De Joodse József Szterényi doorliep in de negentiende eeuw een fraaie carrière in Boedapest. Hij kocht er een huis boven op een heuvel, dat hij prachtig liet verbouwen. Tegenwoordig is Jaap Scholten de bewoner.
Ons huis in Boedapest en de opeenvolgende eigenaren illustreren de recente roerige geschiedenis van dit deel van Europa. Het huis is gebouwd op 422 meter hoogte op de Svábhegy, wat wil zeggen: de Zwabenheuvel, de heuvel die van oudsher is bewoond en ontgonnen door Duitse immigranten uit Beieren. Zij woonden in eenvoudige lemen huizen te midden van boomgaarden, wijnstokken en weilanden.
Vanaf de bovenste verdieping van ons huis zie je de Donau door het Pilis-gebergte kronkelen richting Slowakije. Over die rivier kwamen de Zwabische gelukzoekers in de zeventiende en achttiende eeuw op vlotten de rivier afgezakt. Ze werden door de Habsburgse keizers, de Hongaarse landeigenaren en de katholieke kerk gelokt met de belofte van land en belastingvrijstelling nadat de Ottomanen het land in 1668 gebrandschat en onderbevolkt hadden achtergelaten.
Eerste zomerhuis
Ons huis was een van de eerste zomerhuizen die op de Svábhegy werden gebouwd – in 1881, door Adolf Rosenthal. Over hem kan ik weinig achterhalen. Ik vind alleen een beeldhouwer met dezelfde naam. Rosenthal liet een romantische, langwerpige jachthut in chaletstijl bouwen. In 1867 werd het compromis gesloten tussen Hongarije en Oostenrijk waaruit de Dubbelmonarchie ontstond en dat voor de Hongaren een ongekende periode van bloei bracht. Boedapest werd de snelst groeiende stad van Europa. Tussen 1890 en 1910 groeide de bevolking met 79 procent: gebouwen, hele straten en wijken rezen als paddenstoelen uit de grond.
In 1873 waren er rails voor een tandradtrein tot halverwege de Svábhegy aangelegd, en daardoor kwam de onderzijde van de heuvel in ontwikkeling. Dankzij de komst van de tandradbaan konden zware bouwmaterialen naar boven worden gebracht. In 1890 werden de rails verlengd tot boven aan de Széchenyi-heuvel, met de voorlaatste halte bij ons in de straat. Dat treintje rijdt nog altijd: een prachtig Orson Welles’ The Third Man-achtige rode vierkante bak, die Boedapesters naar boven brengt de bossen in.
József Szterényi
Rond 1890 werd het huis verworven door József Szterényi. Hij was de zoon van de rabijn van Ujpest, Albert Stern. Ujpest had een grote Joodse gemeenschap en twee synagogen. Albert Stern veranderde, uit verlangen te assimileren, de familienaam van Stern in het Hongaarse Szterényi. Wegens extravagantie werd Albert in 1884 van zijn taak ontheven. Vier jaar later stierf hij in een psychiatrische inrichting in Boeda. Albert had vijf zonen en een dochter, die zich allen tot het katholicisme of protestantisme bekeerden. Alle zes bleven ze kinderloos. Een van hen, József, werd gereformeerd en adopteerde een zoon.
Allure: De wintertuin heeft glas in lood met felgekleurde bloemen
Er wordt gezegd dat József Szterényi ons huis kocht voor zijn maîtresse, een ballerina. Maar als je de familiegeschiedenis leest, naar zijn carrière kijkt en naar het ene portret dat ik van hem bezit, dan is een dergelijke frivoliteit moeilijk voor te stellen. Op de foto kijkt hij streng en gefocust. Het moet een zeer gedreven en gedisciplineerde man geweest zijn. Ik heb kortgeleden zijn enige kleinzoon op bezoek gehad. We dronken thee in de zitkamer voor de open haard, onder het ingelegde rozenhouten plafond dat door zijn grootvader besteld moet zijn.
De ballerina
In 1890 trouwde hij met de knappe slagersdochter Ida Maholdy uit Brasov in Transsylvanië. Ook vertelde hij dat er op veel foto’s van zijn grootvader een szomurú lány stond, een treurig kijkend meisje. Was het sombere meisje de ballerina?
Of ons huis werkelijk voor een minnares werd aangeschaft zal onduidelijk blijven
Of ons huis werkelijk voor een minnares werd aangeschaft zal onduidelijk blijven. Zeker is dat József Szterényi het huis allure gaf. Hij bouwde er een verdieping bovenop en liet er in 1913 een wintertuin met art-nouveauramen aanbouwen. Het glas in lood van felgekleurde bloemen werd ontworpen door de wereldberoemde Miksa Róth, die ook de ramen voor het Hongaarse parlement, de nationale bank, het koninklijk paleis in Boedapest en het Vredespaleis in Den Haag maakte.
In de tuin liet hij een vijf meter hoge fontein aanleggen van de firma Zsolnay, van dit type werden er maar drie gemaakt
Szterényi plaatste levensgrote beelden van een edelhert en een wild zwijn op sokkels aan weerszijden in de tuin en liet een vijf meter hoge fontein door de firma Zsolnay uit Pecs bouwen met bovenop een op één been balancerende cupido. Zijn initialen staan boven in de fontein: JS. Er werden in totaal slechts drie fonteinen van dat type gemaakt, een voor het Hercules-bad in Partium – nu Roemeens grondgebied en totaal verwaarloosd – en een voor de familie Zsolnay. Deze staat als pronkstuk in de tuin van het Zsolnay Museum in Pecs.
Baron
József Szterényi begon als journalist en publiceerde een aantal boeken over economische onderwerpen. Bij het ministerie van Economische Zaken werd hij de assistent van Ference Kossuth, de zoon van de beroemde Hongaarse vrijheidsstrijder. Szterényi werd staatssecretaris en in 1918 minister van Economische Zaken. In datzelfde jaar werd hij door de laatste Habsburgse keizer van Oostenrijk tot baron gemaakt. Na de Eerste Wereldoorlog en het Verdrag van Trianon onderhandelde hij namens Hongarije met Oostenrijk over de grensgebieden en de oorlogsschulden.
Rond 1920 verkocht József Szterényi het huis op de Svábhegy. Hij verhuisde naar Pest, verwierf een landgoed ten noorden van het Balaton en stierf een natuurlijke dood in 1941, enkele jaren voordat de nazi’s het bewind over Hongarije overnamen.
Wat zou de rabbijn van Ujpest trots geweest zijn als hij had geweten in welke mate zijn zoon – József baron Szterényi de Brasso: mecenas, landeigenaar, staatssecretaris, minister, onderhandelaar voor Hongarije, bevriend met hertoginnen, in de adelstand verheven door de laatste keizer – geassimileerd was in de Dubbelmonarchie.
Jaap Scholten is schrijver.
Dit artikel is exclusief voor abonnees