Kimm niet voort uit de angst voor teruglopende accijnsinkomsten bij dalende verkoopcijfers. ‘Er zat op het ministerie van Volksgezondheid gewoon een man die geen verstand van zaken had, die zelf niet rookte en die niet begreep dat een rookverslaving afgebouwd moet worden. Meulblok, het hoofd van de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg op het ministerie, dacht dat je met een reclameverbod en cijfertjes op de pakjes een heel eind zou komen. En daar lieten ministers hun oren naar hangen.’
Niet lang daarna kwam het einde van Helperi Kimms tijd bij Niemeyer in zicht. In 1973 werd het Groningse familiebedrijf verkocht aan de Engelse firma Gallaher. ‘Die hebben mij nog een paar jaar mijn gang laten gaan, maar met moeite, want Gallaher was weer een dochter van American Brands. Op een gegeven moment kwam er een telex binnen dat ik moest stoppen. Uiteindelijk heb ik me er maar een beetje uit laten gooien.’ Dat bood hem de gelegenheid om een oude liefde op te pakken. De laatste tien jaar van zijn werkende leven was Helperi Kimm directeur van het Groninger Scheepvaartmuseum.
Op dit moment is hij een van de belangrijkste getuigen in de rechtszaak die twee longkankerpatiënten hebben aangespannen tegen de Nederlandse tabaksindustrie. Ze zouden nooit hebben geweten dat roken de gezondheid schaadt. Onzin, vindt Helperi Kimm. ‘Die mensen weten het, wisten het, en hebben het altijd geweten. Sla de oude kranten er maar op na.’