Home Het klimaatalarm van de Club van Rome

Het klimaatalarm van de Club van Rome

  • Gepubliceerd op: 5 april 2018
  • Laatste update 15 nov 2022
  • Auteur:
    Ed Croonenberg
  • 10 minuten leestijd
Het klimaatalarm van de Club van Rome

Ruim vijftig jaar geleden zette de ‘Club van Rome’ voor het eerst klimaat op de kaart. In hun alarmerende rapport ‘Grenzen aan de groei’ waarschuwden de onderzoekers voor milieu en het uitputten van grondstofvoorraden. Sindsdien staan klimaat en milieu onverminderd hoog op de politieke agenda. En kwam er een einde aan het onbevangen plezier in consumeren.

‘Ten onrechte wordt soms de indruk gevestigd dat ons rapport zou voorspellen. Dat is allerminst het geval,’ zo sprak de Nederlandse hoogleraar fysische scheikunde en lid van de Club van Rome Frits Böttcher in maart 1972 bij de presentatie van Grenzen aan de groei. Hij had het voorwoord voor deze publicatie geschreven.

Deze relativerende woorden bleken al snel kopje-onder te gaan in de internationale opschudding die het rapport veroorzaakte. Vooral economen beschuldigden de opstellers van ongefundeerde doemdenkerij. En in 1983 sprak Ronald Reagan er nog in afkeurende bewoordingen over in een toespraak aan de University of South Carolina. Hij merkte op dat ‘sommigen vinden dat we ons zelfs in een overvloedig land als het onze met minder tevreden dienen te stellen’. Om zijn hekel aan de klimaatklokkenluiders te benadrukken, had Reagan opdracht gegeven de zonnepanelen op het dak van het Witte Huis te verwijderen. Zijn voorganger Jimmy Carter had die daarop laten zetten vanwege zijn plan om de energieopwekking in de VS te verduurzamen. Hij had zich daartoe laten inspireren door de Club van Rome.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De tekst loopt door onder de afbeelding.

Vanaf 1 juli 1970 mogen auto’s in Zweden niet meer dan 5,5 procent koolmonoxide uitstoten. Alle auto’s worden hierop getest.

Onder het motto ‘Er bestaat niet zoiets als negatieve publiciteit’ hadden de opstellers van het rapport het natuurlijk prachtig kunnen vinden dat Reagan hun werk afkraakte. Maar zo zaten deze mensen niet in elkaar. ‘Toen we Grenzen aan de groei schreven, dacht ik in alle naïviteit dat de wereld wel zou luisteren zodra we hadden uitgelegd dat het moeilijk is een grote bevolking en een grote economie op deze kleine planeet te laten passen,’ zegt Jørgen Randers, een van de vier auteurs van het rapport, in een Duitse documentaire. ‘Ik dacht dat men zou zeggen: dit is duidelijk een goed advies en we zullen het daarom opvolgen. Het duurde niet lang voordat ik begreep dat dat niet het geval was.’

Het rapport van de Club van Rome is toe aan de negentigste druk

Dat neemt niet weg dat het rapport – in feite een toegankelijk en niet al te dik boekje – al snel een wereldwijde bestseller werd. In Nederland kwam het uit als een Aula-pocket. Omdat het de 500ste titel was in die reeks, ging het voor een actieprijs van 2,50 gulden van de hand. Er zouden er in Nederland alleen al meer dan een kwart miljoen van over de toonbank gaan. Het boek is overigens (in de 90ste druk!) nog altijd te koop.

Waarschijnlijk had Aurelio Peccei dit niet bevroed toen hij in 1968 de informele discussiegroep oprichtte die vernoemd zou worden naar de plek waar de eerste vergaderingen werden gehouden: Rome. Peccei was in de Tweede Wereldoorlog een antifascistische verzetsheld, die vervolgens opklom tot de hoogste regionen van het Italiaanse bedrijfsleven. Gaandeweg was hij ervan overtuigd geraakt dat alle vraagstukken waarmee de mensheid kampt – armoede, criminaliteit, milieuvraagstukken – onderling sterk gerelateerd zijn. Pogingen om zulke problemen geïsoleerd op te lossen waren volgens hem tot mislukken gedoemd. Alleen een geïntegreerde aanpak kon werken, zo besefte hij, en een eerste stap daartoe zou een geïntegreerde analyse moeten zijn. De vraag was alleen: hoe pakte je zoiets aan? Hoe kon het complex van uitdagingen waar de mensheid mee worstelde op een praktische manier worden gemodelleerd?

De Duitse autofabrikant Volkswagen had inmiddels laten weten een dergelijk onderzoek best te willen sponsoren, mits er een geloofwaardige methodologie zou worden gevonden. Dat bleek gemakkelijker gezegd dan gedaan. In 1970 hield de Club zijn eerste ‘officiële’ bijeenkomst in Bern, op uitnodiging van de regering van Zwitserland. Hoog op de agenda stond het vraagstuk van de methodologie. Nadat een idee van een Turkse futuroloog als te omslachtig van de hand was gewezen, stak onderzoeker Jay Forrester van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) zijn hand op. Hij had, zo vertelde hij, een modelleringstechniek ontwikkeld die op een heuse computer draaide.

De tekst loopt door onder de afbeelding.

Midden in de oliecrisis spelen kinderen op de snelweg tijdens een autoloze zondag.

Tegenwoordig is het nabootsen van processen uit de echte wereld op computers routine, maar destijds gold het als exotisch omdat computers nog zeldzame en door geheimzinnigheid omgeven apparaten waren. System dynamics heette de methode, die Forrester tot dat moment toepaste op complexe vraagstukken binnen grote ondernemingen. Forrester zei dat hij de techniek best wilde uitleggen, maar alleen als Peccei de moeite nam minstens twee weken naar het MIT te komen om ingewijd te worden in de details. De Italiaan accepteerde de uitnodiging, bleef drie weken en liet zich overtuigen.

Nadat Peccei de eerste 50.000 dollar had overgeboekt, ging een team van MIT-wetenschappers aan de slag. De 52-jarige Forrester vroeg zijn 24 jaar jongere collega Dennis L. Meadows als onderzoeksleider. Met een gemiddelde leeftijd van 26,5 jaar was de rest van het zestienkoppige team zelfs nog jeugdiger.

Meadows en zijn team togen voortvarend aan de slag, en in de zomer van 1971 begonnen in kleine kring voorlopige versies van het rapport te circuleren. Het waren Nederlandse journalisten – onder wie Willem Oltmans – die als eersten lucht kregen van de zaak. NRC Handelsblad had op 31 augustus 1971 de wereldprimeur onder de kop ‘Ramp bedreigt wereld’ – door A. de Kool.

‘Er komt binnen enkele tientallen jaren een geweldige catastrofe’

‘Als alles en iedereen doorgaat op de manier waarop dat nu gebeurt, dan komt er binnen enkele tientallen jaren een geweldige catastrofe. De enige vraag daaromtrent is of de catastrofe wordt veroorzaakt door honger, door uitputting van essentiële grondstof of door de vervuiling van de aarde. Er zijn – nu! – ingrijpende maatregelen nodig om dat onheil te voorkomen. Dit is te lezen in een ontwerprapport dat enkele mensen van het Massachusetts Institute of Technology hebben opgesteld voor de zg. Club van Rome,’ aldus het begin van het artikel.

Ondertussen werkte Oltmans voortvarend aan een documentaire over het rapport, die op 26 september door NOS Panoramiek zou worden uitgezonden. Naar eigen zeggen had Oltmans eind 1970 voor het eerst lucht gekregen van de Club van Rome, en begin 1971 Forrester en Peccei voor camera geïnterviewd. Later in zijn leven zou Oltmans – onder meer in persiflages van Wim de Bie en Erik van Muiswinkel – vooral worden weggezet als een megalomane gek, maar in zijn verslaggeving over de Club van Rome betoonde hij zich een serieuze en slagvaardige journalist.

Een andere Nederlandse journalist die een hoofdrol speelde in de wereldwijde publiciteit rondom het rapport was Wouter van Dieren. Hij was degene die het concept-rapport aan NRC Handelsblad doorspeelde nadat hij Dennis Meadows naar Nederland had gehaald voor een besloten lezing aan het NatLab van Philips.

De tekst loopt door onder de afbeelding.

Bermtoeristen op een zomerse dag in 1970 in IJmuiden, waar de staalfabriek van Hoogovens een dikke smog verspreidt.

Een jaar na dato publiceerde hij in NRC Handelsblad een retrospectief over de maatschappelijke impact van het rapport in Nederland onder de kop: ‘Eén jaar Club van Rome: het vergeten is begonnen.’ Hij vond dat het centrumrechtse kabinet van Barend Biesheuvel er te lauw op had gereageerd. Het kabinet was niet verder gekomen dan de observatie van minister Harrie Langman: ‘Dat rapport is geen evangelie, maar ook geen blabla.’

Ook de internationale ontvangst van de publicatie kon zijn goedkeuring niet wegdragen: ‘Van een werkelijke “jongens-nu-met-z’n-allen-ingreep” is geen sprake.’ Daarbij moet worden aangetekend dat Van Dieren meer milieuactivist dan journalist was. Zo stond hij mede aan de wieg van de Vereniging Milieudefensie, die naar aanleiding van de Club van Rome het levenslicht zag.

Hoe dan ook nam de linkse oppositie in de Tweede Kamer het rapport serieuzer op door de ‘Commissie van Zes’ op te richten. Die moest onder leiding van het oude socialistische kanon Sicco Mansholt een Nederlands antwoord op de Club van Rome formuleren. Mansholt was eind jaren zestig een van de architecten van de enorme schaalvergroting in de Europese landbouw, met de bijbehorende productieoverschotten. Maar onder invloed van de Club van Rome bekeerde hij zich razendsnel tot tegenstander van ongebreidelde groei.

De tekst loopt door onder de afbeelding.

Het rapport uit 1968.

Een brief die hij daarover stuurde aan de voorzitter van de Europese Commissie werd met verbazing en ook de nodige korzeligheid ontvangen. PvdA-leider Joop den Uyl, die eveneens deel uitmaakte van de Zes, aasde inmiddels op de stoel van premier Biesheuvel, en daarbij kon hij de milieu-utopieën van Mansholt missen als kiespijn.

Den Uyl werd kort daarna inderdaad de nieuwe premier. In november 1973 moest hij noodgedwongen autoloze zondagen inlassen om de gevolgen van de opdrogende olie-importen te verzachten. Over de oliecrisis wordt wel gezegd dat deze losstond van grondstoffenschaarste, maar dat is niet helemaal waar. De Arabische olieproducenten vaardigden een olieboycot uit tegen landen die Israël steunden tijdens de Jom Kipoer-oorlog, zoals de Verenigde Staten, Nederland en België. De olieproducerende landen konden zich deze houding permitteren omdat de binnenlandse olieproductie van de VS niet langer voldoende was om in de eigen behoefte te voorzien.

De oliecrisis versterkte het doemgevoel dat met Grenzen aan de groei was begonnen. ‘De crisis van vandaag brengt schoksgewijs het energietekort tot uitdrukking dat er eigenlijk al was in de wereld,’ aldus Den Uyl in een televisietoespraak eind 1973. Hij kondigde aan dat de benzine op de bon ging. ‘We moeten beseffen dat we niet kunnen voortgaan met het gebruik van beperkte voorraden brandstoffen en grondstoffen zoals we dat in de laatste kwarteeuw hebben gedaan. Zo bezien keert de wereld van vóór de oliecrisis niet terug.’

Maar dat was niet helemaal waar: de consumptie nam daarna alleen maar toe – vliegvakanties en energieverslindende informatienetwerken zijn inmiddels heel gewoon. Maar tegelijk heeft het verontrustende zaadje dat de Club van Rome in het collectieve bewustzijn plantte ook wortel weten te schieten. In dat opzicht keert de onbevangenheid van vóór het rapport nooit meer terug.

Ed Croonenberg is publicist, gespecialiseerd in technologische ontwikkelingen.

Meer weten

Rapport van de Club van Rome (2008, 90ste druk) door Dennis Meadows e.a.

Grenzen aan de groei – 75 gesprekken over het rapport van de Club van Rome (1973) door Willem Oltmans. Te downloaden via dbnl.org.

Ultima Chiamata (Last Call) (2014) documentaire door Enrico Cerasuolo, te vinden op YouTube.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 4 - 2018