Home Dossiers Tweede Wereldoorlog Blitz: bombardementen op Londen

Blitz: bombardementen op Londen

  • Gepubliceerd op: 26 september 2005
  • Laatste update 09 mrt 2023
  • Auteur:
    Bas de Vries
  • 10 minuten leestijd
Blitz in Londen
Hitler in de Tweede Wereldoorlog
Dossier Tweede Wereldoorlog Bekijk dossier

De bomaanslagen in Londen in 2005 brachten het weer naar boven: het klassieke beeld van de koelbloedige Londenaren die in de herfst en winter van ’40-’41 onverstoorbaar de Duitse bombardementen doorstonden. Er valt echter een veel genuanceerder verhaal over de Blitz te vertellen dan dat wat naar voren komt uit de oorlogsspeeches van de toenmalige premier Winston Churchill.

Sidney Orford werkte tijdens de Tweede Wereldoorlog als jonge rijksambtenaar in het centrum van Londen. De Duitse luchtaanvallen ervoer hij als ‘afschuwelijk’, vertelt hij later aan lokale amateurhistorici in zijn verzorgingshuis in het graafschap Kent. ‘We schuilden overal waar we maar konden. En als de aanvallen weer over waren, gingen we dwars door de gebombardeerde gebieden naar ons werk.’

Meer lezen over de Tweede Wereldoorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Toch was er van massale angst geen sprake, aldus Orford. ‘We accepteerden alles en gingen gewoon door met ons leven. We zaten met z’n allen in hetzelfde schuitje. Er was een geweldige “we-gaan-ze-verslaan-mentaliteit”.’

Het zijn dergelijke herinneringen die het beeld van het bombardement binnen en buiten Londen bepalen. De Britse hoofdstad, zo wil het klassieke beeld over de Tweede Wereldoorlog, reageerde tamelijk stoïcijns en zelfs met opmerkelijk veel humor op de 30.000 bommen die de Duitsers alleen al tussen september en december 1940 lieten neerdwarrelen op de stad. Toen al oogstten de Londenaren daarmee bewondering van buitenlandse waarnemers. Typerend is het laatste shot uit de propagandafilm London Can Take It (‘Londen kan het hebben’): een kleine cockney-arbeider die onaangedaan een shagje opsteekt te midden van de oorlogsellende.

Van massale angst was geen sprake, aldus Orford

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Twijfels aan het heroïsche beeld van de Blitz

Pas tamelijk recent beginnen historici vraagtekens te plaatsen bij die wel heel heroïsche versie van de Tweede Wereldoorlog. De eerste die dat voluit durfde was de Schotse cultuurhistoricus Angus Calder, die in 1991 opzien baarde met zijn boek The Myth of the Blitz. Daarin betoogt hij niet dat Groot-Brittannië tijdens de Tweede Wereldoorlog volledig in de greep van de angst was. Zijn centrale punt is wel dat er een veel genuanceerder verhaal over de Blitz te vertellen valt dan dat wat naar voren komt uit de oorlogsspeeches van de toenmalige premier Winston Churchill of de warme herinneringen van hedendaagse Conservatieve columnisten.

De Londenaren en de Britten in het algemeen waren ook maar mensen, zegt Calder met zoveel woorden, die om begrijpelijke redenen soms wel degelijk in paniek raakten. Hetzelfde schrijft zijn vakgenote Joanne Bourke in haar begin dit jaar verschenen studie Fear: A Cultural History.

De Britten waren ook maar mensen, zegt Calder

In hun bijgestelde verhaal is ook plaats voor bijvoorbeeld het feit dat een kwart van de bevolking al in november 1940 Londen uit was gevlucht; velen voelden zich onbeschermd tegen de Duitse bombardementen omdat de regering hardnekkig geweigerd had schuilkelders te bouwen. Of voor het gegeven dat Churchill en de Britse koninklijke familie op boegeroep werden getrakteerd toen zij op het hoogtepunt van de Blitz de puinhopen inspecteerden in het straatarme en allerzwaarst getroffen East End.

Bewoners van de sloppenwijken, die hun schamele bezittingen in vlammen hadden zien opgaan, konden de aanblik van de koningin op haar paasbest en Churchill die zijn veilige bunker even had verlaten moeilijk verdragen. Pas toen er ook bommen begonnen te vallen op Buckingham Palace en de moeder van de huidige koningin Elizabeth II van geen wijken wilde weten, sloeg de sfeer om.

De Blitz begint

Al vanaf het moment dat de regering op 3 september 1939 Duitsland de oorlog verklaarde en de Tweede Wereldoorlog begon hadden de Britten zich opgemaakt voor het allerergste. Regeringsadviseurs hadden geschat dat er bij een aanval dagelijks 30.000 burgerslachtoffers zouden vallen. Drie keer zoveel mensen zouden psychische problemen krijgen, voorspelden zij. De grote angst was dat de hoofdstad daardoor volledig verlamd zou raken. Zeker als de vijand bijvoorbeeld mosterdgas zou inzetten. ‘Londen zal dagen achtereen één groot gekkenhuis zijn,’ voorspelde de invloedrijke militair denker J.F.C. Fuller al in 1923. ‘De ziekenhuizen worden bestormd, het verkeer komt stil te liggen, de daklozen zullen schreeuwen om hulp.’

Regeringsadviseurs hadden geschat dat er bij een aanval dagelijks 30.000 burgerslachtoffers zouden vallen. Drie keer zoveel mensen zouden psychische problemen krijgen

Dat beeld was niet zo vreemd als men terugdacht aan de ervaringen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Toen er in 1915 Duitse Zeppelins boven Londen verschenen, en twee jaar later Gotha-Giant-bommenwerpers, ontstond er inderdaad chaos. ‘Mensen vochten om toegelaten te worden tot de metrostations,’ aldus Bourke. ‘En er moesten drastische maatregelen worden genomen om ze tegen te houden.’ De doemscenario’s kwamen tijdens de Tweede Wereldoorlog gelukkig niet uit.

Toen de bombardementen na een jaar van relatieve stilte op 7 september dan echt in volle hevigheid begonnen, ging met name het havengebied vrijwel volledig in vlammen op. Wijken die wij nu vooral kennen van de voetbaluitslagen, zoals West Ham en Milwall, werden vrijwel van de aardbodem weggevaagd. Er was aanvankelijk nauwelijks luchtafweer.

De eerste maanden

In de eerste maand kwamen bijna 6000 mensen om en raakten nog eens twee keer zoveel Londenaren zwaargewond. Tijdens de volle-maannacht van 15 oktober dachten velen dat het einde van de stad met 8 miljoen inwoners was gekomen. Toen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog de balans werd opgemaakt, waren 30.000 mensen om het leven gekomen en 100.000 huizen vernietigd: bijna tweederde van de stad lag plat.

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog lag bijna tweederde van de stad plat

Maar Fullers ‘pandemonium’ onder de bevolking bleef achterwege. In plaats daarvan waren de reacties gemengd, als je Peter Ackroyd mag geloven, auteur van het veelgeprezen London – The Biography. ‘Sommige burgers waren hysterisch, vervuld van een overweldigende angst, en er waren verscheidene zelfmoordgevallen. Anderen waren boos en koppig vastbesloten om met hun normale levens door te gaan, zelfs als ze geconfronteerd werden met buitengewone gevaren.’

De Londenaren, aldus Ackroyd, beseften dat zij het zich simpelweg niet konden permitteren om in paniek te raken. Er ontstond een zekere trots toen men merkte dat het leven in sommige opzichten inderdaad gewoon doorging. Beroemd is de foto van de kathedraal van St. Paul, die op 29 december 1940 – de dag van de allerzwaarste bombardementen uit de hele oorlog – fier overeind bleef midden in een rokend Londen: symbool van een ongebroken stad die zich in 1666 tenslotte ook had weten te herstellen van de apocalyptische Great Fire.

Schuilen in de metro

Dat nam echter niet weg dat tienduizenden met name arme Londenaren al in de eerste week van de Blitz wel degelijk de ondergrondse stations in vluchtten, net als eerder was gebeurd in de dagen van de Zeppelins. Aanvankelijk mocht dat niet van de regering. Die was bang dat velen de hele oorlog als passieve mollen zouden doorbrengen onder de grond. Maar al snel kochten mensen simpelweg treinkaartjes van een halve of een hele penny en maakten grote slaapzalen van de underground. Uiteindelijk zat er voor de regering niets anders op dan zich daarbij neer te leggen en zo goed en zo kwaad als het ging te zorgen voor sanitaire voorzieningen in de stations.

Al snel kochten mensen simpelweg treinkaartjes van een halve of een hele penny en maakten grote slaapzalen van de underground

Sommige geschiedschrijvers hebben erop gewezen dat ‘slechts’ 4 procent van de Londenaren ten slotte uitweek naar de ondergrondse. De meerderheid bleef gewoon thuis. Maar dat cijfer zegt niet zoveel als je de omstandigheden in de stations bekijkt, en het gebrek aan beschikbare ruimte. Al om halftwaalf iedere morgen begonnen zich voor de ingangen lange rijen te vormen van mensen met dekens en etenswaren onder de arm, hopend op een plekje voor de komende nacht.

‘Er bestaan twee versies van hoe het was om te schuilen in de ondergrondse,’ zegt historicus Guy de la Bédoyère, die voor de Britse commerciële zender Channel 4 heeft meegewerkt aan televisieprogramma’s over de Tweede Wereldoorlog. ‘Je hebt de cockney jolly good-versie: theedrinken en liedjes zingen. Maar mensen die ’s morgens gewoon de metro pakten beschrijven de geur van urine, de smerige dekens, de vieze kinderen. Ze vonden het weerzinwekkend.’

‘Er bestaan twee versies van hoe het was om te schuilen in de ondergrondse,’ zegt historicus Guy de la Bédoyère

Uiteindelijk zou de Duitse invasie van Rusland in juni 1941 de scherpste kantjes van de Blitz af halen, nadat de hevigheid van de bombardementen begin dat jaar al was afgenomen. Maar de aanvallen bleven komen, en vele daarvan waren bijzonder dodelijk en veroorzaakten veel onrust. Zeker toen tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog duizenden V1’s en V2’s op de stad neerdaalden: de ‘dodelijke insecten’ die bekend werden om hun gezoem, maar vooral om de stilte die daarop volgde vlak voor de inslag.

Volgens Ackroyd begonnen de bombardementen in de loop van de oorlog steeds meer hun tol te eisen: de gebouwen die nog wel overeind stonden werden verwaarloosd, mensen gingen steeds vaker ongeschoren en slordig gekleed naar hun werk; het slaapgebrek werd zichtbaar in hun gezichten. De Londenaren, merkte schrijver Cyril Connolly op, ‘werden steeds opgejaagder en onaangenamer; als padden, iedereen zwetend en trillend onder zijn eigen steen.’ Met name tijdens de verduistering in de avond en nacht voelden velen zich slecht op hun gemak, niet in de laatste plaats door de gouden kansen die het donker criminelen en plunderaars bood.

Geallieerde bombardementen op Duitsland

Op 3 maart 1943 gebeurde er iets wat de eendimensionale verhalen over de koelbloedigheid van de Londenaren eigenlijk definitief naar de prullenbak zou moeten verwijzen. In die dagen waren Britse en Amerikaanse bommenwerpers op hun beurt begonnen met aanvallen op Duitse steden.

In de Britse hoofdstad ontstond daardoor angst voor bloedige wraakacties van de Duitsers. Die angst was zo groot dat toen op die fatale woensdagavond de sirenes loeiden, honderden mensen elkaar in paniek omverliepen bij de ingang van het metrostation Bethnal Green. Het zou de hele avond duren om de slachtoffers te bergen. Toen dat eindelijk was gelukt, stond het dodental op 173, onder wie 62 kinderen.

Met de aanvallen op Duitse steden ontstond in de Britse hoofdstad angst voor bloedige wraakacties van de Duitsers

Er kwam weliswaar een onderzoek naar de achtergronden van het drama, maar dat werd ernstig gehinderd door het vaste voornemen van minister van Binnenlandse Zaken Herbert Morrison om de gebeurtenissen zo min mogelijk aan de grote klok te hangen. Het zou slecht zijn voor de moraal van de stad en koren op de molen van de Duitsers als dit nieuws breed werd verspreid. ‘De zenuwen van de Britten kregen het stempel “geheim”,’ schrijft Joanna Bourke.

Sterker nog: aan het einde van de Tweede Wereldoorlog verscheen in Bethnal Green een herinneringsboekje waarin ijskoud werd gemeld dat ‘de houding en het gedrag van de bevolking als geheel bewonderenswaardig waren. Tijdens de oorlog is er niet één keer sprake geweest van paniek. De humor van East End was de beste remedie tegen angst.’ De 173 doden waren volledig uit de lokale geschiedschrijving gewist.

De grote vraag is hoeveel meer van dit soort minder rooskleurige verhalen onder het vloerkleed zijn geveegd. Vrij weinig, houdt iemand als Philip Ziegler vol, schrijver van London at War, 1939-1945. Duidelijk is in ieder geval dat de Britten liever geen afscheid nemen van de glorierijke verhalen over de ‘spirit van de Blitz’. En dat zij evenmin veel belangstelling hebben voor ooggetuigenverslagen die doen vermoeden dat in een stad als Berlijn eigenlijk niet minder stoïcijns werd gereageerd op massieve bombardementen.

De grote vraag is hoeveel minder rooskleurige verhalen onder het vloerkleed zijn geveegd

Maar dat is niet zo gek als je bedenkt wat er onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog zou gebeuren: de ineenstorting van het Britse wereldrijk en de definitieve overvleugeling van Groot-Brittannië door de Verenigde Staten. De Tweede Wereldoorlog was de laatste periode in de geschiedenis waarop de Britten nog onvervalst trots kunnen zijn. Voor hun gevoel wisten zij Hitlers troepen in 1940 en de eerste helft van 1941 helemaal alleen te stoppen in hun veroveringsdrang. Een dergelijke overtuiging biedt weinig ruimte voor relativeringen van de mythe over de Blitz.

Meer weten:

  • Voor velen provocerend, maar bij vlagen ook wijdlopend, is The Myth of the Blitz van Angus Calder (1991). Hét standaardwerk over Londen tijdens de Tweede Wereldoorlog heet London at War 1939-1945 door Philip Ziegler (1995). In Peter Ackroyds London. The Biography (2001) en Joanna Bourke’s Fear. A Cultural History (2005) speelt de Blitz een minder centrale rol.
  • In het Imperial War Museum is zowel een schuilkelder nagebouwd als een straat zoals die er tijdens de Blitz uitzag na een Duits bombardement. Inclusief de bijbehorende geluiden en geuren.
  • Churchills ‘Cabinet War Rooms‘ zijn de bunkers onder de grond die de legendarische premier destijds gebruikte als permanent kantoor, crisiscentrum en slaapplaats.