Home Dossiers Nederlandse politiek GroenLinks veroverde nooit de macht

GroenLinks veroverde nooit de macht

  • Gepubliceerd op: 17 oktober 2023
  • Laatste update 30 okt 2023
  • Auteur:
    Paul van der Steen
  • 9 minuten leestijd
GroenLinks veroverde nooit de macht
Cover van
Dossier Nederlandse politiek Bekijk dossier

Na veel onderling geruzie en een bestaan in de marge vormden vier kleine partijen in 1990 GroenLinks. De PPR, de PSP, de CPN en de EVP hoopten samen een bredere groep progressieve kiezers aan te spreken. Maar de fusiepartij veroverde zelden meer zetels dan haar voorgangers samen en heeft nooit regeringsverantwoordelijkheid gedragen.

In 1993 nam Ria Beckers afscheid van de politiek. Ze had de jaren daarvoor leiding gegeven aan de fractie van GroenLinks, een nieuwe partij waarin de PPR waaruit ze afkomstig was, in 1990 was opgegaan. Die samenwerking zag Beckers als een begin. In afscheidsinterviews pleitte ze voor stembusakkoorden met andere partijen over tal van onderwerpen.

Meer lezen over de Nederlandse politiek? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Het was een oproep tot vergaande en onorthodoxe samenwerking van de leider van een partij, die de eigen fusie nog aan het verwerken was. Beckers sprak bovendien namens slechts vier procent van het electoraat. Maar de hoop was dat een jong, fris GroenLinks snel breder zou aanspreken. Met alleen hunkeren naar macht had iedereen het wel gehad. Daarbij pasten volgens Beckers meer hoofdlijnen en ‘minder kommaneukerij’. Dat was een opgave in kringen die steevast geharnast in het eigen gelijk zaten.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Vrouwen als leider

GroenLinks ontstond uit een fusie van vier kleine linkse partijen: de PPR, de PSP, de CPN en de EVP. Een enorme omvang was voor partijen op de uiterste linkerflank van het Nederlandse politieke spectrum nooit weggelegd. De communisten haalden tussen de twee wereldoorlogen zetelaantallen tussen de een en de vier (bij honderd te verdelen zetels in de Tweede Kamer). Ze opereerden in een isolement, want ze golden als radicaal en gevaarlijk. Tegelijk waakten ze zelf ook scherp over de eigen gelederen en partijlijn.

De verkiezingen van 1946 vormden een hoogtepunt voor de CPN: de partij behaalde tien van de honderd Kamerzetels. Ze incasseerde de bonus van het verzet dat veel leden tijdens de oorlog hadden geboden en profiteerde van de onvrede over de karige omstandigheden net na de bevrijding. Daarna zou het minder worden, vooral ook onder invloed van de Koude Oorlog en het totalitaire optreden van Moskou in Oost-Europa. 

Ria Beckers voor GroenLinks
Ria Beckers wordt in 1989 de eerste lijsttrekker van GroenLinks. Foto Rob Bogaerts, Nationaal Archief.

In 1957 ontstond de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP) als reactie op de pro-Russische koers van de CPN én de pro-Amerikaanse koers van de PvdA. Kopstukken en aanhangers geloofden in een Derde Weg en in pacifisme zonder één kant te kiezen. De PSP beleefde haar electorale hoogtepunt in 1963 en 1967, toen de partij vier zetels binnensleepte. Begin jaren tachtig volgde nog een kortstondig opleving met drie zetels in 1981 en 1982, de jaren van de kruisrakettendiscussie.

De Politieke Partij Radikalen (PPR) werd in 1968 opgericht door leden van de Katholieke Volkspartij (KVP) en de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Ze waren ontevreden over de conservatieve koers van hun kopstukken. De PPR moest volgens hen de progressieve kant op, waar de tijd volgens hen om vroeg. Terwijl de traditionele confessionelen electoraal terrein verloren, won de PPR kiezers. In 1972 was de steun zelfs goed voor zeven zetels en in 1973 mocht de partij op grond daarvan gaan meeregeren in het kabinet-Den Uyl.

Onderling vingen de partijen elkaar vliegen af

De laatste progressieve nieuwkomer was de in 1981 opgerichte Evangelische Volkspartij (EVP). De aanhang bestond vooral uit oud-CDA’ers, die een andere christelijke politiek voorstonden: ze wilden meer aandacht voor de noden van de minstbedeelden, waren tegen kernwapens en kernenergie. Tussen 1982 en 1986 had Cathy Ubels voor de EVP zitting in de Tweede Kamer.

Met inbegrip van Ubels kregen alle linkse splinters nu een vrouw als politiek leider: Ina Brouwer, Ria Beckers en Andrée van Es werden de fractievoorzitters van respectievelijk de CPN, de PPR en de PSP. Vooral voor de oude gestaalde kaders bij de communisten was het wennen: de interne zuiveringen in de jaren vijftig kwamen ter discussie te staan en het marxisme-leninisme werd ingeruild voor marxisme-feminisme.

Radicale conclusie

De tijdgeest leek op de hand van links, maar de splinters op de flank wisten die zelden om te zetten in macht. Onderling vingen ze elkaar ook vliegen af. Principes waren heilig, compromissen al snel verdacht. Soms lukte het de partijtjes om met één stem te spreken. Vlak voor en na 1970 leek samenwerking van links en nog linkser mogelijk. PvdA, PPR en PSP vonden elkaar in het Progressief Akkoord. Iets later vormden PvdA, D66 en de PPR een schaduwkabinet en gingen ze met de schets voor een regeerakkoord, Keerpunt 1972, de verkiezingen in. Onderlinge meningsverschillen bleven ondertussen voor frustraties zorgen. En dan er was de verkiezingscampagne van 1977. De PvdA won tien zetels met de leus ‘Kies de minister-president’. Het ging ten koste van de andere linkse partijen, die samen nog maar vijf zetels binnenhaalden.

Principes waren heilig, compromissen al snel verdacht

In de jaren daarna bleef het tobben voor ze. Aan de macht roken ze hooguit in steden met een flinke studentenpopulatie, zoals Groningen, Amsterdam en Nijmegen. Daar waren colleges van B en W niet meer altijd gezelschappen van op het oog uitwisselbare heren in pak. Ze kregen gezelschap van mannen met lange haren en baarden, en soms ook van vrouwen. Het waren ook plekken waar de kleine linkse partijen elkaar makkelijker begonnen te vinden.

Na samenwerkingen op lokaal en provinciaal niveau gingen PPR, PSP en CPN als Het Groen Progressief Akkoord gezamenlijk de Europese verkiezingen van 1984 in. De noodzaak tot samenwerking was in Brussel en Straatsburg nog net wat groter.

De onafhankelijken

Een fusiepartij kent vaak nog lang bloedgroepen. De eerste kandidatenlijst van GroenLinks was een mix van mensen met een PPR-, PSP-, CPN- en EVP-achtergrond. Maar er stonden ook mensen op zonder zo’n voorgeschiedenis, de ‘onafhankelijken’: Marijke Vos van Milieudefensie, studentenleider Maarten van Poelgeest, choreograaf Rudi van Dantzig en, als hoogstgeplaatste onafhankelijke op plek vier, vakbondsleider Paul Rosenmöller.

Naarmate de tijd verstreek nam de invloed van onafhankelijken toe. Rosenmöller schopte het tot partijleider. Opvolger Femke Halsema kwam eveneens van buiten. Ze werkte aanvankelijk bij het wetenschappelijk bureau van de PvdA. De huidige leider Jesse Klaver werd vier jaar voor de oprichting van GroenLinks geboren en heeft zelfs geen actieve herinnering aan de oude partijen.

Was het stilaan niet verstandig om als progressieve kleintjes één machtsblok te vormen? De achterbannen van de diverse partijen zagen wel de dagelijkse onmacht, maar niet iedereen durfde daar de radicale conclusie uit te trekken. Vooral oudgedienden, die waren gehecht aan hun eigen partijcultuur, aarzelden of verzetten zich stevig.

Geruzie

Binnen de PPR en de CPN waren voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1986 al voldoende voorstanders van samenwerking te vinden. Maar die kwam er niet, omdat met name binnen de PSP tweespalt voor grote spanningen zorgde. Fractievoorzitter Fred van der Spek verzette zich; zijn collega-Tweede Kamerlid Andrée van Es was wel voor. Van der Spek verliet de fractie en de partij. Hij richtte de Partij voor Socialisme en Ontwapening op. Van Es ging de fractie van de PSP voorzitten.

Het geruzie deed de Pacifistisch Socialisten geen goed. Bij de verkiezingen hielden ze nog maar één zetel over. Dat was nog altijd een beter resultaat dan dat van de CPN en de EVP, die helemaal uit de Tweede Kamer verdwenen. De PPR bleef met twee mensen vertegenwoordigd. Wat weer leidde tot een misplaatst soort superioriteit ten opzichte van de anderen: de partij was stabiel gebleven – maar wel stabiel klein.

Een nieuwe naam

Radikaal Links. Links Akkoord. Groen Progressief Akkoord. Regenboog. Partijen op de linkerflank werkten in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw op meerdere politieke niveaus samen onder tal van namen. Bij het daadwerkelijke samengaan viel de keuze op GroenLinks, aanvankelijk gespeld als Groen Links. De naam verenigde twee kernwaarden van de partij. Links gaf de progressieve denkrichting aan, Groen het ecologisch bewustzijn. Tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 1989 zou dat extra moeten aanspreken. Het tweede kabinet-Lubbers was namelijk gevallen op het de financiering van het ambitieuze Nationaal Milieubeleidsplan van VVD-minister Ed Nijpels. Die wilde zijn voorstellen financieren met het extra belasten van automobilisten via het zogeheten reiskostenforfait. Voor zijn partijgenoten was dat genoeg reden om de stekker uit de coalitie te trekken.

De keus leek nu helder: of veroordeeld blijven tot een bestaan in de marge van de Nederlandse politiek of samen een nieuwe weg inslaan. Het debat werd concreter. Informeel probeerden politici alvast de mogelijkheden te verkennen, onder meer door gesprekken bij CPN-lid Nel van Dijk in Sittard. De wereld veranderde snel: de ergste economische crisis leek voorbij en de hervormingen van Michail Gorbatsjov in de Sovjet-Unie zetten communistische scherpslijpers in een nog verdachter daglicht. 

In het voorjaar van 1989 kwam het tot serieus overleg, dat al vrij snel stukliep. Het bestuur van de PPR zag onvoldoende mogelijkheden voor één gezamenlijk smoel. Een morrende achterban, een kabinetscrisis die noopte tot nieuwe verkiezingen en de nieuwe neiging van de EVP om ook mee te doen zorgden echter voor een nieuwe dynamiek. Later die lente kwam het alsnog tot een akkoord. De vier zouden samen optrekken, waarna in de parlementaire zittingsperiode daarna zou worden bepaald of en, zo ja, in welke vorm de nieuwe politieke formatie vorm zou krijgen.      

Geen ‘grijze muis’

Ria Beckers voerde bij de Tweede Kamerverkiezingen de eerste gezamenlijke lijst aan. De samenwerking haalde zes zetels, het dubbele van wat in 1986 afzonderlijk was bereikt. Aardig, maar eigenlijk was meer verwacht. Het resultaat veroordeelde GroenLinks tot de oppositie. De PvdA mocht voor het eerst sinds 1977 wel weer meeregeren en aanschuiven bij het CDA van Ruud Lubbers.

Op 24 november 1990 werd GroenLinks officieel opgericht. PPR, PSP, CPN en EVP hieven zich in het jaar daarna een voor een op. Het samenwerkingsverband moest vooral geen ‘grijze muis’ worden, vond voormalig PPR’er Peter Lankhorst: ‘geen compromis van al die partijen. Dan wordt het niets.’ Pogingen de waterige, smakeloze grootste gemene delers te vermijden, vergden nieuwe, soms ongemakkelijke keuzes. Voor beginselvaste veteranen van de oorspronkelijke partijen was dat slikken. Een deel van hen vond dat oude gedachtengoed werd verkwanseld.

Niet iedereen was dan ook tevreden over de fusiepartij. Communisten die het niet zagen zitten met GroenLinks gingen onder eigen vlag verder, onder meer als NCPN en VCN. Maar ze haalden bij verschillende Tweede Kamerverkiezingen geen zetels. Alleen in de gemeente Reiderland in Oost-Groningen, van oudsher een rood bolwerk, bleven de communisten van de oude stempel tot 2002 de grootste partij.   

Voormalig PSP-fractievoorzitter Van der Spek kondigde in 1991 de oprichting van weer een nieuwe partij op pacifistisch-socialistische grondslag aan: de PSP’92, die nooit verder kwam dan een marginaal bestaan.  

Met zes zetels belandde GroenLinks in de oppositie

GroenLinks probeerde het in 1994 landelijk met een lijsttrekkersduo, Ina Brouwer en Mohamed Rabbae. De partij ging van zes naar vijf zetels en kreeg er op de linkerflank een concurrent bij: de SP haalde voor het eerst twee zetels in de Tweede Kamer. De club van Jan Marijnissen en zijn opvolgers zou GroenLinks later geregeld overvleugelen.

Tijdens diverse formaties in het nieuwe millennium bleek de hoop op een ‘Nieuwe Linkse Lente’ vergeefs. In 2006 weigerde GroenLinks zelf om mee te onderhandelen, omdat dat ‘niet paste’ na het verlies van een zetel. In 2010 stonden verschillen over de hoogte van het financieringstekort de vorming van Paars-Plus (VVD, PvdA, D66 en GroenLinks) in de weg.

In 2017 haalde Jesse Klaver 14 zetels en mocht hij in gesprek met VVD, CDA en D66. Het liep mis op het migratiestandpunt van de partij. Daarna nam de ChristenUnie (CU) de plaats van GroenLinks in.

Bij de formatie in 2021 wilden PvdA en GroenLinks alleen samen meedoen en viel de keuze van de andere partijen opnieuw op de CU. Of het blok GroenLinks-PvdA na de verkiezingen op 22 november mag aansluiten, zal sterk afhangen van de uitslag die lijsttrekker Frans Timmermans realiseert. Zijn de linksen niet te negeren of valt het resultaat net als in 1989 tegen?

Meer weten

  • De Politieke Partij Radikalen 1968-1990. Macht uit het zadel (2022) door Christoph van den Belt (red.) is een bundeling van stukken over de PPR.
  • Dwars, duivels en dromend. De geschiedenis van de CPN 1938-1991 (1995) door Ger Verrips beschrijft de geschiedenis van een links buitenbeentje in de Nederlandse politiek.
  • Van de straat naar de staat (2010) door Paul Lucardie en Gerrit Voerman (red.) bevat bijdragen over de eerste twee decennia van GroenLinks.

Openingsbeeld: partijbijeenkomst van GroenLinks in Utrecht, 1989. Foto Rob Croes, Nationaal Archief.