Gavrilo Princip, die met de moord op aartshertog Franz Ferdinand de Eerste Wereldoorlog in gang zette, werd daartoe vooral aangezet door onvrede over de sociale achterstand van de Servische boeren. In het Habsburgse Rijk vormden nationalisme, romantiek en de beschikbaarheid van vuurwapens een explosief mengsel, dat jongeren in snel tempo deed radicaliseren.
De moord op Franz Ferdinand door Gavrilo Princip is het schoolvoorbeeld van de historische aanleiding: een kleine ’terloopse’ gebeurtenis die de écht grote processen, in dit geval de Eerste Wereldoorlog, in gang zet.
Meer lezen over de Eerste Wereldoorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Toch is de aanslag ook in een nadere context interessant, namelijk die van de maatschappelijke functie van terreur aan het begin van de twintigste eeuw.
Terreur in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog
Terreur was in die tijd dé methode om armoede, sociale ongelijkheid en overheersing te bestrijden, en stond vaak in dienst van de uiterst krachtige en moderne ideologie van het nationalisme. Dankzij de verspreiding van kennis en – niet te vergeten – vuurwapens in Centraal-Europa en op de Balkan, kon iedere ontevreden radicaal voortaan zelf de strijd aanbinden met zijn overheerser.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De Britse historicus Misha Glenny vermeldt in zijn boek The Balkans (1999) dat in de periode tussen 1900 en 1913 veertig staatshoofden, politici en diplomaten over de hele wereld de dood vonden door een aanslag.
Achtentwintig van die veertig liquidaties werden uitgevoerd in Europa, waaronder de slachting van het Servische koningsechtpaar Alexandar en Draga Obrenovic in het paleis in Belgrado in 1903. Het ongekend wrede bloedbad dat daar plaatsvond deed de Nederlandse regering besluiten om alle banden met Servië te verbreken, want: koningen vermoord je niet.
Nederland verbrak alle banden met Servië, want: koningen vermoord je niet
Van die eenvoudige oplossing konden de leiders van het multiculturele Habsburgse en Osmaanse Rijk zich niet bedienen. Zij hadden er de grootste moeite mee om de vele Slavische en Hongaarse vrijheidsstrijders binnen hun grenzen in toom te houden.
Aanslagen op keizer Frans Jozef
Keizer Frans Jozef vlogen de kogels om de oren, zoals in 1882, toen de Italiaan Gugliemo Oberdank in Triëst een aanslag op hem pleegde. Na een mislukte aanslag op de Kroatische gouverneur Cuvaj in 1912 legde dader Luka Jukic aan de rechter uit: ‘Oostenrijk-Hongarije is de beste school voor liquidaties.’
De situatie in Bosnië was het meest problematisch. Deze ontoegankelijke regio was eerder het decor van boerenopstanden en werd sinds het Congres van Berlijn in 1878 bestuurd door Wenen. Bosnische katholieken en ook moslims wilden in het Habsburgse Rijk blijven, terwijl de Servisch-orthodoxe inwoners aansluiting bij het onafhankelijke buurland Servië nastreefden. Ook waren er veel Kroaten, moslims en Serviërs die pleitten voor een Zuid-Slavisch Rijk – ofwel Joegoslavië.
De aanhoudende reeks aanslagen en moorden in het Habsburgse Rijk ging aanvankelijk geheel voorbij aan de Servisch-orthodoxe familie Princip in de verafgelegen vallei van het Bosnische Grahovo. Daar leefde men nog in een patriarchaal stammenverband, dat houvast bood in een onzekere tijd van mislukte oogsten en hongersnood. Rond 1875 brak er een grote boerenopstand uit tegen het Turkse gezag. Gavrilo’s grootvader Jovo, stamhoofd van het boerenbedrijf dat de familie in feite was, vocht mee tegen de Turken.
Na de annexatie van Bosnië door Oostenrijk in 1878 zou alles anders worden. Verschillende mannen uit de Princip-clan, onder wie Gavrilo’s ooms Ilija en Todo, besloten het werk op het land te verruilen voor een ‘baan’ bij de nieuwe Oostenrijkse machthebbers. Toen grootvader Jovo tijdens een jachtpartij in 1882 onder mysterieuze omstandigheden overleed, kwam de rol van stamhoofd op de schouders terecht van de veel te jonge Petar – de vader van Gavrilo.
Petar trouwde laat met een orthodox meisje, ‘Nana’. Zij kregen samen negen kinderen, van wie er zes overleden in hun vroege kindertijd. Het zesde kind, Gavrilo, werd geboren op 13 juni of 13 juli 1894 – deze onduidelijke geboortedatum zorgde er twintig jaar later voor dat niet duidelijk was of de schutter van Sarajevo meerderjarig was op het moment van de moord, 28 juni 1914. Hij kreeg het voordeel van de twijfel en ontliep als minderjarige de doodstraf.
Gavrilo moest op jonge leeftijd meewerken op het land, maar zijn moeder stond erop dat hij op zijn negende naar school ging. Vader Petar, die bijkluste als Oostenrijkse postbode, had liever dat hij op de schapen zou passen, maar uiteindelijk stemde hij toe. School bleek een bijzondere uitwerking te hebben op de zwakke Gavrilo. Later zou hij tegen de dokter in de gevangenis zeggen: ‘Ik was een sentimenteel kind, altijd bezig met boeken.’ Vanwege zijn leergierigheid werd Gavrilo naar een handelsschool in Sarajevo gestuurd. Hij verliet het ouderlijk huis en van het geld dat zijn broer verdiende met onduidelijke zaakjes kon hij een kamer huren bij mevrouw Stoja Ilic. Daar raakte hij bevriend met haar revolutionaire zoon Danilo.
Gretig las Gavrilo uit Danilo’s boekenverzameling, waaronder veel werken van Russische communisten, anarchisten en Franse en Duitse romantici. Geïnspireerd door het Italiaanse nationalisme van Mazzini en dat van de narodniki in Rusland, die ook met behulp van terreur de boerenstand wilden bevrijden, besloot Gavrilo zich in te zetten voor de bevrijding van het Servische volk.
Vernedering
Het Servische bewustzijn van Gavrilo had overigens niets te maken met religieuze tegenstellingen: hij was een overtuigd atheïst. Jaargenoten schreven later dat hij tijdens een vastenavond voor scholieren uit protest demonstratief cevapi (kebab) ging zitten eten. Gavrilo’s fanatisme kwam vooral voort uit onvrede over de sociale achterstand van de Servische boeren. Later zou hij in de rechtbank zeggen: ‘Ik ben een boerenzoon en ik weet hoe het er in het dorp aan toegaat. Daarom wilde ik een daad stellen, en ik heb nergens spijt van.’
Ondanks zijn boekenwijsheid reikte Princips ideeënwereld niet veel verder dan de opstandige retoriek van zijn Servische voorvaderen. Veel van de revolutionaire jongeren die naar de wapens grepen waren slechts ten dele door westerse ideeën geïnspireerd. Princip moest als boerenzoon niets hebben van de stad, waar de buitenlandse overheersers hun machtsbasis hadden. De Carsija, het oude Turkse hart van de stad, was in zijn ogen een broeierig Sodom en Gomorra, waar handelaars, prostituees, ambachtslieden, reizigers en veel oplichters rondstruinden.
Vanwege zijn afkeer van kapitalisme wilde Gavrilo niet langer de handelsschool volgen, en na drie jaar stapte hij over naar een gymnasium. Daar bleek dat hij geen jongen was als de anderen. Gavrilo rookte en dronk niet, wat zeker in die tijd vreemd was voor een Serviër. Verder speelde hij veel biljart, waarbij hij de tegenstanders als hij verloor soms met de keu te lijf ging. Meestal was hij zwijgzaam, maar als er gediscussieerd werd, voerde hij het hoogste woord.
En net als iedere melancholieke scholier schreef Gavrilo gedichten. Ivo Andric, de Bosnische schrijver die in 1961 de Nobelprijs voor de literatuur kreeg, heeft later verteld dat de jonge Gavrilo eens aan hem vroeg of hij zijn gedichten wilde lezen. Maar toen hij die langs zou komen brengen, durfde hij niet meer. Uit een brief naar huis uit 1911 blijkt dat Gavrilo’s geschrijf niet vrij was van pathetisch adolescentenverdriet (‘Hoe kan iemand in slaap vallen in het keizerrijk van de dromen en illusies?’).
In deze periode waren de meeste scholen in Bosnië broeinesten van verzet. De Habsburgse autoriteiten hadden daarom extra wetten uitgevaardigd om de jeugd in toom te houden. Gavrilo werd vanwege deelname aan een demonstratie in 1912 van het gymnasium in Sarajevo verwijderd. Hij besloot om naar het autonome Servië te gaan en zich als vrijwilliger aan te melden bij het leger, om samen met Grieken en Bulgaren tegen het Osmaanse Rijk te vechten. Veel van Gavrilo’s vrienden meldden zich aan bij militaire of paramilitaire strijdtroepen en werden aangenomen. Gavrilo daarentegen werd met een hautaine handbeweging de deur gewezen: ‘Te klein, te zwak,’ was het antwoord van Voja Tankosic, de officier in functie.
Die vernedering is door veel historici genoemd als de belangrijkste oorzaak van Gavrilo’s geldingsdrang. Hij had de afwijzing van Tankosic met zijn aanslag in 1914 teniet willen doen. Hij wilde een daad stellen, om zo de geschiedenisboekjes in te gaan als held.
Terroristennest
Het is niet ondenkbaar dat Princip door de afwijzing verbetener werd, maar het gaat wat ver om een rechtstreekse lijn te trekken van dat moment naar het schot in 1914. Desalniettemin kunnen we in moderne bewoordingen wél zeggen dat Princip daar in Belgrado ‘radicaliseerde’. Dit had een duidelijk aanwijsbare oorzaak: men kon in Servië ongestraft moordplannen uitwerken.
In het bezette Sarajevo waren alle niet-katholieke studentenorganisaties verboden. In Servië daarentegen sympathiseerde de overheid in nauwelijks bedekte termen met de Bosnische revolutionaire onderwereld. Ook organiseerden de Serviërs trainingskampen, waar Slavische studenten uit Praag, Wenen, Boedapest en Belgrado naartoe gingen om de fijne kneepjes van de guerrilla te leren. De bonkige boerenrebellen die het enige decennia terug nog met toortsen en hooivorken hadden opgenomen tegen de plaatselijke Turkse pasja’s, waren in het fin de siècle van Belgrado aan het professionaliseren geslagen. Servië was voor Oostenrijk-Hongarije wat Afghanistan vóór de inval was voor de Verenigde Staten: een oncontroleerbaar terroristennest.
Omdat zijn broer geen geld meer wilde sturen voor zijn studie, leefde Gavrilo doorgaans op straat of bij vrienden. Hij bezocht vaak cafés en koffiehuizen. Hier leerde hij mensen kennen die in de hoogste Servische kringen verkeerden en contact hadden met de officieren van het leger die in 1903 verantwoordelijk waren geweest voor de moord op het koningspaar. Die waren georganiseerd in de geheime organisatie Eenheid of Dood, ook wel Zwarte Hand genoemd.
In de koffiehuizen van Belgrado spraken ze over aanslagen op Oostenrijkse hoogwaardigheidsbekleders. In Servië verschenen veel pamfletten waarin plegers van aanslagen werden verheerlijkt. De moord op een tiran was een ‘nobele daad’. Ironisch genoeg werd die ‘nobele daad’ doorgaans uitgevoerd door nogal onnozele terroristen; de bewierookte held Bogdan Zerajic, bijvoorbeeld, die in 1910 vijf keer misschoot op de Oostenrijkse gouverneur van Bosnië en zichzelf toen maar uit pure ellende van kant maakte. De jeugdige rebellie had een heleboel Servische martelaars, maar erg weinig dode Oostenrijkers opgeleverd.
Toen Gavrilo in 1914 hoorde van het geplande bezoek van Franz Ferdinand aan Sarajevo, overdacht hij – waarschijnlijk net als veel andere radicale nationalisten – de mogelijkheden van een aanslag. Het enige wat hem ontbrak waren geschikte wapens.
Schietlessen
De Zwarte Hand en Princip worden ten onrechte vaak in één adem genoemd. Het waren inderdaad de officieren die in contact stonden met de Zwarte Hand die bommen, pistolen en schietlessen leverden aan Princip en zijn vrienden. Ook gaven zij hun cyaankali, waarmee de jongens na de aanslag zelfmoord moesten plegen. Wat er echter na die gesprekken allemaal nog gebeurde, werd vooral – en zeer dwingend geïnitieerd – door de negentienjarige Princip.
Officieel lag de coördinatie bij de zoon van zijn voormalige hospita Danilo Ilic. Die zorgde voor een zestal aanslagplegers, verdeeld over twee groepjes die elkaar niet kenden. De ene groep bestond uit Princip, Cabrinovic en Trifko Grabez, de zoon van een orthodoxe Bosnische priester. Het andere drietal bestond uit Vaso Cubrilovic, Cvetko Popovic en een moslim genaamd Mehmet Mehmetbasic. Alle zes waren anti-Habsburg. Voor de meesten speelde echter het element van avontuur een grote rol in het besluit mee te doen.
Beladen met wapens en munitie maakte de eerste groep, waaronder Princip, een lange en vermoeiende voetreis van Belgrado naar Sarajevo. Was het nodig om die reis op zo’n uitputtende wijze te maken? Misschien niet, maar Princip wilde per se een voetreis naar Sarajevo maken. Hieruit blijkt dat hij zijn martelaarschap al ver van tevoren regelde: hij moest zichtbaar ontberingen ondergaan en zich opofferingen getroosten om zijn doel te bereiken.
De twee jongens die hem begeleidden waren minder bezeten. Regelmatig riep Princip de naïeve Nedeljko Cabrinovic tot de orde omdat hij voorbijgangers soms bijna het plan verklapte. Onderweg troffen ze een boer die het doel van de reis raadde. Princip liet er vervolgens geen onduidelijkheid over bestaan hoe serieus hij de expeditie nam en beet de doodsbange man toe: ‘Inderdaad, we gaan een aanslag plegen op de troonopvolger, en nu u ervan weet, moet u zwijgen. Als u ons verraadt, zullen u en uw hele familie vernietigd worden.’
Eenmaal aangekomen in Sarajevo was organisator Danilo Ilic opeens van gedachten veranderd, zo bleek uit het juridisch onderzoek achteraf. Ilic was niet alleen bang dat Oostenrijk Servië zou aanvallen, maar betwijfelde ook of de moord iets zinnigs zou opleveren. Met de moed der wanhoop probeerde hij op de andere jongens in te praten, maar de rabiate Princip maakte een eind aan die discussie. De moordaanslag móést doorgaan.
Gezien de frictie en de botsende karakters in de groep is het niet verwonderlijk dat op het moment suprême niemand schoot. De eerste in rij, Mehmetbasic, deed niets. De tweede en derde in rij, Cubrilovic en Popovic, ook niet. Het was pas Cabrinovic, de vriend van Princip, die een bom gooide. Hij deed dat echter zo knullig en onhandig dat er allerlei mensen ernstig werden geraakt, behalve het Habsburgse echtpaar.
De rest van het verhaal is bekend. Toen de auto later op de dag een andere route nam, verdwaald raakte tussen de nauwe straatjes en onverwacht stopte, stond Franz Ferdinand oog in oog met Gavrilo Princip, die net uit een café in die straat kwam. Princip verkeerde nog in de veronderstelling dat de bom van Cabrinovic zijn uitwerking had gehad en was verbijsterd de aartshertog in levenden lijve en stapvoets te zien langsrijden. Toch aarzelde hij niet, hief het pistool en schoot raak.
Heimwee
Het was de bedoeling dat de zes aanslagplegers na het innemen van de cyaankali de volgende ochtend niet meer zouden meemaken. Dat liep anders. Doordat het gif niet werkte, weten we nu veel meer over het leven van Princip. Direct na het schot werden de jongens opgepakt en verhoord. De Kroatische rechter Leo Pfeffer beschreef zijn eerste ontmoetingen met de door het gif brakende en lijkbleke aanslagplegers in een boek dat in de jaren vijftig in Joegoslavië uitkwam: ‘Het was moeilijk voor te stellen dat Princip, zo’n kleine, stille en bescheiden jongen, kon besluiten een aanslag te plegen. En zijn ogen! Zijn lichtblauwe glinsterende ogen waren in het geheel niet woest of misdadig, maar levendig, en je kon er een natuurlijke intelligentie in zien en een extreme energie.’
Als men deze aantekeningen van Leo Pfeffer naast de uitgewerkte stenogrammen van het proces legt, ontstaat een beeld van een allerminst verwarde terrorist. Princip had zich ingelezen en voorbereid. Hij wist waar hij mee bezig was. Hierin verschilde hij van zijn medestanders en handlangers. Zelfs de veel oudere Danilo Ilic maakte uiteindelijk een vermoeide en sombere indruk in de rechtbank. Princip bleef een IJzeren Hein.
De gevangenen hadden contact met elkaar door in codes op de muren te kloppen. Ook schreven ze zinnetjes en korte gedichten voor elkaar op de metalen eetbordjes. Zo maakten ze hun eigen ‘krant’. Een opschrift van Princip bestond uit een gedicht waarin hij stelde dat hij in de gevangenis feitelijk ‘al dood was’.
Niets was minder waar. De Oostenrijkse autoriteiten gaven hem nog alle ruimte een show op te voeren in de rechtbank. In oktober 1914 marcheerden de troepen al door Europa, maar in Sarajevo werden Gavrilo Princips motieven in alle rust aangehoord. Tijdens de eerste ondervraging in de rechtbank sprak Princip: ‘Ik ben Joegoslavisch nationalist. Het is mijn doel om alle Joegoslaven in wat voor soort staatsvorm dan ook bij elkaar te brengen, en Oostenrijk te vernietigen.’
Hierop vroeg de voorzitter: ‘Hoe denk je dat te kunnen bewerkstelligen?’
Beklaagde: ‘Met terreur.’
Voorzitter: ‘Wat betekent dat?’
Beklaagde: ‘Dat betekent het liquideren en vernietigen van wat de vereniging in de weg staat en kwaad berokkent. Het belangrijkste motief dat me daartoe heeft aangezet is het verzachten van het lijden van mijn volk onder de Oostenrijkse bezetting.’
De aanslagplegers van Sarajevo maakten elkaar gedurende de zitting voortdurend zwart en verdraaiden hun verhalen. Pogingen om de rechtbank om de tuin te leiden met een verzinsel over een complot van de vrijmetselaars mislukten. Tegen het einde van de zitting, toen het vonnis bekend werd, kreeg de wanhopige bommenwerper Nedeljko Cabrinovic nog het woord: ‘Ik wil nog zeggen, ook al speelt Princip de held, en spelen we allemaal de held, dat het ons heel erg spijt. Ik vraag namens mijzelf en mijn vrienden vergiffenis aan de kinderen van Franz Ferdinand.’
Princip, die het woord eigenlijk niet meer wilde voeren, reageerde ijzig: ‘Iemand probeert hier te suggereren dat slechts één persoon het initiatief voor de aanslag heeft genomen. Dat is niet juist, het idee om de aanslag te plegen bestond bij ons allemaal en we hebben het samen uitgevoerd.’
Princip kreeg niet de doodstraf, omdat hij minderjarig was. Het Oostenrijkse gerechtshof heeft hem – zeker voor die tijd – vrij keurig berecht. De omstandigheden in de gevangenis waren desalniettemin zeer miserabel: als in een film werd hij met kettingen aan een grote zware bal gebonden in de cellen van Theresienstadt. Twee gesprekken die hij daar voerde met gevangenisarts Martin Pappenheim zijn later gepubliceerd. Daaruit weten we dat hij heimwee had naar de vallei van Grahovo.
Princip was een jongen die de trots uit zijn patriarchale achtergrond vermengde met moderne ideeën die hij in de stad had ontdekt. Gecombineerd met zijn romantische geest maakte dit hem uitzonderlijk fanatiek in zijn idealisme. Ook in de gevangenis bleek Gavrilo taaier dan verwacht: hij stierf pas in april 1918. Bijna had hij het einde van de oorlog gehaald waarvoor hij het startsein had gegeven.
Dit artikel is gebaseerd op stukken uit het archief van de federatie Bosnië en Herzegovina in Sarajevo en de Nationale Bibliotheek in Belgrado.
Meer weten
Boeken
Het beste boek over de aanslag is het tweedelige Sarajevo 1914 van Vladimir Dedijer, dat in Engeland verscheen als The Road to Sarajevo (1966). Goede introducties op het onderwerp zijn te lezen in Misha Glenny’s standaardwerk The Balkans (1999). Het Bosnische archief publiceerde in 1954 de stenogrammen van het proces tegen Princip. Ze werden in 1984 in het Engels vertaald als The Sarajevo Trials, onder redactie van Dolph Owings.
Het verhaal van de moord op Franz Ferdinand is ook in romanvorm gegoten, door Milo Dor vanuit Oostenrijks perspectief in Der letzte Sonntag (1982) en door Hans Koning vanuit Servisch perspectief in Death of a Schoolboy (1974). Een biografie van Princip is totnogtoe alleen in voormalig Joegoslavië verschenen en nog nooit vertaald.
Films
In 1975 maakte Veljko Bulajic in Joegoslavië een film over Princip. Sarajevski Atentat geeft, hoewel gekleurd door communistische propaganda, een goed beeld van de sfeer in het Sarajevo van 1914. Fragmenten van deze film zijn te bekijken op youtube.com.
Websites
De derde aflevering van Geert Maks In Europa gaat deels over Sarajevo in 1914. De uitzending zelf en de discussie erover zijn te vinden op www.ineuropa.nl.