Home Dossiers De Opstand De list van Maurits

De list van Maurits

  • Gepubliceerd op: 24 september 2013
  • Laatste update 17 jun 2022
  • Auteur:
    Marit van Ekelenburg
  • 13 minuten leestijd
De list van Maurits
Cover van
Dossier De Opstand Bekijk dossier

Op 3 maart 1590 hielden 75 soldaten zich schuil in een turfschip in de haven van Breda. Toen de nacht viel, kwamen ze tevoorschijn en verdreven de Spaanse bezetters uit de stad. Het is een vaak verteld en veel geromantiseerd heldenverhaal.

Het relaas over het Paard van Troje is een van de bekendste uit de Griekse mythologie. De held Odysseus verborg zich met zijn soldaten in een gigantisch houten paard, dat de Grieken achterlieten voor Troje, de stad waar ze al tien jaar mee in oorlog waren. Daarna zeilden ze zogenaamd weg. De argeloze Trojanen zagen het Paard aan voor een cadeau aan de godin Athene en haalden het binnen. Zo bezegelden ze hun eigen ondergang.

Prins Maurits kwam in 1590 met een vergelijkbare list om Breda op de Spaanse bezetters te veroveren. Maurits’ houten paard was een turfschip. In plaats van argeloze Trojanen was er sprake van een bezettingsleger met een dringende behoefte aan brandstof. En Maurits presenteerde zich als Hollandse Odysseus: sluw en toegewijd aan de Nederlandse zaak.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

 

Maurits presenteerde zich als Hollandse Odysseus: sluw en toegewijd aan de Nederlandse zaak

 

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog was Breda regelmatig het strijdtoneel van de legers van Filips II en van de opstandige Nederlandse gewesten. In 1581 werd het gevecht beslist in het voordeel van de Spanjaarden. Het verlies van deze belangrijke vestingstad was moeilijk te verkroppen voor de leider van de Opstand, Willem van Oranje. Hoewel hij vrij snel na de inname met zijn luitenant-generaal, Filips van Hohenlohe-Neuenstein, correspondeerde over een mogelijk nieuw aanvalsplan, kwam het er niet van. Breda bleef voorlopig in Spaanse handen.

De voorbereidingen

In de nazomer van 1589 – vijf jaar na de moord op Willem van Oranje – begonnen de plannen voor de herovering van Breda vorm te krijgen. De zoon van Willem, de 22-jarige stadhouder prins Maurits, besprak de mogelijkheden met landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt. Tot dat moment had Maurits als kapitein-generaal nog weinig noemenswaardige overwinningen op zijn naam staan. De herovering van Breda bood hem kans zich te bewijzen als bevelhebber en zou ook goed zijn voor het moreel in de Republiek.

Maar wat was de beste aanpak? Zijn vader had over de kwestie in de correspondentie met Van Hohenlohe het volgende geschreven: ‘Ik heb met genoegen vernomen dat u met enige personen in Breda goed contact onderhoudt. Zou iemand in staat zijn de waterpoort bij het kasteel en de sluitboom die ervoor ligt in een donkere nacht open te krijgen, dan moet er een manier zijn om per schip binnen het kasteel te kunnen komen. De schildwacht moet dan wel op onze hand zijn. Dit heb ik u al enige tijd willen schrijven, opdat u daaraan denkt.’ Hoewel niet is na te gaan of Maurits af wist van het bestaan van deze brief, lijken de plannen er wel op gebaseerd.

 

De onderneming was niet zonder risico, maar als het plan slaagde zou het als legendarische krijgslist de geschiedenisboeken in gaan

 

Het idee was om een turf- of houtschip met vracht naar Breda te laten varen en tussen de lading een stuk of zeventig soldaten te verstoppen. Eenmaal binnen zouden zij de poorten openen om de rest van het leger binnen te laten. De onderneming was niet zonder risico, maar als het plan slaagde zou het als legendarische krijgslist de geschiedenisboeken in gaan.

Nu moest Maurits nog op zoek naar een geschikte schipper. Deze werd al snel gevonden in de persoon van Adriaan van Bergen. Van Bergen staat in verschillende publicaties te boek als de bedenker van de list met het turfschip. Dit lijkt, zeker met het oog op de eerder genoemde brief van Willem van Oranje, niet waarschijnlijk. Van Bergen was in elk geval wel geschikt voor de taak.

Tijdens de Opstand wordt regelmatig gevochten om Breda. Ca. 1518-1520.

Hij voer al jaren met turf naar Breda en de bezetters vertrouwden hem inmiddels zozeer dat ze zijn lading slechts oppervlakkig controleerden. Met zijn twee neven zou hij de vaart vanaf het Zwartenbergse Veer – dat ten noorden van Etten-Leur lag – tot binnen de poorten van Breda verzorgen.

Het werd te riskant geacht als prins Maurits bij de soldaten tussen de turf kroop. Als de operatie mislukte, zouden de bezetters immers een belangrijke troef in handen hebben. Daarom werd Karel de Héraugière aangesteld als aanvoerder van de soldaten. Hij was een edelman uit Kamerijk, die in het gevlij wilde komen bij Maurits.

 

Het werd te riskant geacht als prins Maurits bij de soldaten tussen de turf kroop

 

Al snel waren de voorbereidingen in volle gang: een pleit – een zeilende vrachtschip voor de binnenwateren – van negentien bij vier meter werd vertimmerd om ruimte te maken voor de soldaten en Héraugière zocht de mannen uit die met hem de list zouden uitvoeren.

Op 23 februari 1590 was het zover: Adriaan van Bergen had een bestelling turf ontvangen vanuit Breda. De inscheping werd in gang gezet en Maurits vertrok met zijn hellebaardiers richting Dordrecht als afleidingsmanoeuvre. Slechts weinigen waren op de hoogte van de voorgenomen list, en dit wilde Maurits zo lang mogelijk volhouden. Bovendien konden eventuele spionnen zo op het verkeerde been worden gezet.

Zenuwen in het ruim

In de avond van 25 februari zouden 75 soldaten onder leiding van Héraugière aan boord gaan, maar schipper Adriaan was nergens te bekennen. Pas na een paar uur werd hij gesignaleerd: hij had zich naar eigen zeggen verslapen, maar het is aannemelijker dat hij te veel had gedronken of dat hij bang was geworden. Een dag later konden ze wel inschepen, maar bemoeilijkten vorst en een lage waterstand de afvaart. Ze moesten dus wachten.

Uiteindelijk kon het schip pas op vrijdag 2 maart vanaf het Zwartenbergse Veer afvaren. Na een voorspoedige tocht sloot in de middag van 3 maart de laatste sluitboom voor Breda achter de pleit. Het schip werd gecontroleerd; gelukkig kreeg de korporaal die het turfschip moest controleren geen argwaan – iets wat hem later duur zou komen te staan. Zonder verdere inspectie mocht het schip doorvaren naar de sluis voor het kasteel. Het garnizoen in het Bredase kasteel had nog steeds geen flauw benul wat hun die avond te wachten stond.

 

Het waterpeil in het ruim steeg tot kniehoogte, en hier en daar begonnen de soldaten angstig te worden

 

Toen de schippers zich al bijna binnen de muren waanden, stuitte de pleit op een zandbank. Het bomen haalde weinig uit, dus zat er niets anders op dan te wachten tot het waterniveau voldoende was gestegen om verder te gaan. De soldaten zaten inmiddels al een behoorlijke tijd in een verkrampte houding te bibberen en de situatie werd er niet beter op toen er ijskoud water het ruim in stroomde. Het waterpeil in het ruim steeg tot kniehoogte, en hier en daar begonnen de soldaten angstig te worden.

De schippers moesten als bezetenen pompen om het water uit de pleit te krijgen. Dit pompen was een geluk bij een ongeluk: het lawaai dat ermee gepaard ging, maskeerde de geluiden van de ongeduldige, bange jongemannen benedendeks. Bovendien waren veel soldaten aan het hoesten geslagen. Een van de luitenants, Mathijs Helt, moest zelfs zoveel hoesten dat het verhaal ging dat hij de soldaten in het ruim ‘zijn ponjaard bood om hem daarmede te doorsteken’, om zo de list niet te verraden. Maar niemand wilde dit doen.

Maurits door Michiel van Mierevelt.

Gelukkig steeg het water en konden de schippers de pleit van de zandbank krijgen. Eenmaal voor de sluis werd het schip door soldaten van de bezetters – geen Spanjaarden, maar voornamelijk Italiaanse huurlingen – naar binnen getrokken, de kleine haven bij het kasteelterrein in. De turfdragers stonden al klaar op de kade om hun handen uit de mouwen te steken. In het schip was het plotseling een stuk stiller…

 

Van Bergen had het gevaar in de smiezen en overtuigde de dragers er met een babbel en wat drinkgeld van de rest van het werk de volgende dag te doen 

 

De turfdragers losten in een mum van tijd een groot deel van de lading. De jongemannen in het ruim hielden hun adem in toen door de spleten van de luiken steeds meer licht naar binnen viel. Als de dragers zo doorgingen, zouden ze hen spoedig zien. Van Bergen had het gevaar in de smiezen en overtuigde de dragers er met een mooie babbel en wat drinkgeld van dat de rest van het werk ook de volgende dag kon worden gedaan.

Het voordeel van carnaval

De turfdragers stemden gretig in met dit plan: met het oog op de carnavalsviering die avond wilden ze de klus best uitstellen. Dat de list door de week uitstel samenviel met carnaval werkte onbedoeld in het voordeel van de aanvallers. Door de drukte in de straten viel het niet op dat een van de schippers de stad verliet; hij wilde Maurits gaan waarschuwen. Nu was het wachten tot de nacht zijn intrede deed.

Ondertussen werd ook flink carnaval gevierd door de Bredase bestuurders en de vervangend gouverneur, de Italiaan Paulo Antonio Lanciavecchia. Paolo’s vader, de eigenlijke gouverneur, was er met zijn leger op uitgetrokken omdat hij vermoedde dat Maurits een aanval op Geertruidenberg voorbereidde. Maurits’ afleidingsmanoeuvre richting Dordrecht had hem op het verkeerde been gezet – precies wat de bedoeling was.

 

De gouverneur was er met zijn leger op uitgetrokken omdat hij vermoedde dat Maurits een aanva op Geertruidenberg voorbereidde

 

Rond middernacht klauterden de jongemannen op bevel van Héraugière op de kade. De groep werd in tweeën gesplitst. Twee jonge kapiteins kregen de leiding over de helft van de mannen. Zij moesten de schildwachten bij het noordwestelijke bastion overmeesteren en de haven onder controle krijgen. Met de andere helft vertrok Héraugière naar de buitenpoort om de toegang tot de stad in handen te krijgen.

Qui va là?’ klonk het plotseling in het donker. Het was een van de Italiaanse wachten die mogelijk het schip in wilde sluipen om achtergebleven turfresten te stelen. Héraugière kwam snel in actie. De wacht werd gegrepen en gedood om de aanwezigheid van de soldaten niet te verraden. Maar dat mocht niet baten: er was al alarm geslagen.

 

Musketschoten maakten abrupt een einde aan het feestgedruis en er brak paniek uit

 

De gevechten braken daarop in alle hevigheid los. Musketschoten maakten abrupt een einde aan het feestgedruis en er brak paniek uit. Het verrassingseffect kon ten volle worden benut; de bezettende soldaten hadden geen idee wat hun overkwam. Héraugière wilde geen enkel risico nemen om de missie in gevaar te brengen en gaf bevel door de deuren van de wachthuizen heen te schieten. De smeekbedes die vanachter de deur klonken werden genegeerd; elke ziel werd gedood.

Paulo Antonio was bij het horen van de eerste schoten het kasteel in gevlucht en deed verwoede pogingen zijn eigen leven en dat van een paar van zijn mannen te redden. Toen hij inzag dat zijn situatie hopeloos was, koos hij eieren voor zijn geld: na korte onderhandelingen betaalde hij Héraugière een flinke som losgeld voor zijn vrijheid. Hij vluchtte zo snel als hij kon de stad uit.

De soldaten in het turfschip moeten zo hard hoesten dat ze zichzelf dreigen te verraden. Prent door Simon Fokke uit 1753.

Er waren aan de kant van de Zuid-Europeanen op dat moment 37 doden gevallen. Héraugière had daarentegen maar één man verloren: bij het uitschepen was een soldaat in het water gekukeld en verdronken. De stemming zat er bij Héraugière en zijn mannen goed in; ze proefden al bijna de overwinning. Van Hohenlohe stond met zijn leger inmiddels klaar bij de veldpoort aan de noordzijde om de stad over te nemen. Onder luid trompetgeschal van het ‘Wilhelmus’ kwam ook even later Maurits aan met zijn leger. Het stadsbestuur kon niet langer ontkennen dat Breda was ingenomen; het pleit was beslecht.

 

Onder luid trompetgeschal van het ‘Wilhelmus’ kwam even later Maurits aan met zijn leger 

 

Om een plundering van de stad te voorkomen – de rooftocht van de Spanjaarden in 1581 stond velen nog helder voor de geest – betaalden de Nederlandse stadsbestuurders de overwinnaars 16.000 gulden: twee maanden soldij voor alle soldaten. Ook accepteerden zij de eis van Maurits dat in Breda zoveel bezettingstroepen werden gelegerd als hij nodig achtte.

Het stadsbestuur kwam er, hoewel het een flinke aderlating had moeten ondergaan, nog redelijk vanaf. Minder fortuinlijk waren de officieren die verantwoordelijk waren voor het Bredase garnizoen en de arme korporaal die de soldaten niet tussen de turf had opgemerkt. Zij werden in Brussel publiekelijk onthoofd. Paulo Antonio werd gespaard, maar wel ontzet uit het bevel over zijn compagnie.

 

Met maar enkele gewonden en één dode te betreuren was de operatie zeer succesvol gelopen

 

In Breda werd de vijand dus op dezelfde manier overrompeld als in Troje: door soldaten in een onverwachte verpakking te verbergen. Met maar enkele gewonden en één dode te betreuren was de operatie zeer succesvol gelopen. Héraugière werd beloond met het gouverneurschap van Breda en de schippers kregen een leuke som geld mee.

En Maurits? Zijn reputatie als veldheer was ondanks zijn jeugdige leeftijd nu definitief gevestigd. De Staten-Generaal stelden meer gelden beschikbaar voor het leger. Zo konden meer successen worden behaald. De herovering van Breda zorgde voor de morele overwinning die de Nederlandse gewesten nodig hadden. Geromantiseerd en veelvuldig bezongen en verteld is de list met het turfschip van Breda een trotse bladzijde uit de vaderlandse geschiedenis geworden.

Meer lezen:

In Het Turfschip van Breda. Kritische beschouwing op reeds bestaande publicaties (2007) vergelijkt A.L. Schets verschillende publicaties over het turfschip van Breda. Hij stuit hierbij op opvallende verschillen, die hij met gebruik van historische bronnen beredeneert. Hij vraagt zich af wat feit en wat fictie is in het legendarische verhaal.

In Verzameld verleden. Veertig gedenkwaardige momenten en figuren uit de vaderlandse geschiedenis (2004), onder redactie van Els Kloek, schrijven verschillende historici over gedenkwaardige momenten uit de Nederlandse geschiedenis. Van Karel de Grote tot de moord op Pim Fortuyn – veel memorabele gebeurtenissen passeren de revue. Het turfschip van Breda ontbreekt dan ook niet: Peter-Paul de Baar schrijft er een bondig stuk over.

Het Turfschip van Breda (2001) onder redactie van J.F. Grosfeld, W. Klinkert en J.P. Meeuwisen bevat verschillende essays met prachtig beeldmateriaal. De gebeurtenissen in Breda worden verfrissend beschreven.