Home Dossiers Franse tijd De laatste stadhouder Willem V (1748-1806)

De laatste stadhouder Willem V (1748-1806)

  • Gepubliceerd op: 29 november 2007
  • Laatste update 16 feb 2024
  • Auteur:
    Edwin van Meerkerk
  • 14 minuten leestijd
De laatste stadhouder Willem V (1748-1806)
Napeolon op paard
Dossier Franse tijd Bekijk dossier

Erfstadhouder Willem V (1748-1806) werd in eigen tijd verguisd en geldt nog altijd als mislukkeling. Deze besluiteloze man was echter niet alleen de ‘sufferd’ voor wie koningin Wilhelmina hem later zou uitmaken. Willem V was een belezen man met veel gevoel voor humor, die zich zeer bewust was van zijn beperkingen.

Er leek een pak van zijn hart te vallen toen Willem V in de gure januarimaand van 1795 voet aan wal zette in Engeland. Iedere andere vorst die voor de rest van zijn leven in ballingschap was gegaan, was als een verslagen man aan land gestapt. Vernedering en wraakzucht zouden zijn geest hebben beheerst.

Zo niet Willem V, voormalig erfstadhouder van de Republiek der Verenigde Nederlanden. In zijn eerste brief, aan dochter Louise in het verre Brunswijk, lijkt hij meer belang te hechten aan de kerkdienst die hij had gemist vanwege de overhaaste vlucht dan dat hij bezig was met de vraag of en hoe hij ooit terug zou kunnen keren. Met kennelijke graagte citeren historici van later tijd dan ook Willems vrouw Wilhelmina, die kort na aankomst in Engeland schreef: ‘De filosoof Willem danst naar hartenlust.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wie was die man, die zo weinig realiteitszin had dat hij, geboren in het gespreide bedje van het erfelijk stadhouderschap, tot tweemaal toe werd afgezet en daarop geen andere reactie wist dan te gaan dansen? Als we bij stadhouder Willem V zelf te rade gaan, is het antwoord snel gevonden. ‘Hij ziet het onderscheid niet tussen het beroep van staatshoofd en dat van een eenvoudige klerk,’ schreef hij over zichzelf. Dat beeld wordt in andere bronnen steeds weer bevestigd.

Ook latere generaties zagen geen reden het bij te stellen. Zo bleef Willem V de enige Oranje van wie geen biografie werd geschreven. Een ‘sufferd’ vond zijn verre nazaat koningin Wilhelmina hem, en maar weinigen spraken haar tegen. De laatste Oranje van het ancien régime was een leider zonder gezag, een vorst zonder macht en een bevelhebber zonder daadkracht.

De belangrijkste verklaring voor Willems onvermogen is zijn omgeving. Omdat stadhouder Willem IV overleed toen zijn enige zoon pas drie jaar oud was en ook diens echtgenote, Anna van Hannover, Willem V op jonge leeftijd ontviel, werd de toekomstige stadhouder grotendeels opgevoed door Lodewijk Ernst, hertog van Brunswijk. Deze potige krijgsheer diende al onder Willem IV als bevelhebber van het Staatse leger en voornaamste adviseur van de stadhouder. Als gouverneur namens de minderjarige Willem V kreeg de ‘dikke hertog’ vrij spel.

De erfstadhouder, opgegroeid in de schaduw van zijn dominante oom, durfde ook na zijn achttiende verjaardag niet zelfstandig beslissingen te nemen, en verplichtte zich in de Acte van Consulentschap zijn oom als voornaamste adviseur te behouden. Aldus groot geworden aan een hof dat hij zelf later typeerde als dat van een ori?ntaals despoot, zou hij pas aan de invloed van de hertog van Brunswijk worden onttrokken toen zijn vrouw, Wilhelmina van Pruisen, op het politieke toneel verscheen. De sterke posities van Brunswijk en Wilhelmina versterken eens te meer het beeld van de zwakke stadhouder.

Ongelezen stukken

De jaren 1784-1787 vormen het scharnierpunt in de Nederlandse geschiedenis van de achttiende eeuw. Het verzet tegen het bewind van Willem V en diens adviseur Brunswijk kreeg een veel ideologischer kleur dan eerdere staatsgezinde tegenstand ooit had gehad. Onder de vlag van het patriottisme wist de anti-stadhouderlijke partij zich met succes een aantal traditioneel Oranje-gekleurde onderwerpen toe te eigenen, zoals vaderlandsliefde en eenheid. De enige overwinning tijdens de Vierde Engelse Oorlog, de Slag bij de Doggersbank, werd alom gevierd als een overwinning ondanks het bewind van de stadhouder.

Voor Willem V was de patriottentijd juist de periode van zijn politieke bewustwording. In de eerste jaren na zijn formele ambtsaanvaarding in 1766 schermde de hertog van Brunswijk hem af van het politieke bedrijf. Willem liet zich deze positie in de marge duidelijk welgevallen, en Wilhelmina wist hem er pas na het midden van de jaren 1770 toe te bewegen zich meer in staatszaken te verdiepen. Tot dan toe puilden de kasten in Willems werkkamer naar verluidt uit van de ongelezen stukken. Zijn persoonlijk secretaris De Larrey werd regelmatig tot wanhoop gedreven als papieren zoekraakten in het kantoor van de prins.

De afgezonderde opvoeding die Willem had genoten uitte zich, nu hij zich meer met zijn ambt ging bemoeien, allereerst in een star formalisme. Hij was geen man van de praktijk en benaderde alle problemen vooral vanuit een juridisch en historisch perspectief. Daar is hij dan ook algemeen om bekend. Wat echter even belangrijk was in zijn dagelijks functioneren was het vermogen met een kritische afstand naar zijn eigen werk te kijken. Was Willems stijfkoppigheid grond voor veel kritiek, en de reden dat figuren uit het politieke middenveld van de stadhouderlijke partij verwijderd raakten, de tweede eigenschap maakte van Willem V een uniek commentator op het politieke leven van zijn tijd. Zijn typeringen van regenten tijdens audi?nties en diners waren scherp en humoristisch, maar hij ontzag vooral zichzelf niet.

Geholpen door zijn fenomenale geheugen – ook tegenstanders roemden Willem V om zijn intellect – was de stadhouder op de hoogte van de kleinste details van het politieke bedrijf. Zijn conclusie: veel zin had het niet om te proberen dingen te veranderen: ‘Begaf ik mij al eens in ’t gevoelen van Hollandt, dan hadde ik Zelandt wederom teges mij,’ verzuchtte hij eens. Liever hield hij zich bezig met kwesties als de verdeling van de Nijmeegse raadszetels vijftig jaar eerder. Hij excelleerde in de kennis van geschiedenis en staatsrecht.

Met zijn toch al conservatieve inborst was Willem steeds geneigd de zaken bij het oude te laten. Dat is ook de achtergrond van de Acte van Consulentschap, het contract waarmee de hertog van Brunswijk zijn positie veiligstelde. Voor Willem was het de geruststellende bevestiging dat er met zijn meerderjarigheid niets hoefde te veranderen. Dat het contract op de buitenwereld kon overkomen als een bedreiging voor de politieke vrijheid, kwam niet in hem op. Maar toen het bestaan van de Acte in 1784 onthuld werd, sloeg de vlam in de pan. En dat leidde tot het ontslag van de hertog en, een jaar later, het vertrek van het stadhouderlijk hof uit Den Haag.

Vrijwel alles wat de stadhouder en zijn entourage in deze jaren ondernamen verkeerde in hun nadeel. Het dieptepunt hiervan was wel de bruuske actie die Willem als kapitein-generaal ondernam tegen de Veluwse stadjes Hattem en Elburg. Deze sloegen in 1786 een besluit van de Gelderse Staten in de wind. De Landdag – het Gelderse parlement – verzocht Willem V op te treden. De stadhouder die altijd was getekend door besluiteloosheid, nam nu plotseling wel het heft in handen en liet zijn troepen Hattem en Elburg beschieten en plunderen.

De onbesuisde actie luidde de gewelddadige slotfase in van de strijd met de patriotten. In plaats van rust te brengen door zijn daadkrachtige optreden bracht Willem V zijn land in een toestand van burgeroorlog. Ook al keerden Willem V en Wilhelmina in 1787 – na een ballingschap van anderhalf jaar – dankzij de troepen van Wilhelmina’s broer Frederik Willem II van Pruisen zegevierend terug in Den Haag, hun gezag was op dat moment al voorgoed aangetast.

Decadente vorst

De oplopende politieke spanning in de Republiek, mede veroorzaakt door Willems starre houding en besluiteloosheid, legde grote druk op de stadhouder. Geregeld gaf hij aan zijn ambt niet te hebben gewild. Tijdens een audi?ntie, kort na het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog, had de prins het zo te kwaad dat hij drie tot vier keer achtereen herhaalde: ‘Ik wenschte dat ik doodt waere, dat mijn vaeder nimmer stadhouder was geworden. Ik voele, ik ben daertoe niet bekwaem.’
Willem V was de wanhoop soms wel nabij, maar in deze uitbarsting toont hij zich ook een man die hield van dramatische overdrijving. Niet voor niets was hij een liefhebber van toneel, zowel als toeschouwer in de zaal als op de planken. De prins kon zich helemaal laten meeslepen door een rol en liet staatszaken soms zelfs liggen als hij moest oefenen.

Een goede aanleiding om het politieke bedrijf te ontvluchten was het hofleven, met zijn bals, recepties, muziek- en toneeluitvoeringen en diners. Met zichtbaar genoegen nam Willem hieraan deel en voerde vaak het hoogste woord. Tijdens een van deze gelegenheden vatte de stadhouder het plan op een romantische affaire te hebben. Het ging hem niet zozeer om de affaire zelf als wel om het pathos waarmee hij zich hierin kon storten. Het onderwerp van zijn affectie werd freule Stans van Lijnden, de dochter van een vooraanstaand Oranje-aanhanger. Naar eigen zeggen koos Willem juist haar uit om er niet van verdacht te kunnen worden daadwerkelijk verliefd te zijn – ze was geen grote schoonheid.

Geheel in de geest van de laat-achttiende-eeuwse romantiek dweepte Willem te pas en te onpas met zijn gevoelens voor de freule. Hij maakte dagelijks een wandeling langs haar huis en gedroeg zich als een hopeloos verliefde puber – van 33 jaar. Hele audiënties gingen op aan bespiegelingen over de liefde die de freule wellicht ook voor hem zou voelen. Willems omgeving was verbijsterd, prinses Wilhelmina voorop.

Opnieuw groef Willem met de affaire-Stans van Lijnden onbedoeld zijn eigen graf. Tegenstanders stortten zich op de verzonnen affaire, er verschenen spotprenten, en het beeld van de oververhitte decadente vorst was geboren. En dat terwijl Willem de zaak nooit had gezien als iets politieks. Voor hem lijkt de affaire tot het einde toe het karakter van een geslaagde grap te hebben gehad.

Wilhelmina vond de hele zaak ’te belachelijk om over te praten’, en ook zij nam het erotisch karakter ervan niet serieus. Wat haar vooral lijkt te hebben gestoord in de spielerei van haar echtgenoot met Stans van Lijnden was zijn gebrek aan aandacht voor de ernst van de dagelijkse politieke praktijk. In het militaire en diplomatieke isolement waarin de Verenigde Nederlanden zich aan het begin van de jaren tachtig bevonden, paste het een vorst niet zich met dit soort zaken bezig te houden. Daarin toonde zij zich een erfgename van de Pruisische koning Frederik II, aan wiens hof zij was opgevoed. Frederik was in zijn jeugd een groot liefhebber van muziek en filosofie, maar nam de generaalshoed op toen het landsbelang dat van hem vergde.

Emotionele uitbarstingen

Ondanks zijn aanhoudende vluchtgedrag drong het in de loop van de jaren 1780 ook tot Willem V door dat hij niet langs de zijlijn kon blijven staan. Begon hij zich al voor het gedwongen vertrek van de hertog van Brunswijk steeds meer met staatszaken bezig te houden, na 1784 deed hij verwoede pogingen zich als een echte stadhouder te gedragen. Voor een aantal gematigde regenten was hij ook het logische aanspreekpunt voor hun klachten over het machtsmisbruik door hertog Lodewijk Ernst van Wolfenb?ttel, die vriendjespolitiek bedreef en buiten de Staten-Generaal en de Staten van Holland om aan de touwtjes probeerde te trekken.

De stadhouder was terdege doordrongen van de frustraties die leefden onder de regenten, maar in plaats van hun gelijk te geven, nam hij het op voor de hertog en stuurde hen weg. De vertegenwoordigers van Hollandse steden die bij herhaling op audiëntie verschenen werden naar huis gezonden door Willem, die de regels goed kende: van een dergelijke ad-hocdelegatie was nergens in de staatsregelingen sprake, dus bestond ze niet.

Voor Willem V speelde bij de weigering te luisteren naar de regenten meer mee dan een krampachtig vasthouden aan de letter van de wet. Hij hechtte ook zeer aan de familieband met Brunswijk, die hij beschouwde als zijn tweede vader. Ook diens lange staat van dienst gold voor de conservatieve stadhouder als grond voor vertrouwen. In zijn ongenuanceerde en eenzijdige meningen werd hij uiteraard herhaaldelijk bevestigd door de hertog, die zijn goede trouw en nauwe band benadrukte tijdens de dagelijkse contacten met zijn voormalige pupil.

De stadhouder voer in deze kwesties op zijn gevoel, doof voor redelijke argumenten en blind voor de veranderingen om hem heen. Als hij werd overspoeld door zijn oprechte emoties, die in deze jaren veelal tot uiting kwamen in woede- en paniekaanvallen, hield zijn omgeving hem slechts met de grootste moeite overeind. Zijn kamerheer Van Heiden Reinestein beschrijft de reactie van de prins op een van de vele conflicten met de stad Amsterdam tijdens de Vierde Engelse Oorlog als volgt: ‘Zijne Hoogheid is misnoegd over hun handelwijze, vindt deze doortrapt en raakt hevig opgewonden door de weerzin die obstakels van allerlei aard bij hem oproepen. De Prins stort zijn hart daarover uit tegenover de Heer de Larrey, senior, en mij.’ Pas na een indringend gesprek van vijf kwartier kregen Larrey en Van Heiden Reinestein de stadhouder weer tot bedaren.

Dergelijke uitbarstingen waren geen uitzondering in deze dagen. Zo schoot Willem vol bij het zien van een groep boeren uit het dorp Dieren, die bij het vertrek van de pasgetrouwde Louise naar Brunswijk in 1790 een erehaag wilden vormen. De tranen van haar vader zouden in volgende jaren spreekwoordelijk worden in de familiecorrespondentie.

De prins wist zich naarmate de politieke druk groter werd steeds minder raad met zichzelf en de situatie. Uitbarstingen van woede, wanhoopsaanvallen en vluchtgedrag kenmerken hem in de tweede helft van de jaren 1780. Omgeven door adviseurs die hem geen eenduidig advies konden geven, vol wantrouwen tegen vrijwel iedereen om hem heen, zag Willem V ook wel in dat hijzelf de grootste hindernis vormde voor zijn positie. Tekenend is een moment waarop Wilhelmina hem aantrof voor de spiegel. Het was het jaar waarin het stadhouderlijk gezin de wijk had genomen naar de Nijmeegse Valkhofburcht. Op zeker moment zag de prinses haar man lachen naar zijn eigen spiegelbeeld. Op haar vraag wat hem zo amuseerde, antwoordde de prins: ‘Kijk toch eens, wat een rare sufferd als partijleider.’

Lange wandelingen

Het mag dan geen wonder heten dat het voor Willem V in elk geval ten dele een opluchting was toen hij in 1795 ten tweeden male, en nu definitief, in ballingschap werd gedreven. Had hij niet al veel eerder verzucht ‘dat ’t best was als ik maer weg was en dat ik ging kool planten in mijne eijge erflanden’? Terwijl Wilhelmina in Londen, en later vanuit slot Oranienstein, bleef ijveren voor herstel van het stadhouderschap en erfprins Willem Frederik, de latere koning Willem I, alles deed om compensatie te krijgen in de vorm van land en titels, genoot de afgezette stadhouder van de lange wandelingen die hij in de omgeving kon maken. Eindelijk was hij vrij!

Volgens de geschiedenisboekjes zou hij nog wel in de weer zijn geweest tegen de Franse bezetter. Hij deed vanuit het paleis van Kew, kort na aankomst in 1795, brieven uitgaan naar de koloni?n om hun te vragen de Engelse bezetting te accepteren. In 1801 verzond hij brieven aan oude medestanders in de Republiek om hen aan te sporen weer politiek actief te worden, de zogeheten ‘brieven van Oranienstein’. Beide brieven schreef hij echter niet zelf: ze werden opgesteld door Wilhelmina en anderen in zijn omgeving. De voormalige stadhouder had er geen bemoeienis meer mee en zette gedwee zijn handtekening als zijn vrouw dat vroeg.

Geen moment lijkt Willem V zijn machtspositie te hebben gemist. Het enige wat hem pijn deed, was de dreiging dat hij, onder druk van de napoleontische veroveringen, de naam ‘Oranje’ kwijt zou raken. ‘Ik ben te oud om mijn naam te veranderen en om niet meer te ondertekenen zoals ik al ongeveer vijftig jaar doe: G. Pr. d’Orange,’ zo schreef hij zijn zoon in 1801. Voor Willem was het geen titel meer, maar een naam.

Met een mengeling van boosheid en verdriet sloeg hij dan ook de pogingen van zijn oudste zoon gade om een nieuwe positie te verwerven als vorst van Fulda. Op zo’n manier van identiteit te wisselen stuitte de oude stadhouder tegen de borst. Het zou bijna tot een breuk leiden tussen vader en zoon. Nadat de laatste voor zijn pogen uiteindelijk was beloond met het koningschap van de nieuwe Nederlandse staat, is hij dan ook niet betrapt op nostalgie naar zijn vaders bewind. Liet hij zijn moeder Wilhelmina, in 1820 op Het Loo overleden, naderhand herbegraven in Delft, zijn in Brunswijk overleden vader liet hij ongemoeid. Die zou pas in 1958 zijn laatste rustplaats op vaderlandse bodem vinden.