Home De Slag om Cyberspace

De Slag om Cyberspace

  • Gepubliceerd op: 24 augustus 2021
  • Laatste update 03 okt 2023
  • Auteur:
    Laurens Bluekens
  • 11 minuten leestijd
De Slag om Cyberspace

Wie is de baas op internet? Iedereen, vonden de pioniers met hun hippie-idealen. Maar dat bleek al snel een utopie, want sommige gebruikers misdroegen zich. Zo ontbrandde in de jaren negentig een strijd om de autoriteit in cyberspace.

‘Regeringen van de Industriële Wereld, jullie vermoeide giganten van vlees en staal, ik kom uit cyberspace, het nieuwe thuis van de Geest. In naam van de toekomst vraag ik jullie van het verleden ons met rust te laten. Jullie zijn niet welkom in ons midden. Jullie hebben geen soevereiniteit waar wij samenkomen.’ Zo begint de Onafhankelijkheidsverklaring van cyberspace, die in 1996 werd gepubliceerd.

Internetpionier en cyberlibertariër John Perry Barlow schreef het ronkende manifest. Zes jaar eerder was hij ook betrokken bij de oprichting van de Electronic Frontier Foundation. Die stichting zet zich tot op de dag van vandaag in voor de burgerrechten in cyberspace en strijdt tegen censuur op internet.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De Onafhankelijkheidsverklaring van cyberspace is doorspekt met hippie-idealen over internet als een ideale maatschappij, met vrij toegankelijke informatie voor iedereen en afwezigheid van overheidsbemoeienis.

Barlow vergeleek internet met het vrije Wilde Westen

Internet zou een einde maken aan de macht van de natiestaat en de wereld naar het postterritoriale niveau tillen, waarin grenzen er niet meer toe doen. ‘Denk niet dat jullie internet kunnen begrenzen, of dat jullie het naar jullie hand kunnen zetten, alsof het openbare werken zijn. Dat kunnen jullie niet,’ zo waarschuwt het manifest overheden. Want ‘cyberspace is een natuurlijk fenomeen dat alleen groeit door onze collectieve acties’. Barlow en consorten voorzagen dat internet zichzelf zou kunnen besturen: ‘Wij vormen ons eigen sociaal contract. Het bestuur van cyberspace zal ontstaan uit de omstandigheden uit onze wereld, niet die van territoriale overheden. Onze wereld is anders.’

Barlow was geen techneut, maar in de eerste plaats iemand die razend enthousiast was over internet, dat in de vroege jaren negentig pas net beschikbaar was voor het publiek. Na een studie vergelijkende godsdienstwetenschappen was Barlow zijn werkzame leven begonnen als veehouder op de ranch van zijn ouders in Wyoming. Hij schreef gedichten en vanaf de jaren zeventig soms ook liedteksten voor de legendarische hippieband Grateful Dead uit San Francisco.

Internetpionier John Perry Barlow, 1991.

Het Amerikaanse technologietijdschrift Wired gaf hem alle ruimte om zijn ijzersterke retorisch vermogen en prikkelende beeldspraak in te zetten om het grote publiek te enthousiasmeren voor zijn utopische  internet. Zo hielp hij internet uit het obscure te halen. Vooral van de vergelijking die Barlow maakte tussen het vroege internet en de westelijke frontier in de Verenigde Staten in de negentiende eeuw, in de volksmond ook wel het Wilde Westen genoemd, gaat veel kracht uit. Beide plekken waren in zijn woorden ‘ongerept, zelfbesturend, en het best overgelaten aan de inwoners om de boel te runnen zoals zij willen’.

Agressieve clown

Internetpioniers als John Perry Barlow gingen ervan uit dat de mens in wezen goed is en onder de juiste voorwaarden bereid is om samen te werken met anderen. Barlow vertrouwde erop dat cyberspace zichzelf zou reguleren, met als principe dat je anderen behandelt zoals je zelf behandeld wilt worden. In werkelijkheid bleek het niet zo te werken, wat al enkele jaren voor de Onafhankelijkheidsverklaring van cyberspace was gebleken. Dat beschrijven de Amerikaanse rechtswetenschappers Jack Goldsmith en Tim Wu in Who Controls the Internet? Illusions of a Borderless World aan de hand van LambdaMOO.

LambdaMOO is een van de oudste online gemeenschappen, een soort vroege voorloper van sociale media. Daarin kunnen gebruikers een avatar – een virtuele representatie van een persoon – aanmaken en virtueel van alles met elkaar doen. In LambdaMOO bevindt de gebruiker zich eerst in een kledingkast, kan vervolgens naar de andere kamers van het huis lopen en daarna buitenshuis iets gaan ondernemen, bijvoorbeeld in een café of museum. In elke ruimte ziet de gebruiker wie er nog meer aanwezig is, is er de mogelijkheid met anderen te praten of om voorwerpen te gebruiken.

De bezoekers van LambdaMOO zien geen beelden, maar dit soort tekst.

Aanvankelijk ging het er gemoedelijk en vredig aan toe in LambdaMOO, maar gaandeweg werd duidelijk dat de virtuele gemeenschap niet toe kan met zelfregulering. Dat werd pijnlijk duidelijk toen in maart 1993 een avatar van een vadsige clown met de naam Mr. Bungle andere gebruikers lastig begon te vallen. Dankzij een zelfgeschreven programma wist Mr. Bungle LambdaMOO te hacken en andere gebruikers dingen te laten doen die zij niet wilden, te midden van talloze andere gebruikers. Gebruikers werden door Mr. Bungle gedwongen seks met hem of met elkaar te hebben, of gedwongen zichzelf te verwonden.

Het voorval leidde tot diepgaande discussies over moraliteit, ethiek en bestuur in de virtuele wereld. Sommige gebruikers wilden de gebeurtenissen negeren, of vonden dat Mr. Bungle vrijuit ging omdat het in cyberspace niet verboden was mensen ‘virtueel te verkrachten’. Beperkende maatregelen zouden meer kwaad dan goed doen. Anderen voelden zich diep gekwetst door Mr. Bungle en verlangden straf. Uiteindelijk verwijderde een van de gebruikers het account van Mr. Bungle, maar de belhamel zou daarna nog enkele keren terugkeren in LambdaMOO onder een andere naam.

Vrijheid van meningsuiting

In februari 1996 ondertekende de Amerikaanse president Bill Clinton de Communications Decency Act, een wet die online pornografie strafbaar maakte. Barlow zag dit als een frontale aanval op het vrije internet en was furieus. Als reactie op de Communications Decency Act schreef hij de Onafhankelijkheidsverklaring van cyberspace. Barlow vergeleek de voorgenomen wet met de invoering van de Stamp Act in 1765. Dat was een door de Britten ingevoerde belasting in de Noord-Amerikaanse kolonies om een staand leger te kunnen bekostigen. De Stamp Act leidde tot fel protest van de koloniën en betekende een impuls voor hun eensgezindheid. In oktober 1765 kwamen zij samen op het Stamp Act Congress in New York. Het was de eerste belangrijke gezamenlijke reactie van de koloniën op ongewenste bemoeienis van de Britten. En met succes: de Stamp Act werd ingetrokken.

Cyberlibertariër met een veelzijdige carrière

John Perry Barlow, geboren in oktober 1947 en overleden in februari 2018, was niet alleen veehouder, dichter, liedtekstschrijver, publicist en cyberlibertariër. Maar eind jaren zeventig was hij ook strateeg in de campagne van de Republikein Dick Cheney, die in het Congres wilde komen. Toen Cheney jaren later vicepresident van Amerika werd, zei Barlow dat hij niet kon bevatten dat Cheney dezelfde man was die hij van vroeger kende. ‘Vanaf het moment dat hij vicepresident werd, is Dick Cheney een eersteklas sociopaat geworden.’

Hetzelfde gebeurde met de Communications Decency Act. Een breed palet aan onderzoekers, publicisten en ngo’s ondersteunde de Electronic Frontier Foundation van Barlow bij het aanvechten van de wet. De zaak belandde in rap tempo bij het Hooggerechtshof, dat in juni 1997 oordeelde dat de wet in strijd was met het eerste amendement van de grondwet, dat onder meer de vrijheid van meningsuiting waarborgt. De Communications Decency Act zou te vaag geformuleerd zijn en daarom inbreuk maken op dat beginsel. Sectie 230 van de wet bleef overigens wel overeind. Die ontslaat Amerikaanse internetproviders en internetbedrijven van aansprakelijkheid voor schadelijke of aanstootgevende inhoud die gebruikers via hun verbindingen of platforms op internet zetten: ruim baan aan de online vrijheid van meningsuiting.

Cyberlibertariërs als Barlow zagen de uitspraak van het Hooggerechtshof als een grote overwinning, omdat het idee van cyberspace als een apart domein met een afzonderlijke wettelijke status erdoor bevestigd werd. De 77-jarige rechter John Paul Stevens leek het enthousiasme voor internet met Barlow te delen, getuige passages uit zijn verklaring: ‘De groei van internet is en blijft fenomenaal. Uit grondwettelijke traditie nemen we aan dat, bij gebrek aan bewijs voor het tegenovergestelde, overheidsregulering van wat er op internet wordt gezegd de vrije uitwisseling van ideeën eerder belemmert dan aanmoedigt.’

God van internet

Maar degenen die na de uitspraak van het Hooggerechtshof dachten dat internet daadwerkelijk zichzelf zou kunnen blijven reguleren, vrij van bemoeienis van territoriale overheden, kwamen bedrogen uit. Investeerders en de commercie zagen steeds meer mogelijkheden met internet, maar waren huiverig om vol in te stappen. Dat had er onder meer mee te maken dat de centrale autoriteit op internet niet in handen was van een betrouwbare overheid en dus nog te weinig veilig en voorspelbaar was om groot zaken op te doen.

De autoriteit van internet lag de facto maar bij één persoon: Jon Postel, ook wel de ‘God van internet’ genoemd. Met zijn lange haar, borstelige grijze baard en sandalen deed hij het stereotype van een vroege computerwetenschapper eer aan.

Postel had aan de wieg gestaan van internet en was directeur van de Internet Assigned Numbers Authority (IANA). Die organisatie is onder meer verantwoordelijk voor het toewijzen van het Internet Protocol-adres (IP-adres), waarmee elke computer die is aangesloten op internet kan worden geïdentificeerd. Ook gaat de IANA over de Domain Name Systems (DNS), waarmee domeinnamen (internetadressen) kunnen worden beheerd. Wie DNS en de IP-nummers beheert, heeft uiteindelijk de centrale autoriteit op internet in handen.

De werking van internet (ARPA-net) uitgelegd voor leken door Jon Postel, Steve Crocker en Vint Cerf, 1994.

Op basis van het vertrouwen van andere internetpioniers had Postel jarenlang zijn functie mogen uitoefenen. De computerwetenschapper had door zijn invloed makkelijk rijk kunnen worden door er een eigen bedrijf naast op te richten, maar in 1995 vertelde hij een journalist dat hij dat niet kon rijmen met het ‘publieke vertrouwen’ dat in hem was gesteld.

Sinds het begin van de jaren negentig kibbelden de Amerikaanse overheid en een alliantie van de uitvinders van internet, internetpioniers en internet-ngo’s over wie het nu voor het zeggen had op internet. De alliantie van internetpioniers poogde in 1997 het initiatief naar zich toe te trekken door een document op te stellen met de ingewikkelde naam Generic Top-Level Domain Memorandum of Understanding. Het document was niet wettelijk geldig, maar de initiatiefnemers deden er van alles aan om dat wel zo te laten lijken. Zo nam een tak van de Verenigde Naties het document officieel in bewaring en was er een formele tekenceremonie in Genève. Geen enkele overheid was voor de feestelijkheid uitgenodigd. Het was de bedoeling dat de onafhankelijke Zwitserse organisatie International Council of Registrars (CORE) vanaf 1 januari 1998 officieel de autoriteit van internet zou overnemen.

Wikipedia als laatste ideaal

In de ogen van de internetcriticus Evgeny Morozov is er helaas niets terechtgekomen van de utopische ideeën over het vroege internet. Als uitzondering noemt hij Wikipedia. Die online encyclopedie is volgens de Wit-Rus ‘een pijnlijke herinnering aan wat internet had kunnen zijn als de vroege ideeën over internet als een gedeelde gemeenschappelijke ruimte niet zouden zijn overgenomen door big business’.

Op die dag gebeurde er niets, want de Verenigde Staten lagen dwars. Onder leiding van zijn vriend en adviseur Ira Magaziner had president Bill Clinton een team opgericht dat de autoriteit van internet  moest veiligstellen voor de Amerikaanse overheid. Op een conferentie in Washington in 1997 ontmoetten Jon Postel en Ira Magaziner elkaar, waar laatstgenoemde klip en klaar aangaf dat niet CORE, Jon Postel of andere onafhankelijke organisaties de baas over internet waren, maar de Verenigde Staten van Amerika.

Postel was niet van plan om het erbij te laten en besloot de Verenigde Staten te laten zien dat internet van de pioniers was. Hij deed dat door eind januari 1998 een e-mail te versturen naar de verschillende operators van internet, met het verzoek om vanuit hun computers de computer van Postel aan te wijzen als de hoofdcomputer van internet – de zogeheten ‘root’. Op dat moment was die root nog een computer van de Amerikaanse overheid. Toen het team van Magaziner er midden in de nacht achter kwam wat er aan de hand was, maakten zij hun baas wakker. Ongerust belde Magaziner Jon Postel op. Die gaf onder druk van Magaziner en diens dreiging met juridische acties aan dat de verandering van de hoofdcomputer slechts een test was. Postel beloofde alles weer terug te draaien. In het vervolg zou de Amerikaanse overheid elke ongeoorloofde verandering van de root als strafbaar feit behandelen.

Natuurlijke immuniteit

Zo lagen de utopische idealen rondom het vroege internet al voor het nieuwe millennium aan diggelen. Cyberspace bleek niet zonder vorm van regulering te kunnen, en natiestaten hadden het voor elkaar gekregen internet onder hun juk te krijgen. Dat gaf ruim baan aan de commercialisering van internet en de opdeling van cyberspace, waarbij elk land zijn eigen internet heeft. Zo kunnen landen als China en Iran hun cyberpace censureren.

Inmiddels maken biljoenenbedrijven als Facebook, Google en Apple de dienst uit op internet, zijn burgers van cyberspace voornamelijk consument, stikt internet van de criminaliteit en vergroten sociale media de verdeeldheid van de maatschappij. In zekere zin zijn de visioenen van de cyberlibertariërs deels uitgekomen, want de techgiganten worden in het Westen relatief met rust gelaten door overheden en zijn machtiger dan menig land.

Zo had John Perry Barlow het niet gewild, zou je zeggen. Maar in een interview ter ere van de twintigste verjaardag van de Onafhankelijkheidsverklaring van cyberspace in Wired gaf Barlow aan nog altijd achter zijn ideeën te staan: ‘Cyberspace heeft een natuurlijke immuniteit voor soevereiniteit en dat zal altijd zo zijn. Ik geloofde dat in 1996 en ik geloof dat nog steeds.

Meer weten

  • A Declaration of the Independence of Cyberspace (1996) door John Perry Barlow is de ‘heilige tekst’ van de internet-utopisten.
  • Who Controls the Internet? Illusions of a Borderless World (2006) door Jack Goldsmith en Tim Wu stelt dat de voorspelling, dat internet de macht van staten zou uithollen, die is bewaarheid.
  • The Net Delusion: the Dark Side of Internet Freedom (2011) door Evgeny Morozov laat zien dat internet een gevaar is voor de democratie.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 9 - 2021