Op 11 mei 1985 kust paus Johannes Paulus II de grond van vliegveld Welschap-Eindhoven. Een groot deel van (katholiek) Nederland zit echter niet op de paus te wachten. Op een bijeenkomst in de Jaarbeurs maakt Missieraadslid Hedwig Wasser een persoonlijk statement, dat inslaat als een bom. ‘Er stonden meerdere aanwezigen te huilen. Maar er waren ook kwade mensen.’
‘Het moet een uur of zeven zijn geweest. Een paar dagen na mijn toespraak. Ik kwam thuis van school, uit Driebergen, waar ik de opleiding “Theologie van het maatschappelijk handelen” volgde. Er stond een politieauto voor de deur. In de tuin waren allemaal mannen aan het zoeken: de explosievenopruimingsdienst. Ik vroeg wat er aan de hand was. Mijn man vertelde me dat mijn zoontje ’s middags een telefoontje had gekregen: “Er ligt een bom in uw tuin.” Ik kon nauwelijks geloven dat het serieus was. In de ochtend had ik nog euforisch met medestudenten en met de Duitse pers over mijn optreden staan praten. Nee, bedreigd voelde ik me niet. Het bleek uiteindelijk ook loos alarm. Maar mijn kinderen waren wel bang. Ik was vooral verbijsterd, en wist niet wat me overkwam.
Achteraf bezien,’ vertelt Hedwig Wasser (65), de voormalige voorzitter van de Acht Mei Beweging, ‘ben ik gewoon ontzettend naïef geweest. Alleen al het uitspreken van het woord “homoseksueel” in de nabijheid van de paus riep zoveel kwade reacties op. Op een gegeven moment was ik gewoon bang om de telefoon op te nemen. Vreselijke scheldpartijen kreeg ik over mij heen. Het woord “hoer” was nog netjes. Zo heb ik geleerd hoe de wereld in elkaar steekt.
Ik had die reactie helemaal niet verwacht. Het was ook niet mijn bedoeling om bewust te kwetsen of provoceren. Ik had maar één doel voor ogen: zeggen wat mij op het hart ligt. Dat zoveel gelovigen lijden aan de kerk. Dat zoveel katholieken zich buitengesloten voelen. Gescheiden mensen mochten de communie niet ontvangen, katholieken die ongehuwd samenwoonden werden met de nek aangekeken, gehuwde priesters mochten hun ambt niet uitoefenen, vrouwen konden geen priester worden, en voor homoseksuelen was ook geen plaats binnen de kerk. Ik ontmoette die mensen allemaal tijdens mijn vrijwilligerswerk voor de kerk. Ik was actief in de parochie, lid van de Nederlandse Missieraad en voorzitter van de Missieraad in het bisdom Groningen. Ik wilde die mensen een hart onder de riem steken.’
Hollandse Lente
Hedwig Wasser groeide op in Winterswijk. Haar opvoeding omschrijft ze als gedegen katholiek: niet streng, maar wel volledig. ‘We deden met alles mee: feestdagen, communie, vormsel, zondag naar de mis. Die was toen nog in het Latijn. Ik verstond er niet veel van, maar het schouwspel alleen al vond ik prachtig. Een groot mysterie. Als ik tien ben, zei ik altijd, dan word ik een jongen, want dan kan ik misdienaar worden. Als troost speelde ik thuis “misje”. Binnenshuis mocht ik alles, was ik pastoor en misdienaar tegelijk. Daarbuiten werd ik toch vaak in een meisjesrol geduwd. Niet door mijn ouders, maar door de omgeving, door school, door de kerk. Ik werd steeds teruggefloten.’
De jaren zestig brengen verandering. Zuil en gezag brokkelen af. Ook binnen de katholieke kerk klinkt de roep om vernieuwing. Tijdens het zogeheten Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) komen bisschoppen van over de gehele wereld samen om de kerk ‘bij de tijd te brengen’ (aggiornamento). Met als gevolg dat onder andere de positie van zowel plaatselijke bisschoppen als leken in de kerk wordt versterkt en het Latijn in de liturgie plaatsmaakt voor de volkstaal. Verder verklaren de bisschoppen zich voorstander van democratie en van gewetens- en godsdienstvrijheid. ‘Ik herinner me nog heel goed,’ aldus Wasser, ‘hoe blij ik was met het Tweede Vaticaans Concilie. De ruimte die je als gelovige kreeg, vond ik schitterend.’
Nederlandse bisschoppen lopen in dat proces voorop. Tijdens het zogeheten Pastoraal Concilie van de Nederlandse kerkprovincie (1966-1970) wordt de deur naar de moderne samenleving verder opengezet. Het Vaticaan beziet deze ‘Hollandse Lente’ met argusogen. Als begin 1970 blijkt dat de Nederlandse bisschoppen het celibaat willen afschaffen en vrouwen willen inschakelen bij kerkelijke taken en functies, grijpt Rome in. Paus Paulus VI, die de in 1963 overleden paus Johannes XXIII is opgevolgd, draait een deel van de besluiten terug, verbiedt het Pastoraal Concilie en benoemt in korte tijd twee conservatieve bisschoppen: eerst Simonis in Rotterdam (1970) en twee jaar later monseigneur Gijssen te Roermond.
De frustratie en teleurstelling in de Nederlandse kerkprovincie zijn groot. Vooral bij gelovigen als Hedwig Wasser. De hoop dat zij voortaan sámen met kerkleiders op zoek zullen gaan naar antwoorden op de vragen die de moderne wereld hun stelt, verdwijnt als sneeuw voor de zon. ‘Ja en amen,’ zegt Wasser zichtbaar geïrriteerd, ‘meer werd er niet van ons verwacht. Maar ondertussen waren er hier binnen de katholieke kerk tal van groeperingen en organisaties ontstaan die zich wilden blijven “engageren voor een moderne kerk en een andere maatschappij”. Je kunt je wel voorstellen hoe die mensen reageerden toen bekend werd dat paus Johannes Paulus II van 11 tot en met 14 mei 1985 naar Nederland zou komen. De man die ons dat alles aandeed.’
Popie Jopie
Dat een groot deel van (katholiek) Nederland niet op de paus zit te wachten, beseft Simonis, inmiddels kardinaal, maar al te goed. Maar de kerkvorst is nu eenmaal uitgenodigd voor een bezoek aan België en Luxemburg, en dan is het ‘onverdraaglijk’, aldus Simonis, om de paus niet in Nederland te verwelkomen. Alle negatieve signalen ten spijt. Want negatieve signalen zijn er: van de televisiesatire Popie Jopie, tot de beloning van vijftienduizend gulden die links-radicalen uitloven voor ‘het liquideren van Karol Wojtyla alias paus Johannes Paulus II’.
‘In de Nederlandse Missieraad, waar ik lid van was, was inmiddels duidelijk dat wij een uur zouden verzorgen op de zondag van het pausbezoek. Een welkomstwoord door bisschop Bomers, een toespraak en een videopresentatie over het Nederlandse missiewerk. Twee maanden voor het pausbezoek ontving ik een telefoontje: of ik de speech wilde voordragen. Mijn eerste reactie was nogal terughoudend. De paus ziet vrouwen amper staan, en dan zou ik voor hem een toespraak houden? Ja, zeiden ze bij de Missieraad, maar wij vinden het juist belangrijk dat een vrouw de speech voorleest. Missionarissen zijn mannen, priesters zijn mannen, en daarom willen wij nu juist een vrouw. En liefst geen geestelijke, maar een leek. Bij wijze van statement. Geef me drie dagen bedenktijd, vroeg ik. Maar zo lang had ik niet nodig. Het begon onmiddellijk te borrelen. Ik kreeg de kans om een persoonlijk statement te maken!
Slechts een handje vol mensen was ervan op de hoogte. Want ik wist: als het uitlekt, kan ik het niet meer doen. Kardinaal Simonis, de eindverantwoordelijke voor het pausbezoek, wilde dat de Nederlandse kerkprovincie zich eensgezind aan de kerkvorst zou presenteren. Met één krachtige harmonieuze stem. De stem van de conservatieve bisschoppen. Wederom een geval van eenrichtingsverkeer. Van boven naar onder. Zelfs de kritische inzichten van professor Katrien Halkes, hoogleraar feministische theologie in Nijmegen, die was gevraagd te spreken namens de vrouwenorganisaties, werden door Simonis niet gewaardeerd.’
Progressief Nederland trekt zijn conclusies. Als alleen loyale katholieken mogen spreken, dan laten zij de paus ‘het andere gezicht van de kerk’ zelf wel zien. Op 8 mei 1985, drie dagen voor zijn komst, vindt op het Malieveld de manifestatie ‘Het andere gezicht van de kerk’ plaats. Er komen dertienduizend mensen op af. Het blijkt het startschot van de zogeheten Acht Mei Beweging, een verzamelnaam voor al die groepen en organisaties die het aggiornamento van het Tweede Vaticaans Concilie en van het Nederlands Pastorale Concilie willen voortzetten.
Dankbrieven
Drie dagen later kust paus Johannes Paulus II de grond van vliegveld Welschap-Eindhoven. De ontvangst valt tegen. Hysterische taferelen, massa’s toeschouwers die elkaar achter dranghekken verdringen – niets van dat al. Soms lijkt het zelfs alsof er meer veiligheidsmensen rond de pausmobiel cirkelen dan er toeschouwers achter de hekken staan. Tot overmaat van ramp duiken er overal demonstranten op – ‘Pope go home!’ – met als absoluut dieptepunt de rellen in Utrecht op 12 mei, de tweede dag van zijn bezoek.
Zo moeilijk als het is buiten kritische geluiden op afstand te houden, zo groot is de verwachting dat de manifestaties binnen in de Jaarbeurs de eensgezindheid van katholiek Nederland zullen tonen. Misschien wel juist daarom slaat het persoonlijke statement van Hedwig Wasser, hoe kort ook, in als een bom. ‘Niemand had het verwacht. Alle bijdragen, alle toespraken en optredens waren van tevoren gecontroleerd. Dat iemand op eigen gezag en naar eigen geweten een toespraak zou wijzigen, ging er bij Simonis gewoon niet in. Die dacht echt dat wij zonder zelf na te denken alles van boven gewoon klakkeloos opvolgden.’
‘Gaan wij,’ voegde Wasser die zaterdag aan de afgesproken tekst toe, ‘op een geloofwaardige manier om met de bevrijdende boodschap van het Evangelie, als er een opgestoken vinger gepredikt wordt in plaats van een toegestoken hand? Als er geen ruimte maar uitsluiting wordt aangezegd aan ongehuwd samenwonenden, gescheidenen, homoseksuelen, gehuwde priesters en… vrouwen? Gaan we op een geloofwaardige manier om met het herderschap van Christus als bisschoppen boven ons tronen in plaats van mét en te midden van ons op weg zijn? De kerkelijke ontwikkelingen van de laatste tijd hebben velen van ons ertoe gedwongen uit kritische trouw en christelijke gehoorzaamheid kerkelijk ongehoorzaam te zijn. Maar wij zijn állen de kerk, een kerk geënt op de oudste christelijke gemeente, waarin liefde het hoogste gezag was, waarin mannen én vrouwen, gehuwden én ongehuwden een taak hadden, óók in het leidinggeven.’
‘Mensen begonnen spontaan te klappen. En als reactie daarop was er boe-geroep. Eerst nog wat schuchter, maar naar het eind van mijn verhaal toe steeds overtuigder. Het overviel me een beetje. Zoiets verwacht je op het Malieveld, maar niet in een statige hal vol hoogwaardigheidsbekleders.
Meteen na de speech kwamen er allerlei mensen naar me toe, onder wie een prominent lid van de Missieraad, met tranen in de ogen. “Bedankt,” zei hij, “bedankt voor je moed.” Hij was zelf onder Gijssen in Limburg uit zijn ambt gezet. Hij was een van die gemarginaliseerden. Toen schoot ik zelf ook vol en drong het pas goed tot me door wat er gebeurd was. Er stonden meerdere aanwezigen te huilen. Maar er waren ook kwade mensen.
Ik hoorde dat bisschop Bomers van Haarlem het schaamteloos vond. En Simonis zei dat ik de dag voor de missionarissen had bedorven. Dat soort negatieve reacties deed mij die eerste dagen niet zoveel. Ze werden overstemd door de bloemen, bedankbrieven en andere positieve signalen die binnenstroomden. Die bevestigden voor mij dat ik het juiste had gedaan. En dat gevoel heb ik nog steeds.
Op langere termijn merkte ik dat er bij bepaalde parochies opvallend weinig mensen af kwamen op de lezingen die ik, vanuit mijn werk voor de Missieraad, zo nu en dan hield. Dat ik in 1993 voorzitter werd van de Acht Mei Beweging, heeft ook duidelijk te maken met mijn rol tijdens het pausbezoek. Ik was een gezicht van progressief Nederland geworden.
Gedurende mijn voorzitterschap, dat tot 1998 duurde, ben ik me steeds meer gaan afvragen of wij wel zo hardnekkig moeten blijven strijden voor andere wetten. Want het gaat helemaal niet om kerkelijke wetten of om wat de bisschop voorschrijft. Het gaat om wat mensen zelf voor hun geweten kunnen verantwoorden. De zeven bisschoppen van Nederland hadden destijds liever niet gezien dat ik mijn statement maakte. Ik denk dan altijd aan het bijbelcitaat dat iemand mij na het pausbezoek toestuurde: “Het hart van één mens weet soms meer te melden dan zeven wachters hoog op een toren.”‘