Home De pottenkoning

De pottenkoning

  • Gepubliceerd op: 23 maart 2020
  • Laatste update 09 feb 2023
  • Auteur:
    Paul van der Steen
  • 10 minuten leestijd
De pottenkoning

Terwijl in een groot deel van Nederland de industrialisatie nog op gang moest komen, verschafte Petrus Regout in zijn aardewerkfabrieken in Maastricht al werk aan duizenden arbeiders. Hij werd schatrijk, maar kreeg nooit de erkenning die hij zocht. De slechte arbeidsomstandigheden in zijn bedrijven vormen nog steeds een smet op zijn reputatie.

‘Geef mij twaalf man als Regout en wij winnen in ons land de hele Belgische industrie terug, die door de afscheiding verloren is gegaan,’ zei koning Willem II in 1840. Die loftuitingen klonken de Maastrichtse ondernemer over wfie het ging als muziek in de oren. Behalve op winst aasde Petrus Regout voortdurend op erkenning, liefst in de vorm van verheffing in de adelstand.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.


Voor foto’s en schilderijen poseerde hij in gala-uniformen met zijn belangrijkste onderscheidingen blinkend op zijn borst. Zijn kasteel Groot Vaeshartelt en het bijbehorende park voorzag hij van vorstelijke allure. De zestig fonteinen en cascades die er te zien waren, werden aangedreven door een stoommachine. Vanwege het formaat van sommige beelden konden in hun voetstukken bedienden wonen. Naast Vaeshartelt had Regout nog meer landgoederen. Volgens hem vertegenwoordigden zijn buitens samen een waarde van ‘zes ton gouds’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Soms leek het erop alsof hij tot de hoogste kringen behoorde. Bij een bezoek van koning Willem II mocht hij meerijden in de erewacht. Tussen de vorst en hem groeide zelfs iets wat leek op een persoonlijke vriendschap.

Tekst loopt door onder de afbeelding

Petrus Regout, aan zijn uniform herkenbaar als Eerste Kamer-lid, geschilderd door J.H. Egenberger in 1849. Op de achtergrond zijn fabriekscomplex in Maastricht

Maar de zo felbegeerde titel bleef uit. Zelfs de elite van zijn eigen Maastricht moest hem niet. Ze bleven hem beschouwen als een parvenu. De ‘pottenkoning’ was op z’n best een ‘schoorsteenaristocraat’ – terwijl hij van het ietwat ingeslapen garnizoensstadje toch een dynamisch industrieel centrum had gemaakt. Of, zoals zoon Eugène Regout het zei: ‘Als niet door de energie van mijn vader fabrieken in Maastricht waren opgericht, dan zou men eens zien wat voor armzalig plaatsje Maastricht zou wezen.’

Noodgedwongen industrieel

Petrus was – geboren in 1801– letterlijk een kind van de nieuwe eeuw. Hij werd vernoemd naar zijn vader. Die importeerde met zijn echtgenote Maria via hun groothandel met succes Engels aardewerk en Frans kristal en porselein. In een winkel in Maastricht verkochten ze die waren ook zelf. Toen de jonge Petrus veertien jaar oud was, overleed zijn vader. Hij moest noodgedwongen van school af en de winkel in. Daar leerde hij snel. Na zijn achttiende verlegde hij zijn aandacht naar de groothandel en de bijbehorende importen. Door een huwelijk in 1825 met Maria Allegonda Hoeberechts, afkomstig uit een hoedenmakersgeslacht, verzekerde hij zich van een vrouw met zakelijk instinct aan zijn zijde.

In 1827 begon hij een glasslijpersatelier. Een deel van zijn woning aan de Maastrichtse Boschstraat verschafte deze kleine nijverheid onderdak. Maar hij werd pas industrieel onder invloed van omstandigheden die zijn handel dreigden lam te leggen. Vanaf 1830 stokte de invoer van glas- en aardewerk uit het zuiden vanwege de Belgische Opstand. Maastricht bleef Nederlands, ondanks de zuidelijke sympathieën van een groot deel van de inwoners.

Halffabricaten mocht Regout nog wel invoeren. Vandaar dat hij besloot om zelf te gaan produceren. Vlak bij de plek waar de Maas aansloot op de nieuwe Zuid-Willemsvaart begon hij een glas- en kristalblazerij. Na de opheffing van het importverbod kocht hij bij Cockerill in België, dat in industrieel opzicht al verder was, zijn eerste stoommachine – goed voor acht paardenkrachten.In aardewerk bleek Regout het meest succesvol. Als beginnend fabrikant legde hij zich noodgedwongen toe op goedkope, in vergelijking met veel rivaliserende ondernemingen nog inferieure producten. In later jaren huurde hij buitenlandse vaklieden in en wist dankzij hun kennis kwaliteitsslagen te maken. Zo kon hij de concurrentie aan met het prestigieuze Wedgwood-servies. Met een groeiende middenklasse lag een lucratieve markt voor het Maastrichtse bedrijf open. Op het moment dat deze klanten toe waren aan luxeproducten als wasbakken en toiletten kon Regout ze daaraan helpen.

Gunstige prijzen

Hoe groot Regouts bedrijvenconglomeraat ook groeide, hij bleef de handelaar die al heel jong had leren kopen en verkopen. Hij reisde hoogstpersoonlijk naar verre buitenlanden om nieuwe markten voor zijn producten aan te boren. Angst voor risico’s leek bij hem welhaast te ontbreken. Als andere ondernemers in slechte tijden hun initiatieven even opschortten, bleef Regout gewoon doorwerken. Hij vertrouwde erop dat de economie wel weer zou aantrekken en liet producten voorlopig opslaan. Als het zover was, kon hij zijn spullen tegen gunstige prijzen verkopen, omdat hij in de periodes van malaise relatief weinig voor de grondstoffen had betaald.

‘Schoorsteenaristocraat’ – De elite van Maastricht beschouwt Regout als een parvenu

Regout was niet alleen de eerste echte industrieel van Nederland, maar op zijn 65ste ook de grootste private werkgever van Nederland. Tweeduizend mannen, vrouwen, jongens en meisjes verdienden hun centen in zijn dienst. Terwijl in een groot deel van het land de industrialisatie nog echt op gang moest komen, was die in Maastricht al begonnen. Er stonden nog meer fabrieken. In 1887 – negen jaar na de dood van Petrus – werkten alleen al bij de firma Regout 3200 mensen. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog zou het hoogtepunt worden bereikt met zo’n 7000 medewerkers.

Maar niet alles wat Petrus Regout aanraakte, veranderde in goud. Een op verzoek van koning Willem I gestarte fabriek voor het ombouwen van geweren kreeg de klus niet goed geklaard. Regout droeg deze onderneming daarna over aan het Rijk. Een met een paar zakelijke compagnons van de grond getilde spijkerfabriek legde het af tegen buitenlandse concurrenten.    

Tekst loopt door onder de afbeelding

Regout voorziet zijn kasteel Groot Vaeshartelt van vorstelijke allure. De zestig fonteinen en cascades in het kasteelpark worden aangedreven door een stoommachine

Ongeduld en eigenwaan?

In zijn eigen stad stuitte Regout, vond hijzelf, steeds op welhaast georganiseerde weerstand. Het hoogst liepen de gemoederen op in de jaren vijftig van de negentiende eeuw. Regout startte een gasfabriek om zijn bedrijven te kunnen verlichten en rekende erop dat hij ook het net van de stad voor de verlichting van straten en huizen mocht aanleggen. Maar de plaatselijke raad besloot dat de gemeente daar zelf voor moest zorgen. Anders zou er sprake zijn van een ‘overgave aan den heer Regout’, meende het liberale raadslid Hubert Pijls, die later lange tijd burgemeester van Maastricht zou zijn.

Viel al dat verzet te verklaren door afgunst? Konden andere vooraanstaande burgers zijn successen maar moeilijk verkroppen? Of waren ze simpelweg beducht voor een alleenheerschappij van de industrieel? Sommigen vonden hem in elk geval een moeilijke man. Wat Regout zag als ondernemingszin en wilskracht, hielden anderen voor ongeduld en eigenwaan.  

Dankzij buitenlandse kennis – Regout concurreert met het prestigieuze Wedgwood-servies

Ook landelijk verloor hij steun. Regout raakte gebrouilleerd met de liberale politicus Johan Rudolph Thorbecke, die zijn zetel ooit verwierf dankzij Maastricht en omstreken. De fabrikant publiceerde de brochure Wat heeft Limburg voor den Heer Thorbecke gedaan en wat heeft de Heer Thorbecke voor Limburg gedaan?. Het antwoord lag al een beetje in de tweede helft van de titel besloten. Thorbecke schreef op zijn beurt aan Hubert Pijls: ‘De Heer R. schijnt mij op den geheel verkeerden weg. Zijne hartstogtelijke berekeningen van eigenbaat maken hem voor elk groot, algemeen belang ongevoelig.’

Afstompend werk

De manier waarop Regout met zijn personeel omging raakte omstreden. Echte vaklui – niet zelden afkomstig uit het buitenland – kregen heel behoorlijke salarissen, maar de normale arbeiders werden karig bedeeld. De fabrikant profiteerde daarbij van de armoe en de hoge werkloosheid in de regio. Het aanbod aan arbeiders oversteeg de vraag. Velen van hen woonden in de directe omgeving van de onderneming in oude, overvolle krotten, waar de hygiëne ver te zoeken was.   

Tijdens zijn leven ondervond Regouts optreden de meeste weerstand van de Maastrichtse kapelaan Jan Hendrik Wijnen. Terwijl de rest van de geestelijkheid in de stad de fabrikant weinig in de weg legde, voer deze zielenherder uit tegen met name de kinderarbeid: ‘Een invretende kanker knaagt aan den boezem van het opkomende geslacht. Schrikwekkend zijn de verwoestingen, welke door den fabrieksarbeid onder de jeugdige personen en kinderen worden aangericht.’

Het werk stompte de mensen af, vond de kapelaan. ‘Ruw en onbeschaafd, met bekrompen geestesvermogens, hebben die ongelukkigen veel gelijkenis met de half-wilde bewoners van de bosschen en de prairieën in Amerika. Bij sommigen is het verstand en geheugen zóó bekrompen, dat hun toestand aan idiotisme grenst en men bij onderricht schier den moed zou verliezen om hun het noodzakelijke te leeren.’

Lage lonen – Regout profiteert van de armoe en de hoge werkloosheid

Regout was evenwel niet een en al hardvochtigheid. Om de leefomstandigheden van zijn personeel te verbeteren liet hij een woonkazerne neerzetten. Als de gemeente hem vrijstelling zou geven, wilde hij er nog meer realiseren. Maastricht honoreerde dat verzoek niet. Regout zorgde voor een ziekenkas en enige mate van hulp aan weduwen en wezen. Het bedrijf betaalde er zelf aan mee, maar de belangrijkste financier was de boetepot van het personeel zelf.

In feite leek de paternalistische Regout veel op andere ondernemers van zijn tijd. In sommige opzichten was hij zelfs ietsje ruimhartiger. De werktijden bij zijn fabriek waren bijvoorbeeld lang, maar minder extreem dan bij veel andere bedrijven.
Het waren zijn zonen, met name Pierre, die hun vaders naam na zijn dood in 1878 voor lang met zeer kwalijke praktijken verbonden. In een tijd waarin het sociale vraagstuk steeds meer aandacht opeiste, bleven ze volharden in ouderwetse praktijken. Ze stonden daar helemaal achter, bleek toen Pierre Regout in 1887 in Den Haag moest getuigen voor de parlementaire enquêtecommissie naar kinderarbeid en arbeidsomstandigheden.

Gevoelloos verklaarde hij dat het soms nu eenmaal een kwestie van het lot was. ‘Alle menschen zijn in de wereld niet even gelukkig; de een heeft het harder dan de ander.’ Bedrijfsprocessen hadden wat hem betreft iets onvermijdelijks: ‘Ik zeg niet, dat het in de fabriek werken zoo gezond is als des zomers te Scheveningen of des winters te Nizza [Nice, red.], maar het is een noodzakelijk kwaad; het is niet anders mogelijk.’ Nachtwerk voor jongens vanaf twaalf jaar moest kunnen, vond deze Regout: ‘Overdag kunnen zij slapen. Studenten gaan ook wel eens niet naar bed zonder ziek te worden.’

Dit geruchtmakende verhoor stond de verdere ontwikkeling van het bedrijf niet in de weg.

Vanaf 1899 heette het De Sphinx v/h Petrus Regout & Co. In 1959, bij het 125-jarig bestaan van de onderneming, volgde het soort erkenning waarop de oprichter altijd had gehoopt: het kreeg het predicaat ‘Koninklijke’.

In 1974 kwam de Koninklijke Sphinx in Britse handen. Na een fusie met een Zweedse concurrent nam het Finse Sanitec het bedrijf in 1999 over. In 2007 verkaste Sphinx van de oorspronkelijke plek aan de rand van de Maastrichtse binnenstad naar een nieuw onderkomen op het industrieterrein Beatrixhaven. In 2009 besloot Sanitec tot ieders verbazing alle productie uit Nederland weg te halen. De merknaam Sphinx verdwijnt dit jaar van de markt. 

Oude fabriekspanden, een plein en een kasteel – Nalatenschap nog zichtbaar

Tot 2007 produceerde Sphinx aardewerk aan de noordkant van de Maastrichtse binnenstad. Inmiddels huisvesten de negentiende- en twintigste-eeuwse fabriekspanden onder meer een studentenhotel, lofts, een filmhuis en een poppodium. Na ruim 100 jaar discussie kwam er ook een Petrus Regoutplein. In een onderdoorgang daar vlakbij vertelt een 120 meter lang tegeltableau het verhaal van de keramische industrie in Maastricht.
Regouts kasteel Vaeshartelt is sinds ruim een kwarteeuw een hotel en congrescentrum. Veel van zijn buitens in de onmiddellijke nabijheid raakten in de afgelopen eeuw in verval. Een aantal is de afgelopen tijd opgeknapt en kreeg een nieuwe bestemming. Bij sommige historische panden gaat dat nog gebeuren. Ook het parkachtige landschap krijgt weer zo veel mogelijk van zijn oude luister terug.

 Grote grafkelder voor de familie – Postume grandeur

‘Begraafplaats gesticht door Petrus Regout en zijne echtgenote Aldegonda Hoeberechts voor hen en hunne familie,’ staat boven de toegangsdeur van een in mergelsteen uitgevoerde kapel naast de basiliek van het Limburgse Meerssen. Bij leven lukte het Regout niet om in de adelstand te worden verheven, postuum kocht hij grandeur. De kapel staat boven op de grootste particuliere grafkelder van Nederland, met 124 nissen voor kisten en dertig voor urnen. Ter vergelijking: in de grafkelder van de koninklijke familie zijn de lichamen ter ruste gelegd van Willem van Oranje en 41 anderen.

In landsbestuur en wetenschap – Succesvolle nazaten

Telgen uit de familie Regout maakten volop carrière. Zo werden twee kleinzoons minister. Louis Regout was van 1909 tot 1913 minister van Waterstaat in het kabinet-Heemskerk en in dat ambt onder meer betrokken bij de voorbereiding van de Zuiderzeewet. Robert Regout werd in 1910 minister van Justitie in hetzelfde kabinet. Als streng katholiek tekende hij onder meer voor een flinke aanscherping van de zedelijksheidswetgeving.
Louis’ zoon Robert werd jezuïet en hoogleraar in Nijmegen. Daar sprak hij zich voor en na de bezetting zo fel uit tegen de nazi’s dat hij al in juli 1940 werd gearresteerd. Hij belandde uiteindelijk in Dachau, waar hij eind 1942 stierf. Vanwege zijn optreden voor en tijdens zijn gevangenschap gaan sindsdien geregeld stemmen op om Robert Regout een plekje te geven tussen de allerhoogste katholieke adel door hem heilig te laten verklaren.

Meer weten: 


Vader, raadgever en beschermer. Petrus Regout en zijn arbeiders 1834-1870 (1992) door Ad van Iterson.
De aartsvaders. Grondleggers van het Nederlandse bedrijfsleven (1993) door Wim Wennekes. 
Alles voor de stad. Hubert Pijls (1819-1903). Burgemeester van Maastricht (2019) door John Laugs.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 4 - 2020