Home Europa werd opgeschrikt door terroristische aanslagen

Europa werd opgeschrikt door terroristische aanslagen

  • Gepubliceerd op: 24 november 2016
  • Laatste update 02 apr 2024
  • Auteur:
    Afke van der Toolen
  • 9 minuten leestijd
Europa werd opgeschrikt door terroristische aanslagen

Eind negentiende eeuw sloeg de eerste terreurgolf over Europa. Anarchisten gebruikten bomaanslagen en steekpartijen als ‘onweerstaanbare’ propaganda voor hun opvattingen.

In 2008 lag er een bom in het Van Gogh Museum. In een vitrine, welteverstaan. Het was een ouderwets geval in de vorm van een gietijzeren bol, voorzien van uitsteeksels vol met ultra-explosief knalkwik. Gooi er een in een theater vol met publiek, en je hebt zomaar een stuk of twintig doden en nog veel meer gewonden.

Behalve als hij per ongeluk op een te zachte ondergrond valt, zodat de uitsteeksels niet kapotspringen en het dynamiet niet ontsteekt. Dat laatste overkwam de bom die nu in het Van Gogh als expositiestuk tussen de Picasso’s en Gaudí’s prijkte.

Honderdvijftien jaar eerder, op 7 november 1893, zat Santiago Salvador, alcoholsmokkelaar en anarchist, in de engelenbak helemaal boven in het Gran Teatre del Liceu in Barcelona. Het Liceu was het operahuis waar de gegoede burgerij zich verzamelde om van Puccini en Verdi te genieten, onderlinge relaties aan te knopen, rijkdom tentoon te spreiden, met de laatste mode te pronken – kortom, het goede leven te vieren in een opgesmukt universum, speciaal voor de elite gebouwd.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

En dat was precies wat Salvador erop tegen had. Want de wereld van het Liceu, dat was bepaald niet de wereld die hij voor ogen had. Het luxe operahuis stond in zijn ogen voor ongelijkheid, onderdrukking, rijkdom voor de een versus armoede voor de ander. Het was een uitwas van de orde der onderdrukkers. Het symbool van de elite die hij omver wilde werpen.

Wilhelm Tell

Salvador had zijn moment goed uitgekozen. Die dag stond de opera Guiglielmo Tell van Rossini op de rol. Wilhelm Tell was de mythische Zwitser die weigerde eer aan de Habsburgers te betonen, gedwongen werd om een pijl af te schieten op een appel op het hoofd van zijn zoontje, en uitgroeide tot een vrijheidsheld. Met hem identificeerde iedere rechtgeaarde anarchist zich graag.

Het moet voor Salvador dan ook een gotspe zijn geweest dat een theater vol exponenten van de gevestigde orde zich vermaakte met een opera over juist die figuur. Zeker omdat net zo’n revolutionair, Salvadors vriend en mede-anarchist, kort tevoren door diezelfde gevestigde orde was terechtgesteld.

Gedurende het eerste bedrijf hield Salvador zich gedeisd. Pas tijdens het tweede bedrijf, waarin Tell oproept tot de strijd, kwam hij in actie. Hij gooide zijn eerste bom naar beneden, tussen het publiek. De explosie doodde twintig mensen en verwondde nog tientallen meer.

In de paniek die ontstond gooide hij zijn tweede. En die kwam dus terecht op iets zachts, naar verluidt een vrouwelijk slachtoffer van de eerste bom. En zo kon het gebeuren dat in 2008 een bom in een Amsterdams museum lag. Onderdeel van de expositie Barcelona 1900, en het grimmige bewijs dat de periode van ongekende groei en bloei die Barcelona in het fin de siècle beleefde ook z’n zwarte kanten had.

Santiago Salvador: ‘Het was mij om het even wie ik zou doden’

‘Ik wilde de huidige organisatie van de samenleving aanvallen,’ verklaarde Santiago Salvador later over zijn daad. ‘Het was mij om het even wie ik zou doden. Mijn doel was de verspreiding van terreur en angst.’

De bomaanslag was een negentiende-eeuwse uitvinding, geperfectioneerd door Russische revolutionairen. De groep die daarin vooropliep was ‘Volkswil’, in 1879 opgericht om de alleenheerschappij van de tsaar omver te werpen. Naar eigen zeggen volgens de methode-Wilhelm Tell: via de vorming van een streng gedisciplineerde paramilitaire organisatie.

Verder ging de vergelijking overigens niet, want Volkswil streed niet op de ouderwetse manier, met ouderwetse wapens. Hun wapen van voorkeur was de bom.

Als eerste doelwit kozen ze niemand minder dan tsaar Alexander II, de zoveelste telg van de Romanov-dynastie, de keizer die bij zijn aantreden in 1855 hervormingen had beloofd waar vervolgens niemand ooit meer iets over vernam. Op 13 maart 1881 sloegen ze toe. De tsaar begon net aan de terugweg van een bezoek aan de Sint-Petersburgse Mikhailovski-manege, toen Volkswil-lid Nikolai Rysakov naast zijn koets opdook. Die aarzelde een moment, maar gooide de bom toen toch. ‘Ik mikte op de hoeven van de paarden,’ verklaarde hij later, ‘in de veronderstelling dat de bom dan onder de koets zou exploderen.’

Kapot onderlijf

Die koets was een gepantserd exemplaar, een cadeautje nog van Napoleon III, en tsaar Alexander dook er in eerste instantie ongedeerd uit op. Maar een tweede Volkswil-terrorist, Ignacy Hryniewiecki, riep: ‘Het is te vroeg om God te danken.’ Ook hij wierp een bom, en die ontplofte bij de voeten van de tsaar.

Politiechef Dvorzhitsky, die erbij was, schreef later: ‘De tweede explosie sloeg me tegen de grond, met brandwonden en ander letsel. Plotseling hoorde ik te midden van de rook en mist de zwakke stem van Zijne Majesteit. Hij riep: “Help!” Ik verzamelde mijn krachten en kwam hem te hulp. Hij lag half rechtop, leunend op zijn rechterarm. Ik dacht dat hij alleen maar zwaargewond was en probeerde hem op te hijsen, maar zijn onderlijf was volkomen kapot en het bloed stroomde eruit.’

Zo’n twintig mensen, dood of gewond, laten op de stoep of op straat. Tsaar Alexander II werd naar zijn Winterpaleis vervoerd, waar hij stierf.

Grote induk

Achteraf schreef Michael Frolenko, een van de leiders van Volkswil, dat een aanslag met een vuurwapen natuurlijk goedkoper en veel simpeler zou zijn geweest. ‘Maar dat zou niet zo’n grote indruk hebben gemaakt. Het zou zijn gezien als een gewone moord.’

De geslaagde terroristische aanpak van Volkswil kreeg navolging. Véél navolging. Vooral van anarchisten, die de eerste Europa-wijde golf van terroristische aanslagen op hun naam brachten en tot in de Verenigde Staten actief waren. Deze anarchisten streefden, net als Volkswil, en net als Marx en de zijnen, naar radicale sociale verandering. Alleen geloofden ze niet dat de vervanging van de ene centrale overheid door de andere de oplossing was.

Aan de wieg van dat anarchistische ideaal stond een Fransman. In 1840 al had Pierre-Joseph Proudhon zijn ideeën uiteengezet in Wat is eigendom?. ‘De heerschappij van mensen over mensen, onder welke naam ze ook schuilgaat, is onderdrukkking,’ schreef hij. ‘De grootste maatschappelijke volmaaktheid is te vinden in het samengaan van orde met anarchie.’

Anarchie. Proudhon stofte de Odgriekse term – ‘geen heerser’ – af en gaf die een nieuwe, moderne lading als het centrale woord van een idealistische politieke ideologie. Het antwoord op zijn eigen vraag, ‘Wat is eigendom?’, kon in één woord worden samengevat: diefstal.

Kloof tussen arm en rijk

Zijn ideeën waren een reactie op grote maatschappelijke veranderingen. Industrialisatie en kapitalisme brachten enorme welvaart voor enkelen en bittere armoede voor een grote groep. De al bestaande kloof tussen boven- en onderlaag groeide en de traditionele politieke structuren corrigeerden de wanverhoudingen niet.

Proudhon pleitte voor een radicaal andere orde, zonder ook maar enige vorm van overheersing. Hij wees elke vorm van autoriteit af, óók een socialistische à la Marx. Wanorde hoefde dat niet te geven. ‘Anarchie is orde zonder heerschappij,’ schreef hij. Die kon worden bereikt door kleinschalige coöperatieve gemeenschappen te vormen. Wetten werden dan vervangen door vrijwillige afspraken en verplichtingen, binnen de gemeenschap en tussen gemeenschappen onderling.

‘Wreker van het proletariaat’

In de Verenigde Staten werd niet alleen een president slachtoffer van anarchisten (William McKinley, 1901), maar opmerkelijk genoeg ook een industrieel. De steenrijke Henry C. Frick, businesspartner van staalmagnaat Andrew Carnegie, had in juli 1892 keihard laten ingrijpen toen drieduizend arbeiders protesteerden tegen loonsverlaging. Negen van hen vonden de dood, waarop anarchist Alexander Bergman zijn kantoor binnendrong als ‘wreker van het proletariaat’. Hij schoot de industrieel neer en stak ook nog op hem in. Frick overleefde, Berkman kreeg 14 jaar.

In het Europese revolutiejaar 1848 deed Proudhon mee met de vreedzame bestorming van de Tuilerieën. Met de nadruk op vreedzaam, want hoe radicaal zijn ideeën ook waren, geweld kwam er niet in voor. Hij mengde zich louter verbaal in het strijdgewoel.

‘Revolutionaire zeeën’

Maar anderen namen zijn gedachtegoed over, en haalden het uiteindelijk achter de schrijftafel vandaan.

De Rus Mikhail Bakoenin voorop. Een man met een heel andere achtergrond, en vooral ook een heel ander temperament dan Proudhon. Bakoenin was een filosoof die óók graag de barricaden besteeg, een ware ideoloog met de hamer: ‘Nu moeten we met z’n allen uitvaren op stormachtige revolutionaire zeeën,’ schreef hij in Brieven aan een Fransman over de huidige crisis (1870). ‘Van nu af aan moeten we onze principes verspreiden, niet met woorden maar met daden, want dat is de populairste, krachtigste en onweerstaanbaarste vorm van propaganda.’

Zoals Proudhon het anarchisme uitvond, zo stond Bakoenin aan de wieg van het nieuwe gevleugelde woord: de propaganda van de daad.

Mikhail Bakoenin: ‘Geen woorden, maar daden’

Lang niet alle anarchisten waren voorstander van geweld. In 1887 schreef anarchistisch theoreticus Peter Kropotkin: ‘Een structuur die is gebaseerd op een eeuwenoude traditie kan niet worden vernietigd met een paar kilo dynamiet.’ En de zogeheten syndicalistische anarchisten verkozen het pressiemiddel van de vakbonden boven dat van het geweld.

Maar die tegengeluiden ten spijt maakte de westerse wereld zijn eerste echte terroristische golf mee. Rusland, Italië, Spanje, Frankrijk, de Verenigde Staten – overal werden vooral vorsten en machtige politici het slachtoffer. Van bommen, maar uiteindelijk vooral van vuurwapens en soms een mes.

De bom werd bij uitstek het middel van die anarchisten die gewone burgers als doelwit kozen. De Siciliaanse anarchist Paolo Schicchi verdedigde dat met een pervertering van Darwins gedachtegoed: ‘Vrouwen, kinderen, allemaal moeten ze in bloed gesmoord worden. In de strijd om het bestaan tussen twee groepen moet de ene te gronde gaan om de andere in vrede te laten leven.’

In 1898 besloten de westerse landen tot gezamenlijke actie. Op een Internationale Anti-Anarchisme Conferentie werd het anarchisme als politieke ideologie verboden. Maar niet alleen dat; ook vreedzame organisaties, zoals vakbonden, werden slachtoffer van de repressie. Desondanks zou het nog lang duren voordat er een einde kwam aan die eerste golf van anarchistische terreur.

Nog meer repressie

Nog in 1913 sneuvelde een Griekse koning, en nog eens dertien jaar later pleegde een anarchist een aanslag op Benito Mussolini – die mislukte.

Dat repressie alleen niet altijd het antwoord is, bewees de aanslag in het Liceu al. Santiago Salvadors terreurdaad was namelijk een rechtstreekse reactie op de harde koers van de Spaanse overheid. ‘Mijn wens was de burgerlijke maatschappij, die het anarchisme openlijk de oorlog heeft verklaard, te vernietigen,’ verklaarde hij toen hij werd gepakt.

Eerste golf van geweld

9 december 1893: Franse parlement, 20 gewonden
12 februari 1894: Parijs café Terminus, 1 dode
24 juni 1894: Franse president Carnot
7 juni 1896: rooms-katholieke processie Barcelona, 7 doden
8 augustus 1897: Spaanse premier Cánovas
10 september 1898: Oostenrijkse keizerin Elisabeth
29 juli 1900: Italiaanse koning Umberto
31 mei 1906: bruiloft Spaanse koning Alfonso XIII, 25 doden
1 februari 1908: Portugese koning Carlos
18 maart 1913: Griekse koning George I

De reactie van de overheid op zijn aanslag bestond uit een nog veel bredere repressie dan voorheen. De staat van beleg werd uitgeroepen en burgerlijke rechten en vrijheden werden ingetrokken. Niet dat dat veel hielp. Drie jaar later vond een bloedige bomaanslag plaats op een rooms-katholieke processie, het jaar daarop werd de Spaanse premier doodgeschoten.

De Barcelonese architect Antoni Gaudí reageerde intussen op geheel eigen wijze op de aanslag in het Liceu. In zijn Sagrada Famiglia verwerkte hij een beeld dat rechtstreeks naar Salvadors bomaanslag verwijst: een demon die een arbeider een verleidelijk geschenk aanbiedt – in de vorm van een bom.

Meer weten

  • Boze geesten (1872) van Fjodor Dostojevski was geïnspireerd op de Russische anarchist Sergej Netchajev.
  • Wat is eigendom? Onderzoek naar de beginselen van recht en bestuur (1840) van Pierre-Joseph Proudhon.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 12 - 2016