Home COLUMN: Annejet van der Zijl over terrorist Najim Laachraoui

COLUMN: Annejet van der Zijl over terrorist Najim Laachraoui

  • Gepubliceerd op: 27 mei 2016
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Annejet van der Zijl
COLUMN: Annejet van der Zijl over terrorist Najim Laachraoui

Waarom ontpopte de vriendelijke, behulpzame Najim zich tot een terrorist? Omdat hij zich verloren voelde, meent Annejet van der Zijl. En omdat hij wist dat er geen kansen voor hem waren.

‘Jongens waren we – maar aardige jongens…’ Het is misschien vreemd, maar elke keer als ik de foto’s zie van de jonge terroristen die de afgelopen tijd dood en verderf zaaiden in Frankrijk en België, moet ik denken aan de onsterfelijke eerste zin van Nescio’s Titaantjes. Want op de Facebook-kiekjes van Abdelhamid Abaaoud, Bilal Hadfi of Najim Laachraoui zie je geen misdadigerstronies of psychopatenkoppen, maar zo op het oog normale, onbevangen lachende jongemannen. ‘Najim was geen slechte jongen,’ zoals een van zijn voormalige leraren onlangs schreef in een open brief in de Belgische krant Le Soir. ‘Hij was vriendelijk en behulpzaam, hij was geen jongen zonder toekomst. Ondanks zijn naam en zijn uiterlijk hadden zijn succes op school en zijn intelligentie deuren voor hem geopend.’
 

Najim was de bommenmaker

 En toch trok dezelfde vriendelijke Najim na een eerste studiejaar aan de Brusselse universiteit naar Syrië, waar hij in 2013 en 2014 onder andere als cipier fungeerde van westerse gijzelaars van Islamitische Staat. Wel, zoals een Franse gijzelaar later verklaarde, was hij een van de meest menselijke. In 2015 beraamde hij samen met een aantal jeugdvrienden de bloedige aanslagen in november in Parijs, waarbij meer dan 130 doden vielen. Najim was de bommenmaker. En uiteindelijk blies hij, inmiddels 24 jaar oud, zichzelf op 22 maart op bij een incheckbalie van de Brusselse luchthaven Zaventem, veel anderen met zich mee de dood in slepend.
 

Een toffe jongen

‘Verdomme, Najim, hoe heeft het zover kunnen komen?’ vroeg zijn voormalige leraar zich een week of wat later af in zijn openbare hartenkreet. ‘Ik vond je een toffe jongen, Najim. Nu voel ik alleen verdriet, woede en schaamte.’
 
Het is hetzelfde onbegrip dat ik ooit voelde toen ik het levensverhaal optekende van Houari Belhadji, ook al zo’n slimme en aardige jonge Noord-Afrikaan. Met dat verschil dat Houari pas op 17-jarige leeftijd vanuit Algerije naar Europa kwam, hier als illegaal in de misdaad belandde en uiteindelijk door een concurrerende lotgenoot werd doodgeschoten. Op de laatste foto’s die ik van hem zag, lag hij ruggelings tegen een paar bierkratjes in een gangetje van een café aan de Ten Kate-markt, met de gebroken, licht verbaasde ogen van iemand die heel onverwacht en heel plotseling was doodgegaan.

En waarom? Hoe had het zover kunnen komen met hem en zoveel van dit soort jongens? Het antwoord kreeg ik van een westerse diplomaat in Algiers, die me vertelde over de verloren generaties die op dat moment ontstonden in Noord-Afrika. Een demografische tijdbom, zo noemde hij het: een overvloed aan jongemannen die opgroeien met westerse idealen, maar tegelijkertijd ook met de wetenschap dat er voor hen nauwelijks werk, geen woningen en eigenlijk geen kansen zijn.
 

Tweederangsburger: Hij wilde een held zijn, er echt toe doen.

Te vergelijken, zo voegde hij er nog aan toe, met de jongeren die na de Eerste Wereldoorlog opgroeiden in het vernederde en perspectiefloze Duitsland, en die later zo’n gewillige prooi bleken te vormen voor het nationaal-socialistisch gedachtegoed.

Te vergelijken dus ook met Najim Laachraoui, die, hoe tof zijn leraar hem misschien ook vond, drommels goed besefte dat hij ondanks zijn Belgische paspoort altijd een tweederangsburger zou blijven. Dat hij, zoals zijn leraar naïef en eigenlijk tamelijk dodelijk schreef, altijd iets moest zien te worden ondanks zijn naam en zijn uiterlijk. Terwijl hij – want welke jongen van twintig wil dat nou niet? – een held wilde zijn, en er echt toe wilde doen in het leven. 
 

Nescio

In de woorden van Nescio: ‘We zouden hun wel eens laten zien hoe ’t moest. We, dat waren wij, met z’n vijven. Alle andere menschen waren “ze”. “Ze”, die niets snapten en niets zagen. Op enkele “goeie kerels” na werd iedereen door ons veracht. […] Ik ben nu geen held meer… maar toen waren we in de dagen onzer dwaasheid, de uitverkorenen Gods, ja God zelf.’

Met de Titaantjes is het in het boek nog redelijk goed gekomen, al belandde er eentje, als ik me niet vergis, in de gelederen van de SDAP. Maar de Sturm und Drang van Najim en zijn makkers liep uit op een letterlijk en figuurlijk wereldschokkend drama, waarvan we misschien maar één ding kunnen leren. Namelijk: laat nooit generaties zonder kansen opgroeien. Het is levensgevaarlijk. 

Annejet van der Zijl is schrijver en historicus. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 6 - 2016