Home Dossiers Tweede Wereldoorlog Karaktermoord op een Joodse wethouder

Karaktermoord op een Joodse wethouder

  • Gepubliceerd op: 27 februari 2024
  • Laatste update 24 mrt 2024
  • Auteur:
    Paul van der Steen
  • 11 minuten leestijd
De Miranda houdt een emotionele toespraak, 1927.
Hitler in de Tweede Wereldoorlog
Dossier Tweede Wereldoorlog Bekijk dossier

Waarom nu?

Van Khadija Arib tot Gijs van Dijk en Nilüfer Gündogan: steeds vaker krijgen politici te maken met ongrijpbare beschuldigingen. Ook als ze die weten te weerleggen, is het kwaad al geschied en heeft hun reputatie een onherstelbare deuk opgelopen.

De Amsterdamse SDAP-wethouder Monne de Miranda had met zijn stevige beleid volop vijanden gemaakt. In 1939 kwam de afrekening: De Telegraaf beschuldigde hem van zwendel. Er was niets van waar, toch ging De Miranda kapot aan de verdachtmakingen.

Eén naam lag tijdens de vergadering van de Amsterdamse gemeenteraad van 29 augustus 1939 op ieders lippen: die van voormalig wethouder Monne de Miranda. En één man ontbrak: dezelfde Monne de Miranda. De volksvertegenwoordiging van de hoofdstad besprak een onderzoek naar corruptie door de bestuurder. De beschuldigingen hadden de sociaal-democraat zo aangegrepen dat hij met een zware depressie in een sanatorium was opgenomen. Daar herstelde hij nu maar langzaam.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Van de aanvankelijke beschuldigingen ten aanzien van De Miranda bleef in het rapport weinig heel. Wel werden hem ‘ernstige beleidsfouten’ verweten. De antirevolutionaire burgemeester Willem de Vlugt vroeg de gemeenteraadsleden voorafgaand aan de beraadslagingen om rekening te houden met de buitengewoon ernstige gezondheidstoestand van de wethouder. Om ‘redenen van menschelijkheid’, niet om zaken politiek onbesproken te laten. Veel partijen gingen desondanks vol op het orgel. Dat slotakkoord paste bij een affaire die de gemoederen op dat moment al bijna negen maanden bezighield en die vooral een karaktermoord op De Miranda leek te zijn. Een paar dagen na de gewraakte vergadering begon de Tweede Wereldoorlog. Die had voor de sociaal-democraat een nog veel gruwelijker lot in petto.

‘Knoeierij bij gronduitgifte in Amsterdam,’ kopte De Telegraaf op 6 januari 1939. Het bijbehorende artikel wees wethouder De Miranda, zijn zoon Bram de Miranda (tevens advocaat) en het sociaal-democratische raadslid Zeeger Gulden (in het dagelijks leven architect) aan als sleutelspelers in een bouwzwendel.  

Aanval op Monne de Miranda in De Telegraaf, 2 februari 1939.
Aanval op Monne de Miranda in De Telegraaf, 2 februari 1939.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Om speculatie tegen te gaan werd bouwrijpe grond in Amsterdam al sinds 1896 niet meer verkocht, maar in bruikleen gegeven. Het eigendom bleef bij dit erfpachtsysteem in handen van de gemeente. Bij de zwendel zou het bouwrecht op percelen zijn toegewezen aan aannemers die helemaal geen concrete plannen hadden. Zij zouden de hun toegewezen gronden met flinke winst doorverkopen aan bedrijven die wel projecten wilden starten.    

De aantijgingen sloten mooi aan bij de al langer levende kritiek op het erfpachtsysteem. Volgens de voorstanders, onder wie de sociaal-democraten, voorkwam het gewoeker. Maar de tegenstanders beweerden dat de erfpacht het particulier initiatief belemmerde, waardoor er minder zou worden gebouwd.

De zwendel die De Telegraaf beschreef, bewees de vrije markt al helemaal geen dienst. De beschuldigingen sloten bovendien aan bij sluimerend en openlijk antisemitisme dat goed gedijde bij stereotypen als de slimme, geldbeluste Jood. Zowel vader en zoon De Miranda als Gulden waren van Joodse komaf.  

De beschuldigingen sloten aan bij het antisemitisme

Voor de wethouder kwam de berichtgeving buitengewoon slecht uit. Met verkiezingen voor Provinciale Staten en de gemeenteraad was 1939 een belangrijk jaar. De Miranda was zowel voor de Staten van Noord-Holland als de raad van Amsterdam de beoogde nummer een voor de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP).

Politieke straatvechter

Monne de Miranda, voluit Salomon Rodrigues de Miranda, was een afstammeling van Spaans-Portugese Joden. Zijn voorouders vluchtten in de zeventiende eeuw naar het tolerantere Amsterdam. De Miranda’s ouders woonden midden in de Joodse buurt van de hoofdstad. Ze hadden het niet breed; Monne kon zelfs zijn school niet afmaken. Op zijn elfde ging hij werken als leerling-diamantslijper. Hij leerde het ambacht van zijn baas en het politieke en bestuurlijke handwerk via zijn activiteiten voor de vakbeweging voor diamantbewerkers. Menigeen zag in De Miranda dé opvolger van Henri Polak, de machtige voorzitter en medeoprichter van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond.

Maar op den duur trok behalve de vakbeweging ook de SDAP. In 1911 nam De Miranda voor die partij zitting in de Amsterdamse gemeenteraad. In 1919 werd hij wethouder. Hij zou dat ambt met enkele onderbrekingen twee decennia bekleden. Aanvankelijk stond hij enigszins in de schaduw van de andere SDAP-wethouder Floor Wibaut, die ruim zestien jaar ouder was. Na Wibauts afscheid van de gemeentepolitiek in 1931 was De Miranda hét sociaal-democratische kopstuk in Amsterdam.

Verweerschrift toch verschenen

De Duitse bezetting verhinderde de publicatie van Pro domo, Monne de Miranda’s verweerschrift tegen de aantijgingen van corruptie. Postuum kreeg de sociaal-democratische wethouder wel eerherstel in Richter Roegholts Amsterdam in de 20e eeuw en in de biografie van de hand van Gilles Borrie.

Een actiecomité met onder anderen de schrijver Geert Mak, journaliste Elma Verhey en politicus Eberhard van der Laan vond dat niet genoeg. Met steun van de PvdA en De Arbeiderspers lukte het in 1997 om Pro domo, met een uitgebreide toelichting, alsnog uitgegeven te krijgen. Het ging volgens Mak om proza ‘waarin de sporen van zijn overspannenheid nog duidelijk zichtbaar zijn’, maar De Miranda kon zich alsnog verdedigen en een historisch document werd voor iedereen toegankelijk.

De Miranda maakte onder meer naam met grote stadsuitbreidingen en de bouw van zwem- en badinrichtingen. Tijdens de crisisjaren zette hij bovendien grote werkverschaffingsprojecten op, waar werklozen in ruil voor een uitkering de handen uit de mouwen dienden te steken. Het bekendste project op dat gebied werd de aanleg van het Amsterdamse Bos. Als politieke straatvechter en langjarig wethouder had de sociaal-democraat volop vijanden gemaakt. Wichert de Graaf, directeur van Publieke Werken, voelde zich geregeld gepasseerd door de ervaren De Miranda. Bouw- en vastgoedondernemers hadden het niet op de erfpacht, die extra inkomsten in de weg zat. Het heeft er alle schijn van dat De Telegraaf vanuit die hoek werd gesouffleerd. De berichtgeving van de krant kwam op een moment dat binnen de SDAP sprake was van een zekere De Miranda-moeheid.

De Telegraaf had kort voordat het de zogenaamde onregelmatigheden van De Miranda aankaartte al een staaltje campagnejournalistiek laten zien. De krant had in de jaren daarvoor de marechausseebrigade, die afrekende met de criminaliteitsgolf in het Brabantse stadje Oss, veel lof toegezwaaid. Dat de katholieke minister van Justitie Carel Goseling juist deze groep misdaadbestrijders op non-actief zette, deed De Telegraaf in woede ontsteken. Helemaal omdat het gebeurde op het moment dat de marechaussee onderzoek deed naar seksuele misdragingen van twee pastoors en een Joodse farmaceutisch fabrikant.

Amsterdamse SDAP-poster, 1938.
Amsterdamse SDAP-poster, 1938. Bron: Spaarnestad Photo.

De NSB, die graag inspeelde op antipapistische en antisemitische sentimenten, maakte dankbaar gebruik van de berichtgeving. De beweging gebruikte het schandaal om flink stennis te trappen. In de Tweede Kamer ontstond zelfs een vechtpartij met een hoofdrol voor de nationaal-socialistische volksvertegenwoordiger Meinoud Rost van Tonningen. Maar de verontwaardiging leefde veel breder. Als het vierde kabinet-Colijn niet was gevallen vanwege onenigheid over financieel beleid, had de zaak-Oss Goseling waarschijnlijk politiek de kop gekost.

Geen rectificatie of excuses

Nadat De Telegraaf de erfpachtkwestie in Amsterdam al niet fijnzinnig aankaartte, ging de NSB er nog harder in. Met bewoordingen als ‘marxistische bouwzwendel door een Jood’ kwam alle binnen die partij en ook breder levende haat zo’n beetje tot uiting. De Miranda gold als een gepassioneerd politicus, die in het vuur van de strijd anderen scherp de maat kon nemen. Dat zijn emotie altijd dicht bij de oppervlakte lag, speelde hem parten toen hij het mikpunt werd tijdens de erfpachtkwestie. De Miranda’s biograaf Gilles Borrie suggereert daarnaast een verband met zijn eenvoudige afkomst. De grond onder de voeten van de SDAP-wethouder liet zich makkelijker wegslaan dan die onder zijn partijgenoot Wibaut. Die was een vermogend ondernemer, geboren en getogen in de kringen van de gegoede burgerij. Zijn stand hield hem overeind.

De Miranda leed zó onder de zaak dat hij in april moest worden opgenomen in een sanatorium in Schaarsbergen. Voor de gemeenteraadsverkiezingen van juni 1939 stelde hij zich vanwege de affaire niet meer kandidaat. Justitie kon na onderzoek geen aanwijzingen voor corruptie door De Miranda vinden. Dat lukte ook een speciaal ingestelde raadscommissie onder leiding van de liberaal Walrave Boissevain, patriciër en oud-wethouder, niet. In de conclusies sprak dat gezelschap – op wiens werkwijze en zorgvuldigheid het nodige viel aan te merken – wel van ‘beleidsfouten’.

De Miranda moest worden opgenomen in een sanatorium

Dit gaf politieke tegenstanders de kans om over de kwestie toch een zweem van onregelmatigheden te laten hangen. De Telegraaf kwam niet met een rectificatie of excuses. In het verslag van de raadsvergadering werd de ingezette campagne eerder voortgezet. De kritische rede waarmee burgemeester De Vlugt later afscheid nam van De Miranda droeg evenmin bij aan een glorieus einde van een lange politieke loopbaan.

Nadat hij in november was ontslagen uit het sanatorium, stak de gewezen wethouder flink wat energie en tijd in eerherstel. Hij begon te schrijven aan een verweerschrift, Pro domo. Uitgeverij De Arbeiderspers beloofde het uit te geven. Maar door de Duitse bezetting vanaf mei 1940 kwam het niet zover. Vrienden boden De Miranda en zijn gezin hulp aan om naar Engeland te vluchten, maar de oud-wethouder wees dat af. Hij wilde zijn achterban niet in de steek laten.

Het wethouderssocialisme

In 1913 hadden de sociaal-democraten een aanbod van de liberalen om mee te regeren afgewimpeld. En na de revolutieoproep van hun leider Pieter Jelles Troelstra in 1918 kon de SDAP het landelijke pluche voorlopig vergeten. Lokaal bestuurden ze op tal van plaatsen wel mee. Na de raadsverkiezingen van 1919 gingen maar liefst 89 rode wethouders aan het werk. Met hun optreden en beleid lieten mannen als Willem Drees (Den Haag), Arie Heijkoop (Rotterdam), Floor Wibaut en Monne de Miranda (Amsterdam) zien dat sociaal-democraten geen gevaarlijke radicalen waren, maar praktisch zaken voor elkaar kregen. Het ‘wethouderssocialisme’ baande de weg voor de eerste landelijke regeringsdeelname van de SDAP in 1939 en schetste de eerste contouren van de naoorlogse verzorgingsstaat.

Gewild doelwit

Ook De Miranda merkte dat de nieuwe autoriteiten steeds weer met nieuwe, drastischere antisemitische maatregelen kwamen. Plots werd hij, die al vroeg had gebroken met zijn geloof en getrouwd was met een niet-Joodse vrouw, nog meer in een hoekje gedrukt.     

Ondertussen sprak De Miranda op illegale bijeenkomsten en probeerde hij er te zijn voor de achtergebleven familie van gevangenen. Hij speelde zich daarmee extra in de kijker van de Duitsers. Die beschouwden hem als politiek gevaarlijk en arresteerden hem op 18 juli 1942. In de eerste maanden zat de sociaal-democraat vast in de gevangenis aan de Amstelveenseweg in Amsterdam.

De Miranda stelt een fontein op het  Smaragdplein in Amsterdam in werking,  19 april 1932.
De Miranda stelt een fontein op het Smaragdplein in Amsterdam in werking, 19 april 1932.

Eind oktober werd De Miranda overgebracht naar Kamp Amersfoort. Daar was hij onmiddellijk een gewild doelwit van antisemieten, gevangenzittende (oud-)communisten en mensen die hem nog altijd de tewerkstelling in het Amsterdamse Bos verweten.

Bij aankomst in Amersfoort viel de sociaal-democraat in handen van Teun van Es, ooit een van de leden van De Geuzen, de eerste verzetsgroep van Nederland, maar in gevangenschap uitgegroeid tot een sadistische kapo. Van Es dwong De Miranda om zich uit te kleden, zodat iedereen kon zien of hij besneden was. Daarna stempelde hij het getal zeven op zijn voorhoofd. Zoveel dagen had de voormalig wethouder nog te leven, voorspelde Van Es bij dat gebaar.

Kapo Van Es dwong De Miranda om zich uit te kleden

De lijdensweg van De Miranda zou iets langer duren, welgeteld drie dagen. Onder leiding van de wrede Van Es moest De Miranda de volgende dag aan het werk in het beruchte Jodencommando. De lichamelijke arbeid was veel te zwaar voor de 67-jarige en hij bleef het mikpunt van psychische en fysieke mishandelingen. Op 2 november werd hij volgens getuigen in een bouwput gesmeten, die half onder water stond. Daar werd hij bekogeld met stenen en zand. Bebloed en bewusteloos werd De Miranda die dag nog in een kruiwagen de appelplaats opgereden. Na de telling deponeerden ze hem in de rozentuin.

Pas na het eten haalden medegevangenen en ziekenverzorgers hem daar op en brachten hem naar de ziekenbarak. Maar Van Es, die in Kamp Amersfoort ‘Teun de Knuppelaar’ heette, en twee SS’ers met de ludieke bijnamen ‘de Kerstman’ en ‘Popeye the Sailorman’ vonden het nog niet genoeg. In de badruimte bespoten ze De Miranda’s linkerborst met ijskoud water en daarna ook met heet water. De gevangene overleefde het niet. Zijn lichaam verdween in een massagraf op het kamp. De administratie noteerde als doodsoorzaak ‘hartzwakte’.

Medegevangene Elie Cohen brengt De Miranda terug naar Kamp Amersfoort. Tekening door Jacques Kopinsky. Collectie Museum Flehite, Amersfoort
Medegevangene Elie Cohen brengt De Miranda terug naar Kamp Amersfoort. Tekening door Jacques Kopinsky. Collectie Museum Flehite, Amersfoort.

Een paar maanden eerder had de hoofdredacteur van De Telegraaf Jaap Goedemans de vooroorlogse erfpachtcampagne tegen De Miranda nog aangegrepen om zijn schorsing als journalist aan te vechten. Hij was in de problemen gekomen door een parallel te trekken tussen de weerstand tegen de Spanjaarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog en het verzet tegen de Duitsers. Nu wees hij de autoriteiten erop dat hij wethouder De Miranda tot aftreden had gedwongen door aan te tonen dat die zich aan corruptie had schuldig gemaakt. ‘Eerst nadat ik alle feiten aan het licht had gebracht, hebben anderen er zich mee bezig gehouden.’ Goedemans probeerde zich met halve waarheden als bruine bondgenoot te bewijzen. Het werd hem bij de Bijzondere Rechtspleging na de bevrijding flink kwalijk genomen. 

Naar de wethouder, die het middelpunt was van de erfpachtkwestie, werden na de oorlog een zwembad, een laan en een paviljoen vernoemd, allemaal op een steenworp van elkaar in de Amsterdamse Rivierenbuurt. Een paar jaar geleden gingen stemmen op voor een standbeeld van De Miranda. Maar tot een concreet plan daarvoor kwam het nog niet.    

Meer weten

  • Monne de Miranda. Een biografie (1993) door Gilles Borrie beschrijft het leven van de sociaal-democratische wethouder.
  • Het hoofd van de stad (2008) door Harm Kaal behandelt Amsterdam en burgemeester Willem de Vlugt tijdens het interbellum.
  • Het geheim van De Telegraaf. Geschiedenis van een krant (2009) door Mariëtte Wolf gaat ook in op de niet altijd frisse traditie van campagnejournalistiek bij dit dagblad.

Openingsafbeelding: De Miranda houdt een emotionele toespraak, 1927.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2024