De Koude Oorlog begon veel eerder dan vaak gedacht wordt. Vrijwel direct na de Duitse nederlaag startten in de Sovjetbezettingszone de eerste schermutselingen met het Westen. Stalin probeerde de democratische schijn nog op te houden, maar met de gedwongen fusie tussen de SPD en communisten in het voorjaar van 1946 was de Duitse deling al onvermijdelijk.
Het is een populair gezelschapsspel onder historici: vaststellen wanneer de Koude Oorlog is begonnen. Radicalen, zoals de Duitse historicus Ernst Nolte, opperen 1787, het jaar dat de Verenigde Staten ontstonden. Ook 1917, het geboortejaar van de Sovjet-Unie, is weleens genoemd. Meer traditionele dateringen zijn maart 1947 – de afkondiging van de Truman-doctrine – of juni 1947, de presentatie van de Marshallhulp. Anderen houden het op voorjaar 1948, vanwege de Sovjetblokkade van Berlijn.
Maar wie de geschiedenis van de Koude Oorlog laat beginnen in 1947 of ’48 gaat voorbij aan het feit dat al in 1945 de eerste schermutselingen tussen Oost en West plaatsvonden. Duitsland was niet het enige, maar wel het belangrijkste slagveld. In bijvoorbeeld de Griekse burgeroorlog kon nog een compromis worden gevonden: de Sovjets lieten Griekenland over aan de Britten. Maar in Duitsland liep de Koude Oorlog al vanaf 8 mei 1945 uit de hand.
In een brief concludeerde de Duitse politicus Konrad Adenauer al op 31 oktober 1945 dat de deling van Europa – en daarmee van Duitsland – een feit was: ‘Rußland hat in Händen: die östliche Hälfte Deutschlands, Polen, den Balkan. Damit is die Trennung in Osteuropa, das russische Gebiet, und Westeuropa eine Tatsache. Der nicht von Rußland besetzten Teiles Deutschland ist ein integrierender Teil Westeuropas.’
De Koude Oorlog begon in de Sowjetische Besatzungszone oftewel de SBZ, waar de eerste conflicten ontstonden. In de loop van 1945-’46 tekenden zich al de contouren af van de latere DDR en de Bondsrepubliek. In feite was de deling van Duitsland al vanaf het voorjaar van 1946 onvermijdelijk. En het was de paradoxale en eigengereide Duitslandpolitiek van Stalin die dit proces in beweging zette.
Gruppe Ulbricht
Op 30 april 1945, de dag dat Hitler zelfmoord pleegde, arriveerden drie groepen Duitse communisten in het Sovjetdeel van Duitsland. Deze groepen, waarvan de belangrijkste onder leiding stond van Walter Ulbricht, waren opgeleid en getraind in de Sovjet-Unie en bestonden uit geharde communisten, die vaak al in 1933 naar de Sovjet-Unie waren gevlucht. Ze moesten de Sovjets helpen met de opbouw van een burgerlijk bestuur, maar stonden uiteraard onder hun strikte toezicht.
Uit de memoires van Wolfgang Leonhard, lid van de Gruppe Ulbricht, weten we vrij nauwkeurig hoe zij te werk gingen. Hij tekende een beroemde uitspraak op die Ulbricht deed in 1945: ‘Het moet er democratisch uitzien, maar wij moeten de touwtjes in handen hebben.’ Ulbricht vatte hiermee het beleid van Stalin samen, maar gaf onbedoeld ook al aan waarom dat gedoemd was te mislukken en wel moest leiden tot een Duitse deling.
Stalin wilde de Duitsers en de westerse geallieerden de indruk geven dat hij inschikkelijk was en een ‘volksfrontachtige’ democratie in Duitsland nastreefde. Na het opheffen van het bezettingsregime van de vier geallieerden zou een brede coalitie Duitsland gaan besturen. Stalin ging ervan uit dat de communisten in deze Duitse regering een grote rol zouden spelen. Het nieuwe Duitsland zou dankzij hen een neutrale koers gaan varen.
Stalin wilde de Duitsers en de westerse geallieerden de indruk geven dat hij inschikkelijk was.
En in de realiteit van het naoorlogse Europa zou een neutraal Duitsland binnen de kortste keren in de invloedssfeer van de Sovjet-Unie terechtkomen, meende Stalin. Groot-Brittannië was immers failliet en Frankrijk was geen grote mogendheid meer. In Italië en Frankrijk waren de communistische partijen groot. Zonder enig tegenwicht zouden de landen in Europa onder invloed van de enige grootmacht in de regio terechtkomen: de Sovjet-Unie. Stalin veronderstelde dat de Amerikaanse belastingbetaler genoeg had van de Europese verplichtingen. Met zijn ‘democratische’ beleid hoopte hij de Amerikanen bovendien te verleiden om op korte termijn Europa te verlaten.
Maar terwijl ze de schijn van democratie hoog probeerden te houden, hielden Stalin en zijn ondergeschikten de communistische partij in Duitsland de hand boven het hoofd. Bleef iemand volharden in een mening die de Sovjets niet beviel, dan werd hij grof aangepakt. Vele tienduizenden sociaal-democraten, christen-democraten en andere opponenten verdwenen in de Speziallager. Sommigen kwamen voor de tweede keer in hun leven terecht in beruchte kampen als Sachsenhausen en Buchenwald: eerst onder de nazi’s en nu onder de Sovjets.
Zo ondermijnde Stalin zijn eigen politiek. Enerzijds probeerde hij een democratische indruk te maken, anderzijds versterkte het optreden van de Sovjets en de Duitse communisten het wantrouwen bij de bevolking, de andere geallieerden en de West-Duitsers.
Befehl Nr. 2
Om duidelijk te maken dat het de Sovjets ernst was met het democratisch herstel van Duitsland vaardigde de Sowjetische Militäradministration in Deutschland, de SMAD, op 10 juni 1945 het beroemde ‘Befehl Nr. 2’ uit. Hiermee was de oprichting van politieke partijen en vakbonden weer mogelijk. Natuurlijk moesten die ‘antifascistisch’ zijn.
De Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) mocht zich op 11 juni als eerste partij presenteren. Enkele dagen later, op 15 juni, volgde de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD). Daarnaast werden enkele nieuwe partijen opgericht, waaronder een christen-democratische en een liberale. De partijen waren alleen actief in hun eigen bezettingszone; zo opereerde de SPD-Ost onder leiding van Otto Grotewohl tamelijk onafhankelijk van de SDP-West.
Vóór 1933 hadden de twee grote linkse partijen elkaar op leven en dood bestreden; daarom was bij veel gewone leden van SPD en KPD het idee ontstaan dat zij meer moesten samenwerken. Maar Ulbricht, secretaris en daarmee de sterke man van de KPD, moest aanvankelijk niets hebben van samenwerking, en zeker niet van een fusie. Hij ging ervan uit dat de KPD op eigen kracht al snel de grootste partij zou zijn.
Vóór 1933 hadden de twee grote linkse partijen elkaar op leven en dood bestreden.
In een poging zo veel mogelijk leden te werven nam de KPD een wel heel tolerante houding aan ten aanzien van voormalige nazi’s. Uit onderzoek van de partijadministratie blijkt dat minstens 10 procent van de nieuwe leden uit de NSDAP afkomstig was. Een andere opmerkelijke trend was dat het aantal arbeiders onder de leden afnam, evenals het aantal leden dat vóór 1933 lid was. Met andere woorden, de ‘nieuwe’ KPD – later de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) – was verworden tot een partij voor ambtenaren, waarvan een flink deel een ‘bruin’ verleden had.
Ook de Sovjets waren in juni nog tegen al te nauwe banden met de SPD: een links blok zou het beeld van een ‘brede democratische regering’ kunnen verstoren. Maar het liep anders dan de communisten dachten. De SPD wist nieuwe leden te werven en kreeg bovendien algauw genoeg van de arrogantie en het voortrekken van de KPD. Ook stemden de ervaringen met de inmiddels gelijkgeschakelde vakbond en de jeugdbeweging tot nadenken. Binnen de kortste keren hadden de communisten daar de touwtjes in handen.
Bij de KPD groeide de onrust, omdat communisten bij de vrije verkiezingen in verschillende Europese landen buitengewoon slecht scoorden. Dat was het signaal voor Sovjets en KPD om aan te sturen op vernietiging van de SPD, door middel van een fusie. Stalin verordonneerde een fusie vóór 1 mei 1946 – in het najaar van 1946 waren er ook in de DDR verkiezingen, dus haast was geboden.
Referendum
Ulbricht maakte een draai van 180 graden: vanaf oktober 1945 stuurde de KPD aan op een fusie. Maar de SPD was inmiddels niet meer geïnteresseerd. Keer op keer nam Otto Grotewohl afstand van de communistische avances. Leonhard beschrijft in zijn memoires hoe hij op 11 november 1945 aanwezig was bij een bijeenkomst van de SPD ter gelegenheid van de viering van de novemberrevolutie van 1918. Grotewohl verzekerde zijn gehoor, waaronder het partijbestuur van de KPD, dat hij er niet over piekerde te fuseren met de KPD. Leonhard noteerde: ‘Pieck [de leider van de KPD] verbleekte. Er restte hun slechts een oppositierol in een parlementaire democratie – en dat was de nachtmerrie van elke stalinistische apparatsjik.’
Het wonderlijke is dat dezelfde Grotewohl vier weken later te kennen gaf wél naar een fusie te streven. Ondanks de opening van de DDR- en partijarchieven is nog steeds niet opgehelderd waarom hij zo plotseling en zo radicaal van standpunt wisselde. Zeker is dat hij in december bij de Sovjetbevelhebber, maarschalk Zjoekov, was ontboden. Sommigen denken dat de Sovjets hem chanteerden met duistere zaken uit zijn verleden. Anderen gaan ervan uit dat zij op zijn ijdelheid werkten en hem een toekomst als leider van Duitsland beloofden. In ieder geval leidde Grotewohls ommezwaai tot heftige discussies en grote verwarring in de SPD.
Ulbricht maakte een draai van 180 graden: vanaf oktober 1945 stuurde de KPD aan op een fusie.
De KPD voerde de druk op. In een aantal conferenties met afgevaardigden van de SPD en KPD werd de fusie voorbereid. Zoals gebruikelijk binnen de SPD volgde een stemming onder de leden. In de Russische bezettingszone vond deze geen doorgang – de stembureaus in Oost-Berlijn werden vanwege de desastreuze resultaten al na een halfuur gesloten –, maar in West-Berlijn kon het referendum ongestoord plaatsvinden. Ruim 80 procent stemde tegen een volledige fusie, maar ruim 60 procent was wel voor samenwerking. Dat klopte met de algemene stemming onder de sociaal-democraten: geen samensmelting, wel samenwerking. De stemming onder de West-Berlijners had echter geen enkele betekenis voor de uiteindelijke afloop: de fusie moest doorgaan.
Op 21 en 22 april vond het oprichtingscongres van de SED plaats, dat volgens de gezaghebbende Amerikaanse historicus Norman Naimark het einde betekende van ‘any program for the unity of Germany’. In hoog tempo werden onwillige sociaal-democraten vervolgens uit de partij gezet of gearresteerd. Tallozen verlieten de Sovjetbezettingszone. Van de beloofde pariteit in bestuursfuncties kwam niets terecht.
De fusie is nog steeds omstreden onder historici én onder politici. Bij de vorming van een coalitie in Berlijn in 2001 eiste de SPD dat de erfgenamen van de SED hun excuses zouden aanbieden voor de Zwangsvereinigung.
Bizonië
De andere politieke partijen verging het al niet veel beter. Lastige politici verdwenen in concentratiekampen of kozen eieren voor hun geld en vertrokken naar het Westen. Hun plaatsen werden opgevuld door figuren die loyaal waren aan de SED. Van een politiek debat was nauwelijks nog sprake.
De gemeenteraads- en Landtag-verkiezingen in de herfst van 1946 waren wat de Sovjetzone betreft een laatste stuiptrekking van de democratie en de eerste vuurproef voor de SED. Als de resultaten zouden tegenvallen, dan was Stalins minimale optie – de SBZ als communistisch bolwerk – echt onvermijdelijk geworden. En de resultaten vielen tegen – ondanks obstructie van de andere partijen en cadeautjes voor de kiezers. Omineus was het verlies in de industriesteden. Nu was duidelijk dat de SBZ zo snel mogelijk tot een zelfstandige, communistische staat moest worden omgevormd.
In de westelijke zones werden de ontwikkelingen in de SBZ vol wantrouwen gevolgd. Kurt Schumacher, de leider van de SPD in het westen, negeerde de gebeurtenissen in het oosten zo veel mogelijk. In de beste sociaal-democratische traditie was er voor hem weinig verschil tussen de communisten en de nazi’s. In zijn optiek was elke vorm van samenwerking met de KPD uit den boze, en hij was dan ook fel tegen het referendum over de fusie dat in West-Berlijn werd gehouden. Hij gaf naar aanleiding van de fusieplannen het advies om de partij op te heffen – alles was beter dan samenwerking met de KPD. In februari 1946, toen duidelijk was dat fusie onvermijdelijk was geworden, verbrak hij alle banden met de Ost-SPD.
Ook de CDU-West negeerde de ontwikkelingen in het oosten. Onder leiding van de bejaarde Konrad Adenauer was de CDU juist een koers ingeslagen van Westbindung, een politiek van toenadering tot de Verenigde Staten en de buurlanden in West-Europa. In dit beleid was geen plaats voor een toenadering tot de Sovjet-Unie of een neutraal Duitsland. Ook na 1949 negeerde Adenauer de DDR. Het zou tot 1982 duren voordat zijn partij het bestaan van de DDR erkende.
In de westelijke zones werden de ontwikkelingen in de SBZ vol wantrouwen gevolgd.
De Verenigde Staten volgden de ontwikkelingen in de Sovjetzone met argwaan. Zij zagen in het agressieve optreden van de SMAD tegen politiek tegenstanders, het bevoordelen van de communisten en de afgedwongen fusie van de SPD en KPD een bevestiging van hun vermoeden dat de Sovjets niet van plan waren zich aan afspraken te houden.
De kern van het probleem was dat de vier geallieerden gezamenlijk Duitsland zouden besturen en daartoe geregeld overlegden in de Allied Control Council. Maar tegelijkertijd waren zij heer en meester in hun eigen zone. Daardoor was het onvermijdelijk dat de zones al direct vanaf mei 1945 uit elkaar groeiden. Elke bezettingsmacht probeerde immers een Duitsland te creëren naar zijn eigen evenbeeld. In de SBZ betekende dat nationalisaties, onteigening van het grootgrondbezit en vestiging van een communistisch bestuur. In het westen zien we het tegenovergestelde: daar werd de markteconomie gestimuleerd en een politiek systeem gereconstrueerd naar Amerikaans – dat wil zeggen federaal – voorbeeld.
De zones groeiden nog verder uit elkaar na de aankondiging van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken James Byrnes op 6 september 1946 dat de Britse en Amerikaanse zone een douane-unie zouden aangaan. Dit gebied, bijgenaamd Bizonië, zou de kern van het latere West-Duitsland worden. Aangezien de Sovjets bezig waren de economie in hun zone om te vormen naar een planeconomie, was enige vorm van samenwerking feitelijk op voorhand uitgesloten. De rede van Byrnes maakte duidelijk dat het vertrouwen tussen de voormalige bondgenoten al in september 1946 verdwenen was.
Trumandoctrine
Na de oprichting van Bizonië op 1 januari 1947 zien we aan beide kanten van het IJzeren Gordijn voorbereidingen voor de vorming van twee Duitse staten. Aan de westelijke kant werd dit proces onder meer bevorderd door de Trumandoctrine van maart 1947, waarin de Amerikaanse president steun beloofde aan ieder land dat zich bedreigd voelde door de communistische expansie, en de Marshallhulp, die in juni 1947 werd toegezegd. Het aanbod van de Verenigde Staten dat het oosten ook mee mocht doen aan de Marshallhulp was volkomen plichtmatig en ook de protesten van de Sovjet-Unie waren niet meer dan een ritueel. Iedereen wist in de zomer van 1947 dat het onvermijdelijke allang gebeurd was.
In beide delen van Duitsland kregen de Duitsers langzaam meer bevoegdheden om zichzelf te besturen. Steeds zichtbaarder werd zo dat zich twee staten ontwikkelden, omdat daartoe allerhande bestuursorganen werden gevormd. In beide zones verschenen ‘economische commissies’, voorlopers van de latere regeringen. In maart 1948 kwam er een einde aan de ontmoetingen van de vier geallieerden in de Allied Control Council. De Sovjets bleven voortaan weg.
De blokkade van Berlijn van juni 1948 tot en met mei 1949 wordt door sommige historici nog weleens gezien als het begin van de Koude Oorlog, maar de beide Duitslanden waren op dat moment al uit elkaar gegroeid. De blokkade was niet meer – maar ook niet minder – dan een laatste poging van Stalin om het communistische deel van Duitsland te zuiveren van kapitalistische invloeden.
Dat lukte niet, want de Verenigde Staten wilden zowel de Sovjets als de Duitsers en andere Europeanen laten zien – de NAVO was in aanbouw – dat ze werkelijk een betrouwbare bondgenoot waren. Doordat de isolatie van Berlijn werd doorbroken door de beroemde luchtbrug leverde de blokkade alleen maar verlies op voor Stalin en winst voor de Verenigde Staten. Voor de Duitsers bracht hij een onverwacht voordeel: voor het eerst in lange tijd waren ze slachtoffer in plaats van dader.
In beide delen van Duitsland kregen de Duitsers langzaam meer bevoegdheden om zichzelf te besturen.
Nog voor het einde van de blokkade kwam de West-Duitse staat tot stand. Op 23 mei 1949 trad de grondwet in werking. In augustus volgden de eerste verkiezingen. Op 15 september werd Konrad Adenauer door de Bundestag met één stem meerderheid tot de eerste bondskanselier gekozen.
In de SBZ zien we een soortgelijk proces, maar om elk risico uit te sluiten waren hier de procedures en verkiezingen volkomen gemanipuleerd. Bij de verkiezingen werd voor het eerst het principe van de Einheitsliste toegepast. Omdat in de DDR verschillende partijen bestonden, zou de kiezer in de verleiding kunnen komen om op een andere partij dan de SED te stemmen. Om dit te voorkomen werden alle kandidaten van alle partijen samen op één lijst gezet. De kiezer kon de hele lijst dan in één keer goedkeuren. Daarmee werden pijnlijke uitslagen voorkomen. Het was een uiterst efficiënte methode om de laatste restjes democratie om zeep te helpen en beviel de SED goed: pas in maart 1990 zouden er weer echte verkiezingen plaatsvinden.
In het parlement had de SED overigens geen meerderheid. Maar omdat ook maatschappelijke organisaties in het parlement zaten, zoals de vakbonden en de jeugdbeweging, haalden de communisten toch altijd meer dan 50 procent van de stemmen en waren zo heer en meester. Overigens waren de andere parlementsleden gezagsgetrouw en stemden nooit tegen.
De nieuwe Oost-Duitse staat kon pas worden opgericht ná de West-Duitse. Zo kon de SED het Westen de schuld geven voor de Duitse deling. Op 7 oktober 1949 stelde het Oost-Duitse parlement, de Volkskammer, de Oost-Duitse grondwet in werking en daarmee waren er officieel twee Duitse staten. De SBZ heette voortaan de Deutsche Demokratische Republik, de eerste Arbeiter-und-Bauern-Staat op Duitse bodem.
De deling van Duitsland kreeg zijn beslag tussen de herfst van 1945 en het voorjaar van 1946. Met de vernietiging van de sociaal-democraten in april 1946 werd de vestiging van een volksdemocratie onder communistische leiding bezegeld. Vanaf dat moment hadden de Verenigde Staten en de West-Duitsers weinig illusies meer over het behoud van één Duitse staat. Stalin had de nationalistische gevoelens van de West-Duitsers overschat. Zij hadden liever een deling onder Amerikaanse paraplu dan een Duitse eenheid onder Sovjettoezicht.
Met de definitieve splitsing van beide Duitslanden in 1949 werd onverwacht en onbedoeld een centraal Europees probleem opgelost: het Duitse probleem. Duitsland, dat sinds 1871 in het midden van Europa lag en te groot was als Europese macht en te klein als wereldmacht, was nu gedeeld. Daarmee verdween een bron van onrust uit Europa.
Het is dan ook niet voor niets dat de geallieerden uit de Tweede Wereldoorlog laconiek op deze ontwikkeling reageerden. Typerend voor deze stemming zijn de legendarische woorden van een Frans politicus: ‘Ik houd zo van Duitsland dat ik blij ben dat er twee van zijn.’ Kind van deze rekening waren de Oost-Duitsers, die tot 1990 met een neostalinistische dictatuur zaten opgescheept.
Willem Melching is Duitslanddeskundige aan de Universiteit van Amsterdam en auteur van Van het socialisme, de dingen die voorbijgaan. Een geschiedenis van de DDR 1945-2000 (2004).
Meer informatie
Boeken
Een standaardwerk over de Sovjetpolitiek in de Sovjetbezettingszone is The Russians in Germany. A History of the Soviet Zone of Occupation, 1945-1949 van Norman M. Naimark (1995).
Zeer onderhoudend zijn de memoires van Wolfgang Leonhard, lid van de Gruppe Ulbricht. Er zijn verschillende versies; de beste is nog steeds: Die Revolution entlässt ihre Kinder, in 1956 in het Nederlands vertaald onder de titel De revolutie laat haar kinderen gaan.
Op basis van nieuwe archieven, met veel aandacht voor de beginjaren van de Koude Oorlog, schreef John Lewis Gaddis We Now Know. Rethinking Cold War History (1998).
Websites
De meest complete site over Duitse geschiedenis in het Nederlands is van het Duitsland Instituut: www.duitslandweb.nl.
Het Historisches Museum in Berlijn heeft een website met talloze objecten, affiches en filmpjes: www.dhm.de/lemo/home.html.
Films
De sfeer in het naoorlogse Duitsland en Berlijn is goed getroffen in onder meer Germania, anno zero van Roberto Rossellini uit 1948, opgenomen op locatie in het verwoeste Berlijn.
Die Mörder sind unter uns van Wolfgang Staudte uit 1946, gemaakt in de SBZ, bevat fraaie sfeerbeelden en een ijzersterke rol van Hildegard Knef als concentratiekampslachtoffer die terugkeert naar de ruïnes van Berlijn. Opmerkelijk is het accent dat op politiek vervolgden ligt; de Joodse slachtoffers lijken niet te bestaan.
Die Ehe der Maria Braun van Rainer Werner Fassbinder uit 1979 is een eigenzinnige film over Duitsland in de periode 1945-1954.