Boeren vrezen voor hun voortbestaan vanwege de stikstofplannen van het kabinet. Eenzelfde vrees leefde bij vissers in 1918, toen de Nederlandse overheid destijds bekendmaakte dat de Zuiderzee werd afgesloten door een dijk. Historicus Eva Vriend, schrijver van Eens ging de zee hier tekeer, zegt dat de boeren van de geschiedenis kunnen leren. ‘Net als de Zuiderzeevissers kunnen de boeren hun cultuur behouden, maar ze moeten economisch veerkrachtig zijn.’
Protesteerden de Zuiderzeevissers destijds net zo fel als de boeren?
‘Er waren wel wat protesten, maar die zijn niet te vergelijken met de boerenprotesten in 2019. De houding van de vissers was meer gelaten. De kustbewoners leefden van het water en ze konden zich simpelweg niet voorstellen dat de zee zou verdwijnen. Net als de boeren geloofden ze dat ze de natuur beter kenden dan de beleidsmakers in Den Haag. Volgens hen zou het project van de Afsluitdijk falen. De invloed van het Christendom speelde hier ook een belangrijke rol in. De vissers hadden veel ontzag voor autoriteit.
Nog een factor was het feit dat de vissers uit de verschillende stadjes geen gezamenlijk front vormden. Ze voeren allen op dezelfde zee en de concurrentie was dan ook groot. Zo konden ze geen uniform gezelschap bij elkaar brengen.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Was de noodzaak destijds net zo hoog als nu met de huidige stikstofproblematiek?
‘De directe aanleiding voor de bouw van de Afsluitdijk was een zware overstroming van de Zuiderzee in 1916 waarbij ongeveer vijftig mensen om het leven kwamen. Er was destijds meer een gevoel van urgentie dan nu. De huidige klimaatproblematiek is een probleem van de lange termijn. Al jaren zijn wetenschappers het eens dat er maatregelen nodig zijn, maar door het gebrek aan urgentie blijven deze achter. Die wrijving bestond ook enigszins ten tijde van het debat rondom de Zuiderzee. Al aan het eind van de negentiende eeuw waren er plannen om de zee af te sluiten, maar pas na de overstroming in 1916 ondernam de politiek daadwerkelijk actie.
Het project was destijds ook een manier om werkgelegenheid te creëren en de agrarische sector een boost te geven. Na elke overstroming was het zoutwater van de zee funest voor de landbouw. Bovendien was Nederland toentertijd, in tegenstelling tot nu, voor zijn voedselproductie grotendeels afhankelijk van import. Met de afsluiting van de Zuiderzee kon een groot gebied gepolderd worden voor landbouw.’
De vissers vonden zichzelf op economisch gebied opnieuw uit
Wat waren de gevolgen voor de vissers?
‘Zij waren genoodzaakt zich aan te passen; er moest natuurlijk nog steeds geld worden verdiend. Gelukkig voor hen hadden ze ervaring als ondernemers, wat goed van pas kwam in andere sectoren. Zo vonden de vissers zichzelf op economisch gebied opnieuw uit. In Spakenburg gingen voormalige vissers de handelssector in door de centrale ligging van dit gebied, terwijl er in Volendam meerdere bouwondernemingen ontstonden. De ondernemersgeest gepaard met de gemeenschapszin rukten de dorpen uit het dal.’
Hielp de overheid een handje?
‘In 1925 trad de Zuiderzeesteunwet in werking voor vissers die hun hoofdmiddel van bestaan verloren. De bewijslast hiervoor lag echter bij de vissers zelf. Ze moesten aantonen dat hun inkomen voor meer dan de helft afhankelijk was van de Zuiderzee, een lastige opgave voor velen. De vissersgemeenschappen kwamen er weer bovenop ondanks de overheid, niet dankzij.’
Kunnen de boeren zichzelf ook opnieuw uitvinden?
‘In tegenstelling tot de Zuiderzeevissers zijn de boeren al sinds de jaren tachtig stevig gesubsidieerd. Zodoende zijn ze deels afhankelijk geworden van de overheid. Ze zitten als het ware gevangen in het agrarisch-industriële complex, waardoor hun zelfstandig ondernemerschap is beperkt. Tegenwoordig is overheidssteun voor de boeren vanzelfsprekend, maar zonder steun zou hun ondernemersgeest meer worden geprikkeld.
De boeren kunnen lessen trekken uit de geschiedenis van de vissers. De visserij was en is nog steeds een behoudende sector. Toch hebben ze zich op economisch vlak flexibel getoond, terwijl hun culturele beleving minder flexibel is gebleken. Nog steeds zoeken de kustbewoners elkaar op, stemmen ze op dezelfde politieke partijen en is er een hoog gehalte kerkgangers. Net als de vissers kunnen de boeren hun cultuur behouden, maar ze moeten economisch veerkrachtig zijn. De Zuiderzeevissers zijn hét voorbeeld dat dit mogelijk is.’