Nederlandse autoriteiten maakten zich tijdens het Interbellum zorgen over gemengde huwelijken met Chinezen en maakten relaties met dit ‛vreemde ras’ moeilijk.
Chinese zeelui kwamen vanaf begin twintigste eeuw naar Nederland. Soms – heel soms – kregen ze relaties met Nederlandse vrouwen. In de ogen van de bestuurlijke bovenlaag was die ‛rassenmenging’ een moreel probleem; daarom kregen vrouwen te horen dat ze zich vooral niet met deze mannen moesten inlaten.
De uitsluiting van Chinezen in Nederland tijdens het Interbellum lag in het verlengde van de verhoudingen in Nederlands-Indië, waar bevolkingsgroepen ook sociaal gescheiden werden gehouden. Chinezen die hierheen wilden verhuizen, stuitten vaak op tegenwerkende consuls, die geen visum wilden afgeven, en op douanepersoneel dat hen tegenhield. Eenmaal in Nederland liepen ze het risico te worden gedeporteerd (zie het kader ‛Van het bed gelicht’). Daarnaast moesten ze zich melden bij de politie – met een identiteitsbewijs met foto en vingerafdrukken – en werden ze jaarlijks geteld.
Een relatie met een Nederlandse vrouw lag gevoelig (zie kader ‛Verliefd temperament’). En als het er toch van kwam en de twee wilden trouwen, dan moesten ze een adviessessie bijwonen. Daarin kreeg de vrouw te horen dat ze de relatie maar beter kon verbreken.
Bron
Betty de Hart, ‛Regulating Dutch-Chinese marriages and relationships in the Netherlands (1920-1945)’, in: The History of the Family.
Van het bed gelicht
Na een bendemoord onder Chinezen in Amsterdam hield de overheid een klopjacht (Nieuwsblad van het Noorden, 8 augustus 1922):
‛Gistermorgen vroeg is te Amsterdam de politie van het Bureau Warmoesstraat begonnen met de ontruiming van verschillende Chineezenlogementen. (…) Ongeveer 100 Chineezen werden op een politieboot en in politie-auto’s naar de Mij. Nederland vervoerd. Daar zal worden uitgezocht, wie naar China zullen worden teruggestuurd. De Amsterdamsche Chineezenkolonie teldde een 600 man, waarvan er niet minder dan 300 zonder middelen van bestaan en zonder regelmatig geviseerd paspoort bleken te zijn. Al deze zwervers zijn in den loop van den dag opgepakt en naar een loods van de maatschappij Nederland getransporteerd, waar de rijksveldwacht voor de bewaking zorgt.’
‛Verliefd temperament’
Een nieuwsbericht uit de Delftsche Courant van 7 augustus 1909 waarschuwde vrouwen voor ‛de Geeltjes’:
‛Een tooneelspeelster, Rosa Hofmann, die veertien dagen geleden uit Berlijn, waar zij een Chinees tot minnaar had, te Frankfort a/d. M. was aangekomen, legde het daar met een Japanner aan, wat de Chinees te weten kwam. Hij trok naar Frankfort, zocht de ontrouwe geliefde in haar huis op en schoot haar na een korte woordenwisseling met drie revolverkogels dood. Hierna pleegde de Chinees met zijn revolver zelfmoord. ’t Schijnt dat de Geeltjes (denk aan de Chineezen in New-York) een verliefd temperament hebben. Een “geel gevaar” voor de Europeesche (en Amerikaansche!) dames.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees