Home De Dertigjarige Oorlog

De Dertigjarige Oorlog

  • Gepubliceerd op: 20 december 2017
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Luc Panhuysen
De Dertigjarige Oorlog

Vanaf 1618 raakte Europa verscheurd door de Dertigjarige Oorlog, waarin protestantse en katholieke staten elkaar naar het leven stonden. Bijvoorbeeld bij het Duitse Lützen. Daar trad de kampioen van de katholieken, Albrecht von Wallenstein, in het strijdperk tegen de Zweedse koning Gustaaf Adolf, de held van de protestanten.

Melkwitte nevelslierten benemen het zicht en dempen elk geluid. Albrecht von Wallenstein weet dat de vijand op nog geen kilometer afstand staat en popelt om de aanval te openen. Op de ochtend van 16 november anno 1632 is hij gespitst op elk gerucht en hoopt hij dat de mist nog lang mag blijven. Hij bevindt zich met zijn leger rond het dorpje Lützen en is met zijn 16.000 man sterk in de minderheid. Zolang de nevel blijft hangen, zal de vijand het niet wagen aan te vallen en heeft generaal Gottfried Heinrich zu Pappenheim met zijn hulptroepen tijd om naar hem toe te komen. Wallenstein is nog geen vijftig, maar zijn lijf is een wrak. Zijn vingers zijn kromgetrokken door jicht, alles doet hem pijn, ook domweg zitten in het zadel. Verder rilt hij van de koorts, door zijn lijfarts ‘de Hongaarse ziekte’ genoemd, tegenwoordig bekend als malaria.

Urenlang zit Wallenstein al op zijn paard. Het wordt een belangrijke veldslag, misschien wel de belangrijkste uit zijn gehele komeetachtige carrière. Zijn grote vijand Gustaaf Adolf, koning van Zweden, wil een beslissende krachtmeting en hijzelf zou dat ook wel willen – mét die versterkingen welteverstaan. Soms werpt de zon een lichtbundel door een rafelig gat en vreest hij dat de nevel oplost. Dat zijn lot zo afhangt van de weersgesteldheid is betrekkelijk nieuw voor hem.
 

Eigen leger 

Een paar jaar eerder verliep het levensplan van Albrecht Wenzel Eusebius von Wallenstein nog gesmeerd. Afkomstig uit de lage Boheemse adel wist hij zich door slimme huwelijken een kolossaal kapitaal te verwerven. Als twintiger had hij al afstand gedaan van zijn protestantse geloof, omdat niets tussen hem en de gunst van de aartskatholieke keizer in mocht staan. Toen de keizer ruzie kreeg met stadsrepubliek Venetië was hij klaar voor zijn eerste zet: uit eigen beurs bekostigde Wallenstein een legeronderdeel waarmee hij de strijd gunstig beïnvloedde. Deze aanpak wees hem, met variaties, de weg omhoog.

Tekst loopt door onder afbeelding

Portret van Albrecht von Wallenstein uit 1630 door Matthäus Merian de Oude.

Toen in 1618 de oorlog uitbrak die later de Dertigjarige Oorlog zou worden genoemd, deed hij mee aan de beruchte Slag op de Witte Berg met zijn eigen manschappen. De opstandige protestantse adel van Bohemen werd verpletterend verslagen, haar landgoederen werden geconfisqueerd en over de winnaars herverdeeld. Wallenstein werd zo weer een stuk rijker van de oorlog die hij spoedig in grote mate zou helpen vormgeven.

Na de Slag om de Witte Berg veranderde Europa, en dan vooral het centraal gelegen Duitse Rijk, in rap tempo in een arena waar telkens nieuwe krijgsheren met legers binnenmarcheerden. Na een paar protestantse hertogen die het belang van hun religie wilden verdedigen, was het de beurt aan de Deense koning Christiaan IV geweest. Maar ook die had moeten wijken voor het geweld van de keizerlijke wapens.

Gestaag was Wallenstein opgetrokken naar het noorden, zodat het ernaar uitzag dat hij de Duitse protestanten, een eeuw nadat Luther de Reformatie was begonnen, weldra de Baltische Zee in zou drijven. Onderwijl groeide zijn rijkdom en beloonde de keizer hem met steeds meer landgoederen en titels. Eerst werd hij hertog van Friedland, daarna ook vorst van Sagan, vervolgens nog eens hertog van Mecklenburg. Hij werd benoemd tot generalissimus van Zijne Keizerlijke Majesteit en officieel opgenomen in de rijksvorstenstand.

Tekst loopt door onder afbeelding

Tijdens de Slag op de Witte Berg in 1620 wordt de protestantse adel van Bohemen
verpletterend verslagen. Schilderij uit 1650 door Peter Snayers.


Kon Wallenstein nog hoger stijgen? Nauwelijks, omdat in de kluwen van vorsten en raadgevers rond keizer Ferdinand II jaloezie uitmondde in verdachtmakingen die de keizer niet kon negeren. De generalissimus was te ambitieus, werd gezegd, hij ving glans af van de keizer. Als hij niet oppaste werd hij gijzelaar van de ambitieuze krijgsheer. Zijne Majesteit deed er maar het beste aan Wallenstein te ontslaan. De keizer zwichtte en de generaal boog het hoofd. Wallenstein trok zich terug in het paradijselijke Friedland en wrokte over ’s keizers ondankbaarheid.

Wallenstein vecht tegen ‘de Leeuw uit het Noorden’

Maar het lot kwam hem te hulp. In 1630 betrad een nieuwe protestantse aanvoerder de Duitse arena, Gustaaf Adolf. Binnen de kortste keren groeide de Zweedse koning uit tot een majeure dreiging, waardoor keizer Ferdinand gedwongen was Wallenstein terug te roepen. Eerst middels een vriendelijk verzoek, daarna met een dringende vraag, ten slotte via een smeekbede. Wie anders kon het katholicisme redden van Gustaaf Adolf, ‘de Leeuw uit het Noorden’? En zo was Wallenstein een paar jaar later in het dorpje Lützen beland dankzij de man die zich aan de andere kant van de mistbanken bevond en door wie hij die dag misschien wel in de pan zou worden gehakt.
 

Levende heilige

Ruim twee jaar tevoren was Gustaaf Adolf met een vloot overgestoken en met 13.000 man geland bij het kustplaatsje Usedom, op de grens van het huidige Polen en de Duitse Bondsrepubliek. Een vreemdeling in Duitsland was Gustaaf Adolf allerminst; hij was getrouwd met een Brandenburgse prinses en dankzij zijn Duitse moeder sprak hij de taal vloeiend. Een uitgebreid netwerk van nieuwsgaarders voorzag hem van informatie en meldde hem onder andere dat de protestanten naar zijn komst uitzagen als drenkelingen naar land.

Tekst loopt door onder afbeelding

Gustaaf Adolf, in 1628 geschilderd door Jacob van der Heyden.

Het was niet moeilijk van deze koning grote dingen te verwachten. Hij had een imposant postuur, bekroond door een gezicht met verrassend regelmatige trekken en twee staalblauwe ogen die je leken te doorboren. Daarbij beschikte hij over een razendsnel brein, waardoor hij met even groot gemak een tiental talen sprak als wiskundige vraagstukken oploste. Door zijn landgenoten werd Gustaaf Adolf vereerd als een levende heilige. Voor de ene helft was hij een oorlogsgod die Zweden tot de grootmacht van het Baltische gebied had gemaakt en die al doende een catalogus van verwondingen had vergaard, onder andere in de schouder als gevolg van een musketkogel. Altijd had hij pijn, en zijn schouder belette hem een harnas te dragen, maar dit alles kon hij verdragen dankzij de andere helft van zijn heldennatuur: zijn uitzonderlijke vroomheid. Niemand die zich met meer overgave op de knieën wierp en zo vaak een gebed hemelwaarts stuurde.

Al direct bij de eerste krachtmeting deed hij van zich spreken als een natuurkracht van de buitencategorie. In september 1631 vond de veldslag van Breitenfeld plaats: Gustaaf Adolf tegen Johann Tserclaes graaf van Tilly, de generaal van de katholieke keurvorst van Beieren. Tilly, naast Wallenstein de belangrijkste bevelhebber aan keizerlijke zijde, werd bij Breitenfeld gedold en vermalen.
 

Adolf vertrouwt op de nieuwste militaire inzichten

De Zweedse monarch maakte gebruik van de nieuwste tactische inzichten over de optimale combinatie van beweeglijkheid en vuurkracht. In de eerste helft van de zeventiende eeuw bewogen legereenheden zich in grote ‘hopen’: vierkanten van dertig rijen van vijftig man, dus elk 1500 soldaten. Door de eenheden te verkleinen konden de Zweedse troepen veel sneller manoeuvreren. En dankzij de grote vuursnelheid van musketten en artillerie kon hij het kogels op de dicht opeengepakte keizerlijke soldatenblokken laten neerhagelen. Breitenfeld werd de eerste protestantse overwinning van de Dertigjarige Oorlog, en Gustaaf Adolf was nog maar net begonnen. Tilly, zwaar gewond, had ternauwernood kunnen ontkomen.
 

Militaire ondernemer

De reputatie van ‘de Leeuw uit het Noorden’ was gevestigd, en Breitenfeld legde de weg naar het westen en zuiden van Duitsland voor hem open. Toen Gustaaf Adolf in Schweinfurt aankwam strooide de protestantse bevolking biezen uit voor de binnentrekkende soldaten. Een triomftocht volgde. Eind 1631 opende Frankfurt am Main de poorten, vervolgens bisschopsstad Mainz. In het noorden namen de Zweden tal van steden in, waaronder de belangrijke havenstad Rostock. Mede hierdoor beheerste de Zweedse vloot de Baltische wateren. Van heinde en verre meldden zich jongemannen bij Gustaaf Adolf om als soldaat in zijn leger te dienen. De Zweedse strijdmacht groeide met een factor 10 tot een slordige 150.000 man. In nog geen jaar tijd leek de balans van de strijd volledig te zijn omgeslagen.

Dit was ongeveer het moment dat keizer Ferdinand zijn mokkende generalissimus smeekte terug te keren in zijn dienst. Nadat deze had ingestemd was in de ogen van Ferdinand niets logischer dan dat Wallenstein ging doen waarin hij vóór zijn ontslag had uitgeblonken: legers organiseren, oorlog voeren. Maar Wallenstein verroerde zich niet. Wel hoorde men overal in Europa de wervingstrommels van zijn leger klinken en hoorde Ferdinand veelbelovende getallen over de beoogde omvang van het leger. Uitendelijk verzamelde Wallenstein een legermacht van zo’n 100.000 man. Maar vooralsnog legde hij Gustaaf Adolf geen strobreed in de weg.

Weer gingen er geruchten. Wilde Wallenstein de keizerlijke partij soms verzwakken en Ferdinand nog afhankelijker van hem maken? Feit was dat de keizer nauwelijks over een eigen leger beschikte en voor de strijd volledig aangewezen was op de militaire projectontwikkelaar Wallenstein. En die stond erbij en keek ernaar. De Zweedse koning trok doodleuk naar Beieren – Beieren, het gebied van de belangrijkste bondgenoot van de keizer. Daar liet Gustaaf Adolf zijn hongerige leger over de heuvelen uitzwermen.

Landerijen, dorpen en steden rookten en brandden. De Dertigjarige Oorlog was in het stadium terechtgekomen waarin honger, ziekte en plunderingen het dodental tot astronomische hoogte zouden brengen. Het Zweedse leger en dat van Wallenstein waren door hun enorme omvang de toenmalige mogelijkheden van de logistiek ontgroeid. Om de manschappen te voeden en de paarden niet te laten omkomen was plunderen of, zoals Wallenstein het uitdrukte, ‘het onder contributie stellen’ van de burgerbevolking, de enige mogelijkheid. Vanwege die reden lagen de manschappen verspreid over uitgestrekte gebieden, zodat plunderende soldaten elkaar niet voor de voeten liepen.
 

6 miljoen doden eist de oorlog

‘De oorlog voedt de oorlog’ heette dat. Maar ook onder de soldaten heersten honger en ziekte. De enigen die zich vet vraten, waren kraaien en wormen. In de drie decennia dat de oorlog zou duren, verloren 6 miljoen mensen het leven, een derde van de totale Duitse bevolking.
 

Een grote fout

Wallenstein kwam pas in beweging toen Zweedse troepen Praag bezetten en zijn geliefde hertogdom Friedland bedreigden. Gustaaf Adolf was ook op mars: met een klein leger had hij zich noordwaarts gespoed omdat hij vreesde dat hij in Beieren van de aanvoerroute uit Zweden zou worden afgesneden. In de zomer van 1632 kregen de twee legers elkaar in het vizier in de buurt van Neurenberg. Maandenlang waren ze om elkaar heen blijven draaien en toen het uiteindelijk tot een botsing kwam was de uitslag even bloedig als onduidelijk.

De aanloop naar Lützen vond kort daarop plaats, en had weer met voedsel en logistiek te maken. Wallenstein wilde zijn leger opnieuw vergroten en in de tussentijd de mannen voeden op kosten van de keurvorst van Saksen. De Saksische keurvorst was een bondgenoot van Gustaaf Adolf, Wallensteins leger moest hem de juiste loyaliteit inpeperen. De keizerlijke generalissimus rekende eigenlijk al op het einde van de militaire campagne van dat jaar en verdeelde zijn manschappen in winterkwartieren – een grote fout. Hij had buiten de koning van Zweden gerekend, die dankzij zijn spionnen precies wist waar Wallenstein zich met hoeveel man bevond. In een paar geforceerde dagmarsen wist Gustaaf Adolf Wallenstein bij Lützen te verrassen.

En nu verbijt Wallenstein zich in de nevel van deze koude novembermorgen, de jichtige voeten in zijn speciaal met zijde beklede stijgbeugels, hopend op de spoedige komst van generaal Pappenheim. Zijn stellingen op de rechtervleugel zijn sterk, zijn linkervleugel daarentegen is onderbemand. Niet toevallig dat de generalissimus in de rechtervleugel te vinden is.

Voor hem onzichtbaar, maar in galop nog geen minuut gaans, bevindt zich Gustaaf Adolf, eveneens in het zadel. Hij berijdt Streif, zijn geliefde roodbruine paard, waarvoor hij 1000 rijksdaalders had neergeteld – een strijdros kostte doorgaans zo’n 80 rijksdaalders. De koning is goed herkenbaar in zijn gele wambuis van elandleer, maar zijn mannen kunnen hem door de mist nauwelijks zien. Hij wil Wallenstein hebben verpletterd voordat de versterkingen komen, maar is een aanval met zo weinig zicht wel verantwoord?

Tekst loopt door onder afbeelding

Soldaten vallen in 1634 de slaapkamer van Wallenstein binnen – en steken hem neer.

Om elf uur besluit Gustaaf Adolf tot de aanval. Zijn zestig kanonnen bulderen, voegen rook toe aan de nevel. Wallensteins batterijen beantwoorden het vuur; zijn voetvolk rukt op zonder dat het weet dat het de sterkste vleugel van de vijand attaqueert. Aan de andere kant van het front leidt de Zweedse koning de aanval op Wallensteins zwakke linkervleugel. Onder de druk bezwijken de keizerlijke stellingen. In de straten van Lützen wordt jacht gemaakt op keizerlijk voetvolk.

In de chaos verliest Gustaaf Adolf contact met zijn troepen; hij stuit op de keizerlijke ruiterij en wordt neergeschoten. Trompetgeschal kondigt de komst van de versterkingen aan. ‘Zo ken ik mijn Pappenheim!’ roept Wallenstein uit. De trouwe Pappenheim wordt vrijwel onmiddellijk door een kanonskogel uitgeschakeld. Aan Zweedse kant houdt men de dood van Gustaaf Adolf tijdens de veldslag zo lang mogelijk geheim. Een laatste offensief verdrijft Wallenstein van het slagveld.

Aan beide kanten zijn zo’n 5000 doden en gewonden gevallen. Het lijk van Gustaaf Adolf wordt later half ontkleed in de modder ontdekt. Lützen is formeel een protestantse overwinning, maar de dood van Gustaaf Adolf heeft de protestantse oorlogsmachine van zijn ziel ontdaan. Althans, voorlopig. Na Lützen begint een volgende fase in de Dertigjarige Oorlog, waarin Frankrijk de plaats van de Zweden inneemt.

En Wallenstein? Die zou Gustaaf Adolf met een krappe twee jaar overleven. Het kwam niet meer goed tussen hem en de keizer. Nadat Wallenstein zijn oversten trouw aan zijn eigen persoon had laten zweren, vatte Ferdinand dat op als hoogverraad en loofde hij een beloning uit voor degene die hem zou vermoorden. Op 22 februari 1634 drongen soldaten zijn slaapkamer binnen en regen hem aan een hellebaard.
 
Luc Panhuysen is historicus en journalist. Hij schreef verschillende boeken over de zeventiende eeuw, waaronder
Oranje tegen de Zonnekoning. De strijd van Willem III en Lodewijk XIV om Europa.


Meer weten 

Der Dreissigjährige Krieg. Europäische Katastrophe, Deutsches Trauma 1618-1648 (2017) door Herfried Münkler. 
Europe’s Tragedy. A History of the Thirty Years War (2009) door Peter H. Wilson. 
The Thirty Years War (1938) door Cicely Veronica Wedgwood.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 1 - 2018