Een tv-kijker die in de jaren zeventig zit te zappen? Dat kan niet, want toen was er nog geen afstandsbediening. Toch telt menige roman dit soort onjuistheden. Annegreet van Bergen ontdekte een vreemde fout in een boek van W.F. Hermans.
Een van de spannendste romans over de Tweede Wereldoorlog is ongetwijfeld De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans. De oorlog is nog maar net begonnen wanneer een man die sprekend op de hoofdpersoon Osewoudt lijkt diens sigarenwinkel binnenkomt en hem vraagt een filmrolletje te ontwikkelen. In de loop van de oorlog krijgt Osewoudt veel meer opdrachten, vaak gevaarlijke en soms raadselachtige, van deze Dorbeck. Als de oorlog voorbij is, wordt Dorbeck ontmaskerd als collaborateur. Doordat de twee zo op elkaar lijken denken de geallieerden dat Osewoudt Dorbeck is. Om aan terechtstelling te ontkomen moet Osewoudt bewijzen dat ze zich vergissen, maar Dorbeck blijkt onvindbaar. Een filmrolletje waarop Osewoudt samen met Dorbeck te zien zou zijn, is zijn laatste strohalm.
De donkere kamer van Damokles is, nog los van de oorlog, een gedateerd verhaal met een plot die je beslist niet naar het heden zou kunnen verplaatsen. Het ontwikkelen en afdrukken van foto’s is door de digitale fotografie vrijwel achterhaald. Daarnaast is het bewerken van digitale foto’s een fluitje van een cent. Dat gebeurt bovendien zo vaak dat je nu nooit meer zeker weet of je je ogen mag geloven wanneer je een foto ziet.
Omgekeerd is het ook intrigerend om na te gaan of technische details kloppen wanneer hedendaagse schrijvers een verhaal in het verleden laten spelen. Natuurlijk laten ze Karel de Grote (748-814) geen aardappels eten; aardappels komen oorspronkelijk uit Amerika en dat was toen nog niet ontdekt. Zoals ze ook Napoleon (1769-1821) nooit met een trein zullen laten reizen, omdat de eerste spoorwegverbindingen pas na 1830 kwamen.
Veel ingewikkelder wordt het bij naoorlogse verhalen. Vooral de laatste decennia gaan de technische ontwikkelingen razendsnel en raken nieuwe snufjes en technieken in no time ingeburgerd. Ik kan me een leven zonder internet bijna niet meer voorstellen. ‘Hoe deden we dat vroeger?’ vraag ik wanneer ik via internet kaartjes voor de film bestel of een vakantiehuisje boek. Ook kan ik me niet meer herinneren wat ik deed toen ik zonder mobiele telefoon en/of appjes met iemand in een andere stad afsprak en de trein vertraging had en ik veel te laat aankwam.
In haar succesroman Kom hier dat ik u kus laat Griet op de Beeck zien dat zij ook niet altijd een goed beeld heeft van wat er kortgeleden mogelijk was. Zo laat zij in deel 1, dat het tijdvak 1976-1978 bestrijkt, hoofdpersoon Mona thuis naar The Sound of Music kijken. Maar in de jaren zeventig bestond de videorecorder (laat staan internet) nog niet. Pas in de jaren tachtig kwamen videorecorders in zwang, en die waren aanvankelijk alleen bedoeld om tv-programma’s mee op te nemen. Pas later, in de jaren negentig, waren er ‘voorbespeelde’ banden te koop.
In 1963 vroeg ik voor mijn negende verjaardag een balpen
Een andere vergissing: in 1991 verschijnt op het schermpje van Mona’s telefoon ‘thuis’. Niet erg waarschijnlijk: mobiele telefoons (‘koelkasten’ van Motorola) waren toen een zeldzaamheid en pas in de nieuwe eeuw werd nummerherkenning algemeen gangbaar.
Zo klopt het historisch gezien evenmin wanneer een auteur iemand in de jaren zeventig met een afstandsbediening voor de televisie laat zitten zappen, een antwoordapparaat laat inspreken of met een walkman muziek laat afspelen. Die apparaten kwamen alle drie pas in de jaren tachtig in gebruik.
Bijzonder van De donkere kamer van Damokles vind ik dat daar ook sprake is van een ‘te vroeg’ gebruik van een nieuwigheid. Alleen heeft in dit geval de hoofdpersoon zelf het in de gaten.
Ossewoudt heeft een ontmoeting met een verzetsvrouw die zojuist vanuit Engeland in Scheveningen aan land is gegaan. Zij zoekt in haar tas en dan komt ‘er een schrijfinstrument tevoorschijn dat hem in verbazing bracht. Het leek op een vulpotlood, maar het schrift dat het voortbracht, zag eruit of het met inkt was geschreven. “Wat is dat voor ding?” Hij griste het uit haar hand. Aan het spits toelopende uiteinde merkte hij een klein kogeltje op. “Dat is een ballpoint. Is dat zo bijzonder?” “Die dingen bestaan hier niet. Gebruik het nooit meer! De Duitsers hebben dat nog niet uitgevonden. Ben je gek geworden? Wat moeten ze denken als ze je daarmee zien?”’
Wie waarheidsgetrouw een Nederlandse schoolklas uit de jaren vijftig wil schetsen, moet de kinderen kroontjespennen in inktpotten laten dopen. Balpennen kwamen later. In 1963 vroeg ik voor mijn negende verjaardag een balpen. Pas toen ik naar het lyceum ging, mocht ik er op school mee schrijven. Dat was in 1966, ruim twintig jaar na de bevrijding.
Annegreet van Bergen is econoom en journalist. Ze schreef het boek Gouden jaren, over de naoorlogse groei die ons leven op alle fronten heeft veranderd. In deze rubriek beschrijft ze voorwerpen die grote vernieuwingen met zich meebrachten.
Dit artikel is exclusief voor abonnees