Home De gewelddadigste eeuw ooit

De gewelddadigste eeuw ooit

  • Gepubliceerd op: 1 juni 2007
  • Laatste update 25 mei 2023
  • Auteur:
    Willem Melching
  • 6 minuten leestijd

Niall Ferguson is een van die Britse historici die meer tijd lijken door te brengen in vliegtuigen en televisiestudio’s dan in archieven en bibliotheken. Schijnbaar moeiteloos produceert hij een eindeloze stroom boeken, televisieseries en krantenartikelen. Hij is verbonden aan drie topuniversiteiten (Harvard, Oxford en Stanford), is als karikatuur vereeuwigd in de film The History Boys en heeft volgens zijn eigen website ook nog kans gezien drie kinderen op de wereld te zetten. Niet gering voor een 42-jarige.




Na een aantal degelijke studies over de economische en politieke geschiedenis van Duitsland in de negentiende eeuw boekte hij in 1995 zijn eerste grote publieke succes met een bundel vol met speculaties over het verleden, de zogeheten virtual history. In 1997 volgde een baanbrekend boek. Wie geïnteresseerd is in de Eerste Wereldoorlog, kan niet om dit ijzersterke Pity of War heen. Een verfrissend en krachtig werk, waar op uiterst provocatieve toon een aantal idées reçues over de Eerste Wereldoorlog overboord werd gegooid. Typerend was Fergusons conclusie dat Groot-Brittannië beter buiten de oorlog had kunnen blijven. De Eerste leidde immers tot de Tweede Wereldoorlog, en daarmee werd de onvermijdelijke uitkomst – ‘een verenigd Europa onder Duitse leiding’ – alleen maar met tachtig jaar vertraagd. Kortom, never a dull moment met Ferguson. 
            Niet alles wat hij schrijft is echter even sterk. Een trilogie over opkomst en ondergang van (financiële) wereldrijken was tamelijk saai. Maar met dit laatste boek heeft Ferguson de slag weer te pakken. Gesteund door twaalf researchassistenten en vier vertalers doet hij een grote greep in de geschiedenis van de laatste honderd jaar.

De 50-jarige oorlog

Ferguson probeert te verklaren waarom de twintigste eeuw niet alleen de meest welvarende, maar ook de meest gewelddadige uit de menselijke geschiedenis is geweest. In tegenstelling tot veel collega’s gaat hij min of meer voorbij aan ideologische en politieke verklaringen. Hij concentreert zich op drie langetermijnfactoren: etnische conflicten, economische volatiliteit, en wereldrijken-in-verval. Gebieden als de Balkan, waar verschillende minderheden en rijken samenkomen, omschrijft hij veelbetekenend als de ‘breuklijn tussen de tektonische platen van grote imperia’. Hier zijn oorlog en geweld voorgeprogrammeerd. 
            De grondtoon van het boek is pessimistisch, de industriële massamoord van de Shoah is niet voor niets de centrale gebeurtenis van de twintigste eeuw. Fergusons conclusie is dat de twintigste eeuw niet de eeuw was van de Europees-Amerikaanse suprematie, maar die van de ondergang van het Westen en de definitieve opkomst van Azië. In 1900 beheerste Europa immers de gehele wereld; sindsdien is er sprake van een geleidelijk machtsverlies. 
            Fergusons periodisering is eigenzinnig. Zijn twintigste eeuw begint in 1904 met de Japans-Russische Oorlog en wordt afgesloten in 1953 met de wapenstilstand in de Koreaanse Oorlog. In een variant op Eric Hobsbawms 31-jarige oorlog (1914-1945) komt Ferguson met de 50-jarige oorlog. 
            Een andere provocatieve stelling is zijn constatering dat de Tweede Wereldoorlog in feite géén wereldoorlog was. Hij weet aannemelijk te maken dat het om ‘meervoudige lokale conflicten’ ging, die zich min of meer toevallig in dezelfde periode afspeelden. Wie er een wereldoorlog in wil zien, moet in ieder geval de jaartallen aanpassen. Ferguson laat de oorlog in Azië beginnen met de Japanse aanval op 7 juli 1937 bij de Marco Polobrug in Peking. In Afrika begon het conflict in 1935 met de Italiaanse inval in Ethiopië, en in Europa in 1936 met de Spaanse Burgeroorlog. Met andere woorden: Hitler was niet de aanstichter van de Tweede Wereldoorlog, maar een ‘betrekkelijke laatkomer’. 
            Telkens weet Ferguson de lezer te verrassen met nieuwe inzichten en doorkijkjes. In plaats van het bekende verhaal te vertellen over de verbroedering in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog, komt hij juist met de afgrijselijke behandeling van vijandelijke soldaten en krijgsgevangenen. Ook wijst hij erop dat Stalin klasse- en culturele eigenschappen als erfelijk beschouwde. Met andere woorden: Stalins vernietigingspolitiek was ‘biologisch-wetenschappelijk’ gemotiveerd, net als die van Hitler. Verontrustend is Fergusons observatie dat integratie niet altijd een lonende strategie hoeft te zijn. Juist in Duitsland waren er talloze gemengde huwelijken; 50 procent van de Berlijnse Joden trouwde met een niet-Joodse partner. 
            Fergusons liefde voor virtual history wordt duidelijk in zijn observaties over de appeasementpolitiek. Het is zijn stellige overtuiging dat Engeland en Frankrijk al in 1938 genadeloos hadden moeten toeslaan. De afrekening met het lafhartige Engeland van 1938-1939 is de feitelijke kern van het boek. 
            Ferguson heeft overal een mening over, dus ook over het heden en de nabije toekomst. Hij ziet twee bedreigingen voor Europa. In de eerste plaats de economische opkomst van China, dat op afzienbare termijn de economische macht van Europa en de Verenigde Staten zal overvleugelen. In de tweede plaats schetst hij hoe de Arabisch-islamitische wereld steeds verder wegzakt in een economisch moeras, en niets anders meer heeft te bieden dan de export van fundamentalisme en verongelijkte werklozen naar de grote Europese steden.

Oekraïense kampbeulen

Ondanks het retorisch geweld en stilistisch vernuft van Ferguson, zijn niet al zijn redeneringen even sterk. Op de verklarende waarde van de drie factoren die hij introduceert – economische instabiliteit, etnische conflicten en het verval van wereldrijken – is wel het een en ander af te dingen. Natuurlijk waren landen als Duitsland zwaar getroffen door de wereldcrisis, maar talloze andere naties ook. In deze landen, bijvoorbeeld Nederland, Scandinavië en Groot-Brittannië, kwam echter geen dictatuur aan de macht. Sterker nog: radicale partijen van rechts en links bleven er uiteindelijk een marginaal verschijnsel. 
            Etnische conflicten waren in de Balkan en Midden-Europa inderdaad virulent, maar het is de vraag of deze slachtingen oorzaak of gevolg waren. Voor de Duitse kiezers speelde antisemitisme nauwelijks een rol; anti-Joodse maatregelen waren niet eens populair bij de bevolking. Op de Balkan kwamen de zuiveringen pas op gang nadat de structuren van staat en samenleving waren gedesintegreerd. Bovendien waren álle Europese landen uiterst behulpzaam bij de moord op de Joden, van Nederlandse spoorwegbeambten tot en met Oekraïense kampbeulen. 
            Het ‘wereldrijken-in-verval’ is een veel te ruime categorie, al was het maar omdat deze rijken zo verschillend waren. Het Duitse Rijk was continentaal en geen wereldrijk, en van enig verval was nauwelijks sprake. Het Britse maritieme imperium was zeker in verval, maar dat was voor de Britten juist een reden om een voorzichtige en behoudende politiek te voeren. En was Rusland eigenlijk wel in verval? Wie verder kijkt dan de operetteachtige keizerlijke familie ziet ook de contouren van een ontwakend wereldrijk. 
            En ach, wat de onvermijdelijke ondergang van Europa betreft: velen gingen Ferguson met deze voorspelling al voor, maar tot nu toe is de ondergang toch nog maar even uitgesteld. Europa blijkt telkens taaier dan verwacht – misschien is dat wel de essentie van deze merkwaardige beschaving.

Willem Melching is Duitsland-deskundige aan de Universiteit van Amsterdam.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.