In 1974 veroordeelde een rechter in de Sovjet-Unie de Joodse arts Michail Stern tot acht jaar werkkamp. Zijn misdaad was dat hij zijn zoons niet had afgeremd in hun emigratieplannen. De rechtszaak tegen Stern leidde tot internationale protesten. Een reconstructie van de strijd voor Sterns vrijlating in Nederland.
Een regionaal kantoor van de Russische Staatsveiligheid in Vinnitsa, ruim tweehonderd kilometer ten zuidwesten van Kiew in de Oekraïne. Het is tien uur ’s ochtends, donderdag 25 april 1974. De Joodse arts Michail Stern wordt verhoord.
‘Wij weten,’ zegt een KGB-officier, ‘dat uw zoon een uitreisvisum heeft aangevraagd om het land te kunnen verlaten. Gelooft u ook niet dat zijn manier van doen de Sovjet-regering in diskrediet brengt?’
Michail Stern: ‘Ik wist niet dat een wijziging van verblijfplaats een regering in diskrediet kan brengen.’
De officier: ‘Hoe is het mogelijk dat een communist zijn zoon toestaat naar een kapitalistisch land te reizen?’
Stern: ‘Ook daar is het mogelijk communist te blijven.’
Officier: ‘En als hij dan op een zeker moment tegen de Sovjet-Unie moet vechten?’
Stern: ‘Wie is er dan van plan om de Sovjet-Unie aan te vallen?’
Officier: ‘Het is uw plicht uw zoon te verbieden weg te gaan!’
Stern: ‘Het is enkel en alleen mijn plicht de wet te gehoorzamen en voor de rest eerlijk te zijn.’
Bijna een halfjaar eerder, op een dag in november, heeft Sterns oudste zoon August inderdaad een uitreisvisum aangevraagd. Hij wil naar Israël. Ook Victor, Sterns andere zoon, denkt erover om het land te verlaten. Ze hebben al een visov, de vereiste uitnodiging van een familielid in Israël. Een schoonzus van Stern heeft die in september opgestuurd.
Volgens de KGB-officier had Michail Stern (1918-2005) zijn zoons moeten tegenhouden. Zelf voelt de 55-jarige Stern er weinig voor om te emigreren. Zijn aanstelling als hoofd van de endocrinologische kliniek in het plaatselijke ziekenhuis biedt hem het aanzien en de voldoening die hem, zo zal ook later blijken, in het buitenland niet zomaar ten deel zullen vallen.
August en Victor zijn echter jong en veelbelovend en hebben nog een lange wetenschappelijke carrière voor de boeg. Maar ze lopen het risico dat hun loopbaan wordt belemmerd door het antisemitisme. Veel Joden vervullen weliswaar belangrijke functies, maar ook na 55 jaar communisme is het antisemitisme in de Sovjet-Unie zeker niet verdwenen.
Ruim twee weken na het verhoor krijgt Sterns echtgenote een telefoontje van de Otdel Viz I Registratsii Inostrannich Grazdan (OVIR), het bureau voor visa en registratie van buitenlandse staatsburgers, iets over een onderzoek naar Joodse emigratie uit Vinnitsa. Of zij zich nog diezelfde middag wil melden. Ook Victor wordt gebeld. Zijn Wolga M21 uit 1967 moet worden onderzocht in verband met een auto-ongeluk.
Stern zelf is die dag voor een medisch congres in Charkov. Als hij thuiskomt, blijkt zijn huis volledig overhoopgehaald. Woedend neemt hij de volgende dag de pen ter hand. ‘Kameraad Andropov,’ schrijft Stern op 13 mei 1973 aan het hoofd van de KGB, ‘ik zou het op prijs stellen indien u een onderzoek in gang zou zetten naar de illegale handelwijze van uw KGB-medewerkers. Ik vrees dat het hier een zorgvuldig voorbereide aanslag betreft met het doel mij te compromitteren.’
Artsencomplot
Het is niet de eerste poging om hem in diskrediet te brengen. Stern, in 1944 afgestudeerd aan de Staats Medische Faculteit te Froenze, Kirgizië, heeft een veelbelovende loopbaan in de endocrinologie. Totdat Stalin begin 1953 het berucht geworden ‘artsencomplot’ in scène zet: negen Kremlin-artsen, van wie zes Joods, zouden twee prominente leiders van de communistische partij hebben omgebracht. Vanwege dergelijke onheilspellende geruchten weigeren ouders in Vinnitsa hun kinderen aan de Joodse Stern toe te vertrouwen. Hij verliest zijn baan. De dood van Stalin voorkomt dat de negen artsen worden doodgeschoten. Stern keert terug in zijn oude functie – maar als gewaarschuwd mens.
Begin jaren zestig dreigen er opnieuw problemen. De Vinnitskaya Pravda (Vinnitsa’s Waarheid) beticht Stern van kwakzalverij. Volgens de krant heeft de Joodse ‘arts’ geen medische opleiding genoten en is een van zijn patiënten, Luba Belinska, zelfs door zijn toedoen overleden. Op zoek naar goud, juwelen en ander bewijsmateriaal laat de plaatselijke officier van justitie huis en tuin omwoelen. Een dag later staat de doodgewaande Luba Belinska bij de magister voor de deur. In blakende welstand. Dankzij Stern, zegt ze. De rel sterft een stille dood.
De gebeurtenissen in 1974 verlopen dramatischer voor Stern. In de vroege ochtend van 29 mei stormt een groep militieleden en mensen in burger de woning van de familie binnen. Vervloekingen en dreigementen vullen de ruimte. Ramen worden aan diggelen geslagen. Mevrouw Stern raakt gewond. Stern zelf wordt gearresteerd. De grond van de aanhouding wordt hem niet verteld.
Bij de voorgeleiding wordt hij geconfronteerd met twee mannen. De eerste beweert dat Stern zijn zoon heeft vergiftigd, de tweede dat Stern een spion is. Drie dagen lang wordt de woning ondersteboven gehaald, ook nu weer vanwege een zoektocht naar steekpenningen. Ondertussen verblijft Stern in een cellencomplex aan de Ostrovskogo-straat in Vinnitsa. Daar zal hij 196 dagen zitten, tot het proces begint.
De enige fout die Stern werkelijk gemaakt lijkt te hebben, is dat hij zijn zoons niet heeft geremd in hun emigratieplannen. Tal van obstakels werpt het Russische gezag op om de emigratie te ontmoedigen. Zij die desondanks willen, maar geen toestemming krijgen, zijn de geschiedenis ingegaan als refuseniks.
‘Een nieuw artsenproces dreigt in de Sovjet-Unie,’ kopt Vrij Nederland op 19 oktober 1974. Jeanne Smeulers, internist te Rotterdam, is geraakt door het artikel: ‘Je las in die tijd vaak over dissidenten, over politiek gevangenen en schendingen van mensenrechten. Maar dit was anders,’ licht ze toe: ‘Dat dertig jaar na de oorlog een Jood in de Oekraïne weer beschuldigd werd van kindermoord en vergiftiging – alsof we weer terug waren in de negentiende eeuw. Dat trof me. Ik vond dat ik iets moest doen. Alleen, ik was een groentje op dat gebied.’
Handtekeningen verzamelen, adviseert Amnesty International. En telegrammen sturen: aan Brezjnev, aan de KGB-top, aan regionale partijbonzen. Honderden brieven stuurt Smeulers, en afschriften naar medische organisaties, tijdschriften en toonaangevende kranten over de hele wereld. Smeulers: ‘Iedereen hielp. Vrienden, familie, collega’s. Binnen een paar weken hadden wereldwijd ruim drieduizend artsen hun handtekening gezet.’
Zestig eieren
Op 11 december 1974 begint het proces. De rechtszaak deugt van geen kant, zelfs voor Russische begrippen. Getuigen komen niet opdagen, trekken hun verklaringen in, bekennen onder druk te zijn gezet door de KGB en zeggen Stern juist zeer dankbaar te zijn.
Vijftien dagen duurt de rechtszaak. In de late ochtend van 31 december 1974 volgt de uitspraak. Stern heeft zich volgens rechter Orlovsky wel degelijk schuldig gemaakt aan afpersing en het aannemen van steekpenningen, te weten: drie zakken aardappelen, twee ganzen, een haan, zestig eieren en 775 roebel, over een periode van vijfentwintig jaar. Tijdens een gestolen moment fluistert Orlovsky: ‘Dokter Stern, u bent niet schuldig. Ik word gedwongen u te veroordelen. Ik heb vrouw en kinderen. Ik moet ook leven.’ Orlovsky veroordeelt de 57-jarige Stern tot acht jaar werkkamp, ‘streng regime’.
Smeulers: ‘Iedereen was geïrriteerd dat ze hem tussen kerst en oud en nieuw hadden veroordeeld, kennelijk hopend op weinig aandacht in die periode. We zetten alles op alles om hem in het nieuwe jaar op de voorpagina van de kranten te krijgen. Ik weet nog dat ik op oudjaar laat in de avond een beroep heb gedaan op rabbijn Soetendorp. En het lukte. Ik weet niet hoe, maar het lukte. In Engeland kregen ze het bericht zelfs op de voorpagina van de Times.’
‘Stern was een speciaal geval,’ zegt rabbijn Awraham Soetendorp, die contactpersoon was van Lishka, een bureau dat direct onder de minister-president van Israël ressorteerde, contacten onderhield met dissidenten en de informatievoorziening over Russische Joden coördineerde. Daarnaast was hij voorzitter van het Solidariteitscomité voor Joden in de Sovjet-Unie, een samenwerkingsverband van diverse Joodse organisaties in Nederland
‘Stern was geen beroemde wetenschapper of uitgesproken dissident,’ licht hij toe. ‘Hij wilde dat zijn kinderen naar Israël konden als zij dat wilden. Dat was zijn werkelijke “misdaad”. Een zo duidelijke vorm van antisemitisme, zo zonder angst of schroom – als dat zomaar zou passeren, dan lag de weg open; dan konden er nog veel meer mensen veroordeeld worden.’
Stern wordt op de dag van de arbeid, 1 mei 1975, naar een werkkamp nabij Charkov overgebracht. De verzwakte arts wordt tewerkgesteld in de gieterij van een machinefabriek. Wereldwijd zwellen de protesten aan. In een Amsterdams park ketenen jonge betogers zich vast onder het oog van televisiecamera’s. Namen van refuseniks en andere Joodse dissidenten dringen de Nederlandse huiskamers binnen.
Codebericht
Rabbijn Soetendorp is van het begin af aan een belangrijke motor achter de protesten voor Stern: ‘We organiseerden demonstraties, plakten pamfletten en probeerden druk uit te oefenen op de Nederlandse autoriteiten en de Russische ambassade. Op een gegeven moment vroeg Victor Sorokin, de eerste secretaris op de Russische ambassade, mij: “Hoeveel mensen waren er gisteravond?” Ik zeg: “Vijfendertighonderd.” “En dat waren allemaal Joden?” “Nee,” zeg ik, “de grote meerderheid was niet Joods.” “Dat kan niet,” zegt Sorokin. “Niet-Joden zullen nooit naast Joden gaan staan.” Die uitspraak heb ik overal gebruikt, en hij heeft internationaal als een hefboom gewerkt. Zo’n slip of the tongue zegt alles over de houding van de Russische autoriteiten ten opzichte van Joodse onderdanen.’
Ook onder niet-Joodse dissidenten bestond Jodenhaat. Dat merkte Albert van den Heuvel aan de moeite die het kostte om steun te krijgen voor Joodse dissidenten. Als secretaris-generaal van de Nederlands-Hervormde Kerk zocht Van den Heuvel in de jaren zeventig met grote regelmaat dissidenten op in de Sovjet-Unie. ‘Onder hen bestond het beeld dat alle hulp naar de Joden ging. Dat beeld hing samen met de hechtheid van de internationale Joodse gemeenschap. Er kwam ook veel geld en steun uit Israël en van Joodse organisaties in de Verenigde Staten. Dat werd Joodse dissidenten zeer kwalijk genomen.’
De Nederlands-Hervormde Kerk leverde onder andere medicijnen voor Stern. Van den Heuvel: ‘Bezoeken kon je de Goelag niet, maar je kon wel pakketjes sturen. Er waren uitgebreide medicamentenstromen van Nederland, via Hongarije naar de Sovjet-Unie. Dat bleek vrij makkelijk te regelen. Het was een soort koehandel. Wij rekenden uit hoeveel medicijnen er nodig waren en dan stuurden we 130 procent, zodat de kampleiding ook wat kreeg.’
Tot ieders verassing krijgen Victor en August Stern in de loop van 1975 toestemming om de Sovjet-Unie te verlaten. August vestigt zich in Parijs en Victor in Israël. Eind september komt Victor op uitnodiging van het Solidariteitscomité voor een paar dagen naar Nederland. Om nogmaals aandacht te vragen voor het lot van zijn vader.
En niet vergeefs. Begin oktober stuurt minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel een vertrouwelijk codebericht naar de Nederlandse ambassade in Moskou, die sinds de Zesdaagse Oorlog in 1967 ook de belangen van Israël vertegenwoordigt. Op 3 oktober schrijft hij in een vertrouwelijk bericht: ‘Gezien nog immer ook hier te lande bestaande intense belangstelling voor het lot van de in december ’74 tot 8 jaar dwangarbeid veroordeelde dr. Michail Shtern, over welke kwestie ik dezer dagen persoonlijk werd benaderd, gaarne spoedig uw advies.’
Van der Stoel wil weten of er iets voor Stern kan worden gedaan. Zou de ambassade de Russische autoriteiten niet kunnen benaderen in het kader van de belangenbehartiging voor Israël? Of anders misschien op humanitaire gronden namens de Nederlandse regering zelf?
Soetendorp: ‘Van der Stoel was oprecht bewogen door die verhalen. Ik ben meerdere keren bij hem langs geweest. De moeilijkheid was dat Nederland twee petten op had. Aan de ene kant was het een onafhankelijke staat met een eigen beleid richting de Sovjet-Unie. Maar die onafhankelijkheid werd enigszins getroebleerd doordat Nederland in de Sovjet-Unie tevens Israël vertegenwoordigde.’
De Nederlandse ambassadeur, Huydecoper van Nigtevecht, vindt dat Nederland voorzichtig moet zijn. Een interventie van Nederlandse overheidszijde zou de belangenbehartiging van Israël in de Sovjet-Unie kunnen schaden. En zo zal het antwoord keer op keer luiden.
Soetendorp: ‘Ik kreeg altijd te horen dat Nederland voorzichtig moest zijn. Maar ik zei dan: de ambtelijke vertegenwoordiging van Israël is niet meer dan een administratieve daad. Nederland is een onafhankelijke staat. Het protest tegen de veroordeling van Stern werd breed gedragen. De regering kon die gevoelens in informeel contact met Russische collega’s kenbaar maken. Maar Nederland kon ook drastischer zijn en zich internationaal aansluiten bij vragen om informatie over deze kwestie.’
‘Het is wat simplistisch,’ zegt Van der Stoel nu, ‘om te zeggen dat de belangenbehartiging louter een administratieve daad was. Voor ons was het juist een manier om iets te doen aan het lot van de Russische Joden. Om die reden, en vanwege de vriendschappelijke banden met Israël, waren wij in ’67 onmiddellijk op het verzoek van de Israëlische regering ingegaan. Niettemin was het een constant dilemma.’
De Nederlandse angst was ongegrond, vindt Piet Buwalda, tussen 1986 en 1990 ambassadeur in Moskou en auteur van een proefschrift over de Joodse emigratie uit de Sovjet-Unie in een interview. ‘De Russen,’ zegt hij, ‘hadden er juist alle belang bij dat een kleine efficiënte ambassade zich bezighield met de afgifte van visa. Want als zij propaganda wilden maken door twintig- of dertigduizend Joden te laten vertrekken, dan moest dat ook snel gaan. Ik vind dat men in voorgaande periodes te voorzichtig is geweest met het nemen van stappen ten behoeve van Joden die wilden emigreren.’
Schimmig hotelletje
In de tweede helft van de jaren zeventig wordt de mensenrechtenbeweging buiten en binnen de Sovjet-Unie almaar hechter. Pressiegroepen voelen zich gesterkt door de conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE) in 1975. Het slotakkoord – medeondertekend door de Sovjet-Unie – bevat bepalingen over het lot van de refuseniks.
Ook de acties voor Stern nemen in kracht toe. Onder aanvoering van Simone de Beauvoir en Jean-Paul Sartre sturen vijftig Nobelprijswinnaars in maart 1976 een open brief naar Le Monde, waarin zij een ieder oproepen ‘de stem te verheffen en de vrijlating van Michail Stern te eisen’. Hieruit ontstaat in de loop van dat jaar een Internationaal Comité voor de Vrijlating van Michail Stern. Eind 1976 komt alles samen in het plan voor een Internationaal Tribunaal voor Michail Stern, dat zijn proces met een onafhankelijke jury nog een keer over zou doen.
‘Ik geloof dat het mijn idee was om een tribunaal te organiseren,’ zegt Van den Heuvel. ‘In die jaren deden we dat wel vaker. In essentie was dat niets anders dan rechtbankje spelen.’
Om het tribunaal voor te bereiden richt Soetendorp een comité op met onder meer ex-minister Marga Klompé. Het tribunaal moet plaatsvinden op donderdag 24 en vrijdag 25 maart aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. ‘We probeerden er altijd drie of vier internationale figuren van goede trouw bij te betrekken,’ zegt Van den Heuvel. En die waren snel gevonden. Sartre, De Beauvoir, Heinrich Böll, Samuel Beckett, Saul Bellow – ze blijken stuk voor stuk bereid om zitting te nemen in de jury van het tribunaal.
En dan, op 14 maart 1977, krijgt Stern plotsklaps de mededeling dat hem gratie is verleend. Het is tien dagen voor het tribunaal. Tegelijkertijd arresteert de KGB een aantal prominente dissidenten en refuseniks. [hier komt nog verband]
Stern dient onmiddellijk een verzoek tot emigratie in. Per kerende post laten de autoriteiten weten dat zijn verzoek is ingewilligd. Sterker nog: of hij zo snel mogelijk wil vertrekken. Op 11 april 1977 reist hij samen met zijn vrouw Ida via Tsjecho-Slowakije per trein naar Wenen, waar zij op 13 april aankomen.
Terwijl iedereen zich afvraagt waar ze naartoe gaan, ontvangt Soetendorp een telefoontje uit Wenen: ‘Of ik daarnaartoe wilde komen. Victor haalde me van het vliegtuig. In het hotel wachtten Stern, zijn vrouw Ida en August. Ik vertelde Stern dat Israël op hem wachtte.
Hij sputterde tegen; zei dat Victor en August hem hadden afgeraden naar Israël te gaan. Daarop belde ik met de Israëlische ambassadeur. Stern wilde de ambassadeur wel ontvangen op zijn hotelkamer. De wereld op zijn kop, vond de ambassadeur – dat hij naar een schimmig hotelletje moest komen om Stern over te halen. Hij zei: “Ik naar een hotel? Doe me dat niet aan, ik ben de vertegenwoordiger van de staat Israël, en de hele wereld wacht op de komst van Michail Stern naar Israël.” En zo was het ook: de hele wereld wachtte.
Dus ik zeg tegen Stern: “Hij komt niet.” Waarop Stern zegt: “Nou, dan ga ik naar Nederland. Kun jij dat regelen?” Vervolgens heb ik zijn komst naar Nederland voorbereid: geld, kleren, onderdak. Niets was goed genoeg,’ verzucht Soetendorp. ‘Ach, iemand die in staat is om de tanden te breken van een regime, moet wel lastig zijn. Onder de dissidenten bevinden zich de grootste geesten, maar tevens de kleinste zielen.’
Onder het oog van tientallen film- en fotocamera’s betreden Michail en Ida Stern, vergezeld door rabbijn Soetendorp, op 21 april 1977 de ontvangsthal op Schiphol. Tijdens de persconferentie staan hem de tranen in de ogen. ‘Ik zou graag alle goedwillende mensen en vooral Nederland willen bedanken,’ zegt Stern geëmotioneerd. ‘De stad Amsterdam is mij bijzonder dierbaar, want hier zou het Stern-tribunaal worden gehouden, dat mij heeft gered van een onvermijdelijke dood en dat naar mijn vaste overtuiging de aanleiding was voor mijn wonderlijke bevrijding. Ze hebben mij niet op de knieën gekregen. Men kan beter staande sterven dan op de knieën doorleven.’
Soetendorp: ‘Dat heeft toen veel indruk gemaakt. Maar toch. Zijn komst naar Nederland gaf voor het moment even veel publiciteit, maar die sijpelde daarna vrij snel weg. Dat zou anders zijn geweest als hij naar Israël was gegaan. Zijn positie had van kracht en van nut kunnen zijn voor mensen die het nog steeds zo ontzettend moeilijk hadden. De vrijlating van Stern markeerde per slot van rekening niet het einde van het harde regime. Integendeel. Maar Stern had te weinig oog voor de positie waarin hij terecht was gekomen. Hij bleek meer gericht op zijn eigen zaak dan op de bredere strijd voor het lot van Russische Joden of mensenrechten in het algemeen.’
Toch was de strijd voor refuseniks en dissidenten volgens Soetendorp van groot belang: ‘Het was een aanzet tot wat later uitmondde in de perestrojka. Er zijn gebeurtenissen die op het moment zelf niet goed te plaatsen zijn, maar die, hoe klein ook, onmiskenbaar hun invloed doen gelden. De zaak-Stern is er daar een van.’
Meer informatie
Boeken
Meer informatie over de emigratie van Russische Joden uit de Sovjet-Unie is te vinden in het proefschrift van Piet Buwalda, They did not dwell alone. Jewish emigration from the Soviet Union 1967-1990 (1996), dat afgelopen jaar in een toegankelijke Nederlandse bewerking verscheen onder de titel Refuseniks. Het drama van de Joodse emigratie uit de Sovjet-Unie en de Nederlandse rol daarbij 1967-1991 (2005).
De zaak-Stern komt aan bod in Colin Shindlers enigszins gedateerde Exit visa. Detente, human rights and the Jewish emigration movement in the USSR (1978). Victor en August Stern schreven een nauwgezet verslag van de rechtszaak tegen hun vader, dat destijds in het Engels, Frans en Duits verscheen: Ein ganz ‘gewöhnlicher’ Prozess. Dr. Michail Stern vor seinen sowjetischen Richtern (1978).