Home Bertha’s oorlog voor de vrede

Bertha’s oorlog voor de vrede

  • Gepubliceerd op: 27 november 2013
  • Laatste update 16 okt 2023
  • Auteur:
    Carla Boos
  • 16 minuten leestijd
Bertha’s oorlog voor de vrede

De Oostenrijkse barones Bertha von Suttner wijdde haar leven aan de vredesbeweging. Opgegroeid in de beau monde van Europa gebruikte ze haar netwerk om fondsen te werven voor het pacifisme. Alfred Nobel en Andrew Carnegie worden haar geldschieters; zo staat Bertha aan de wieg van de Nobelprijs voor de vrede en het Vredespaleis.

Wie denkt dat een negentiende-eeuwse jeugd vol kastelen, roulettetafels, Europese kuuroorden, een mislukte zangcarrière en een verboden liefde tot een ledig bestaan leidt, vergist zich. In Den Haag staat het bakstenen bewijs van het tegendeel: het Vredespaleis.

Het leven van Bertha barones von Suttner, geboren Gräfin Kinsky von Chinic und Tettau, begon misschien als een kasteelroman, zij ontwikkelde zich uiteindelijk tot netwerker en fondsenwerver voor de zaak waaraan ze zich vanaf haar veertigste met hart en ziel wijdde: het pacifisme. Tolstoi beschreef haar boek Die Waffen nieder als ‘net zo belangrijk voor de vredesbeweging als De hut van oom Tom voor de afschaffing van de slavernij’.

De jonge Bertha

Bertha barones von Suttner (1843-1914) wordt geboren in een van de mooiste rococopaleizen in Praag. Haar vader, uit het roemruchte geslacht van de Kinsky’s, is een generaal. Hij trouwt een vijftig jaar jonger burgermeisje, maar overlijdt vóór baby Bertha geboren wordt. Bertha’s moeder, Sophie von Körner, geldt volgens de wetten van de Oostenrijkse aristocratie als Ungeborene. Niemand van de familie Kinsky is aanwezig als baby Bertha gedoopt wordt; een kamermeisje en haar broertje zijn haar peetouders.

Na de dood van haar man vindt Bertha’s moeder onderdak bij landgraaf Friedrich von und zu Fürstenberg, een vriend van haar man, maar waarschijnlijk ook haar minnaar, en Bertha’s voogd. De jonge Bertha krijgt de opvoeding voor meisjes uit de betere kringen: met Engelse en Franse gouvernantes, een geïsoleerd leven op een slot in Brünn, nauwelijks contact met mensen van haar eigen leeftijd en een spaarzaam contact met moeder en voogd.

Op haar dertiende mag Bertha voor het eerst op reis: met haar moeder, tante en nichtje naar Wiesbaden. Niet om te kuren, maar naar het casino, waar haar moeder en tante het meegebrachte kapitaaltje erdoorheen jagen. Wat voogd Fürstenberg hiervan zegt weten we niet, maar een verhuizing van zijn slot naar de hoofdstad Wenen is het gevolg.

Moeder Sophie kan het spelen niet laten – ze is ervan overtuigd dat ze helderziend is – en trekt opnieuw naar de speeltafels van Wiesbaden. Als jong meisje leert Bertha de internationale society kennen – ‘die zigeuners van de luxe in een wereld waarin altijd operamuziek, hoefgetrappel en het getinkel van champagneglazen klinkt; waar men baccarat speelt, duelleert, dure japonnen draagt, duiven schiet en zich gehoofddoekt naar rendez-vous haast…’

Al haar moeders geld gaat aan de speeltafels verloren, dan wordt Bertha achttien en is het tijd het ‘geluk van haar leven’ te veroveren

Al haar moeders geld gaat aan de speeltafels verloren; ze zien zich genoodzaakt te verhuizen naar een villaatje in een dorp buiten de hoofdstad. Dan wordt Bertha achttien en is het tijd het ‘geluk van haar leven’ te veroveren.

Maar het bal waarop ze debuteert loopt uit op een diepe teleurstelling. In een witte baljurk bezaaid met rozenblaadjes zit Bertha naast haar moeder langs de kant. Er is niet één jongeman die haar ten dans vraagt en niet één aanwezige die het woord tot hen richt. Daar leert Bertha dat een meisje geboren uit een mésalliance en zonder kapitaal nergens met open armen ontvangen zal worden.

Dan begint een jarenlange tocht langs de kuuroorden en speeltafels van Europa: Heidelberg, Baden-Baden, Venetië, Homburg, Parijs. Op alle plekken ontmoeten moeder en dochter mensen met wie Bertha – het geheim van haar latere netwerk – een correspondentie aangaat en onderhoudt.

Aan de speeltafels van Europa ontmoet Bertha mensen met wie ze een correspondentie aangaat en onderhoudt

Op haar eenentwintigste is er voor haar nog geen goede partij. Ze besluit haar leven een andere wending te geven en begint aan een zangstudie. Hoewel een leraar haar laat weten dat ze ‘geen noemenswaardig talent heeft’, vervolgt ze haar studie in Parijs.

Ondertussen gaat de zoektocht naar een geschikte partner verder. De zomers brengen moeder en dochter door in Baden-Baden, de winters in Venetië. In die jaren dienen zich twee verloofdes aan, maar de een verdwijnt spoorloos en Adolf prins Sayn-Wittgenstein-Hohenstein – met wie Bertha liefdesduetten studeert – vertrekt naar Amerika in de hoop daar als operazanger miljoenen te verdienen. Hij sterft op de heenreis.

 

Arthur von Suttner en Alfred Nobel

Dan breekt het moment aan waarop haar moeders kapitaal en Bertha’s erfenis tot op de laatste cent verspeeld zijn. Wat te doen? Bertha – op de leeftijd van dertig een oude vrijster – besluit in dienst te gaan als gouvernante van de vier dochters van Karl Gundacar Freiherr von Suttner, lid van de hoge Oostenrijkse aristocratie.

Het gezin van de Von Suttners telt ook drie jongens. Bertha wordt hopeloos verliefd op jongste zoon Arthur, die haar liefde beantwoordt. Arthur is zeven jaar jonger dan Bertha, maar afgezien daarvan is het natuurlijk uitgesloten dat een Von Suttner een huwelijk sluit met de gouvernante. Drie jaar houden de geliefden – met medeweten van Bertha’s pupillen – hun idylle geheim, maar uiteindelijk komt deze aan het licht. Bertha moet het huis verlaten.

Arthurs moeder heeft duidelijk geen idee hoe serieus de liefde is. Bertha krijgt de tijd zich te oriënteren. Ze geeft haar een advertentie: ‘Vermogende, hoogontwikkelde oudere heer, wonend te Parijs, zoekt een niet al te jonge dame die haar talen goed spreekt, als secretaresse en hoofd van de huishouding.’ Bertha schrijft een brief.

Nobel droomt dat zijn dynamiet tot vrede zal leiden – de verwoestende kracht van zijn uitvinding moet militairen ervan weerhouden oorlog te voeren.

De ontwikkelde oudere heer te Parijs blijkt Alfred Nobel te zijn, de puissant rijke uitvinder van het dynamiet, dat de bouw van belangrijke negentiende-eeuwse bouwwerken als het Panama-kanaal en spoorwegtunnels mogelijk maakte. Nobel droomt dat zijn dynamiet tot vrede zal leiden – de verwoestende kracht van zijn uitvinding moet militairen ervan weerhouden oorlog te voeren.

Bertha en Alfred beginnen een briefwisseling. Bertha is een mooie, ietwat mollige vrouw met een vrolijk karakter. Het lijkt erop dat Nobel – die geen sociale contacten heeft en enigszins mensenschuw is – verliefd op haar wordt en dat zijn leven lang blijft. Twintig jaar later schrijft Bertha over hem: ‘Een denker, een dichter, een mens, bitter en goed, ongelukkig en vrolijk, geniaal en wantrouwend, een man die hartstochtelijk van mensen houdt, maar menselijke domheid diep veracht.’

Alfred Nobel vertrekt op zakenreis en de 33-jarige Bertha blijft achter in Parijs. Maar Arthur von Suttner schrijft vanuit Wenen: ‘Ik kan niet zonder je leven.’ Bertha, ziek van liefdesverdriet, verkoopt een erfstuk en laat een afscheidsbriefje achter. Een week nadat ze in Nobels dienst is getreden, vertrekt ze spoorslags naar Wenen, naar Arthur.

Ze besluiten te trouwen. Het kost het verliefde stel een halfjaar om alle papieren te regelen, en al die tijd mag de familie Von Suttner niet weten dat Bertha in Wenen is. Op 12 juni 1876 huwt het paar in het diepste geheim. Nobel zoekt troost bij een 24-jarige bloemenverkoopster in Parijs.

Bertha’s vaardigheid in het onderhouden van contacten werpt zijn vruchten af. Ekaterina Dadiani, die ze ooit ontmoette in kuuroord Homburg, nodigt haar uit op het landgoed van de familie en het stel vertrekt richting Mingrelië, een klein koninkrijk in Georgië dat voor de helft in bezit is van de Dadiani’s.

De Kaukasus is geen rustige bestemming voor jonggehuwden. De verzameling koninkrijkjes verkeert in een voortdurende politieke crisis, en Rusland, Perzië en Turkije strijden om het gebied. Er woedt bovendien een langdurig conflict tussen christenen en moslims. Langzaam maar zeker slokt het Russische imperialisme de staatjes op. Vorst Nikolaus Dadiani von Mingreliën heeft de heerschappij over zijn land in 1867 aan de Russen overgedragen. Als tegenprestatie mocht hij zijn bezittingen houden, kreeg hij een miljoen roebel en werd hij persoonlijk adjudant van tsaar Alexander II.

Bertha en Arthur brengen een paar heerlijke weken door op het buitenverblijf van de Dadiani’s, maar aan het eind van het seizoen vertrekt Nikolaus naar Sint-Petersbrug en de vorstin naar Parijs, en wordt het buitenhuis gesloten.

Daar zit het nieuwbakken echtpaar dan. Bertha en Arthur verhuizen naar Kutais, waar ze taal- en muzieklessen geven aan kinderen van adellijke families. ‘En toen begon voor ons de Leerschool van het Leven,’ schrijft Bertha later. ‘Werk, studie, een teruggetrokken bestaan, armoede. Hier hebben we geleerd over de vragen van de mensheid na te denken. Hier is in ons de drang naar kennis ontstaan.’

‘Werk, studie, een teruggetrokken bestaan, armoede. Hier hebben we geleerd over de vragen van de mensheid na te denken’

Een jaar na hun aankomst breekt de Russisch-Turkse Oorlog uit, en Bertha en haar man komen in de financiële problemen. Muziek- en taallessen hebben geen prioriteit in oorlogstijd. ‘Soms hadden we niet te eten,’ aldus Bertha. Arthur probeert op allerlei manieren aan de kost te komen – hij werkt zelfs in een fabriek –, maar gaat ook artikelen schrijven over het leven in de Kaukasus, die hij opstuurt naar Oostenrijkse en Duitse kranten.

Ook Bertha schrijft. Onder pseudoniem publiceert ze feuilletons in de Neue Illustrierte Zeitung, Über Land und Meer, Die Gartenlaube en het Berliner Tagblatt – en damesromans, die goed ontvangen worden. Van het geld dat ze verdienen, bestellen Arthur en Bertha boeken. En ze schrijven brieven, heel veel brieven. Naar oude kennissen, naar de auteurs van boeken die ze lezen. Bertha schrijft ook nog met Nobel.

In 1884 sterft Bertha’s moeder. Er dreigt een oorlog tussen Oostenrijk-Hongarije en Rusland. Overhaast keert het echtpaar terug naar Oostenrijk. Bertha is 42 en Arthur 35 jaar. Ze worden opgenomen in de schoot van Arthurs familie, in slot Harmannsdorf. Hoewel het werk van Bertha beter verkoopt dan dat van haar man, zijn beiden gevestigde schrijvers.

Die Waffen nieder

In Oostenrijk verkeren ze in de hoogste adellijke en culturele kringen. Bertha blijft onder pseudoniem schrijven; ze bezoeken salons en leggen tal van nieuwe contacten. Tijdens een verblijf in Parijs ziet ze Alfred Nobel terug en hoort van het bestaan van vredesorganisaties in verschillende landen.

In 1889 publiceert Bertha Die Waffen nieder. Ze gebruikt een damesroman om de gruwelen van een oorlog te beschrijven. Het is het levensverhaal van een vrouw die haar eerste én tweede man verliest in de oorlog: ‘In de buurt van de kanonnen liggen de doden, de halfdoden en de dode paarden door elkaar. Letterlijk kapotgeschoten. Je ziet halfdoden overeind krabbelen – voor zover ze nog voeten hebben – en weer neervallen en opnieuw overeind komen, totdat ze alleen nog hun hoofd kunnen opheffen om hun van pijn vervulde doodskreten te slaken.’

Geen uitgever waagt zich aan dit boek met fel realistische beschrijvingen. Uiteindelijk verschijnt het bij Pierson. Ongegeneerd werpt Bertha zich op de promotie. Ze schrijft naar journalisten, naar collega-auteurs en naar Alfred Nobel: ‘Niet als literair werk, maar als een politieke, redelijke en menslievende daad beveel ik dit boek van harte bij u aan. Niet omwille van mijzelf, maar omwille van de zaak van de vrede.’

‘Niet als literair werk, maar als een politieke, redelijke en menslievende daad beveel ik dit boek van harte bij u aan. Niet omwille van mijzelf, maar omwille van de vrede’

Nobel antwoordt: ‘U vraagt mij uw nieuwe boek te propageren, maar dat is een beetje vreemd. Want aan wie, stel dat er wereldwijd vrede ontstaat, moet ik mijn nieuwe springstof nog verkopen?’

De doorbraak komt met een recensie in de Neue Freie Presse. Het boek wordt een doorslaand succes. Er verschijnen 37 drukken en het wordt in zeventien talen vertaald. Bertha’s naam als schrijfster én vredesactiviste is internationaal gevestigd. En dat in een tijd waarin het militarisme hoogtij viert, de grootmachten een expansionistische politiek bedrijven en de sfeer in Europa gespannen is – er dreigt een nieuwe oorlog tussen aartsvijanden Frankrijk en Duitsland.

Nee, het is zeker geen populair standpunt dat Bertha inneemt. Haar werk wordt dan ook niet overal juichend ontvangen. Bij sommigen geldt het pacifisme als een utopisch hersenspinsel; voor anderen is het feit dat Die Waffen nieder werd geschreven door een vrouw al aanleiding tot spot. In kranten verschijnen venijnige karikaturen van de ‘Vredes-Bertha’.

Maar het succes van Die Waffen nieder maakt het Bertha en Arthur mogelijk de winter in Venetië door te brengen. Daar maken ze kennis met de Engelse pacifist Felix Moscheles, die Bertha introduceert in kringen van het internationale pacifisme. Bertha vat vlam. Terug in Oostenrijk richt ze de Oostenrijkse afdeling op, die in 1891 deelneemt aan de Internationale Vredesconferentie in Rome.

Om de reis te bekostigen vraagt ze Nobel 2000 franc. Als dank krijgt hij een opgewonden brief: ‘Ik weet niet hoe ik het gedurfd heb, maar ik heb voor een volle zaal gesproken, ik heb me in de discussies gemengd en ik had succes, heel groot succes.’ Vanaf dat moment financiert Nobel Bertha’s vredesactiviteiten. Hij draagt bij aan de Oostenrijkse vredesvereniging, aan Bertha’s reizen en aan het maandblad dat Bertha van de grond tilt met dezelfde titel als haar boek: Die Waffen nieder.

De Nobelprijs voor de Vrede

Ondertussen netwerkt Bertha zich een slag in de rondte. Ze organiseert ontmoetingen en manifestaties, haalt prominente auteurs over bijdragen te leveren aan haar blad, vraagt Johann Strauss én Glück een vredeswals te componeren.

En ze schrijft lange brieven aan Nobel. Op 21 november 1896 schrijft Nobel haar zijn laatste brief: ‘En ik, die geen hart in de symbolische zin bezit, slechts een hart als orgaan, en dat merk ik. Maar genoeg over mij en mijn lijden…’ Waarop Bertha antwoordt dat hij wel degelijk een hart bezit en dat ze zonder zijn hulp niet al het vredeswerk had kunnen doen. Ze vervolgt: ‘De macht van geld is enorm. Geef onze vereniging een miljoen; dat zal de wereld goeddoen.’

‘De macht van geld is enorm. Geef onze vereniging een miljoen; dat zal de wereld goeddoen’

Nobel sterft twee weken later. Bij Bertha ontstaat onrust: wat zal er in zijn testament staan? Ze moet bijna een jaar wachten voor bekend wordt dat Nobel – ongetrouwd en kinderloos – 35 miljoen kronen bestemd heeft voor een fonds dat jaarlijks vijf prijzen zal toekennen, waaronder één aan een persoon die heeft bijgedragen aan verbroedering onder de mensheid, vermindering van oorlogsmaterieel en de totstandkoming van Vredesconferenties: de Nobelprijs voor de vrede.

Bertha wordt gevraagd lezingen te houden en bezoekt congressen door heel Europa. Als voorzitster van de Oostenrijkse Vredesvereniging schrijft ze brieven, ook aan de machtigen der aarde. Aan Roosevelt, bijvoorbeeld, president van de Verenigde Staten, bij wie ze erop aandringt te bemiddelen in het hoogoplopende conflict tussen Japan en Rusland (1903). Ze noemt haar strijd ‘de oorlog voor de vrede’.

Arthur overlijdt in 1902. Na zijn dood keert Bertha terug naar Wenen, waar ze haar werk voortzet. Al enige tijd bestaat het idee om een Internationaal Hof van Arbitrage op te richten. Bertha schaart zich achter dit initiatief en overhandigt in 1897 een lange handtekeningenlijst aan keizer Frans Jozef I.

Op initiatief van tsaar Nicolaas II vindt in 1899 in Den Haag de eerste Vredesconferentie plaats

Op initiatief van tsaar Nicolaas II vindt in 1899 in Den Haag de eerste Vredesconferentie plaats. De eeuwwisseling is nabij en een nieuwe, betere tijd zal aanbreken. De conferentie duurt een maand en wordt bijgewoond door diplomaten en regeringsvertegenwoordigers – een societygebeurtenis van de eerste orde.

‘Op naar Den Haag!’ schrijft Bertha juichend. ‘Mijn koffers zijn gepakt, morgen zal ik afreizen naar “de geboorteplaats van vrede”.’ Bertha, die zes jaar lang voor de conferentie geijverd heeft, zit niet in de zaal – daar heeft ze als vredesactiviste en vrouw geen toegang toe. Maar ze houdt een persconferentie in het Kurhaus en drinkt thee met tal van congresgangers.

Belangrijkste politieke uitkomst: alle aanwezigen stemmen in met de oprichting van een Internationaal Hof van Arbitrage. Maar dat is een kostbare zaak. Bertha von Suttner moet weer aan de slag.

In 1901 wordt in Oslo de eerste Nobelprijs voor de vrede uitgereikt. En in 1905 is het zover: Bertha barones von Suttner ontvangt deze als eerste vrouw. ‘Het is een waarheid van alle tijden dat geluk in vrede tot bloei komt en dat ieder individu recht op leven heeft,’ spreekt ze in haar dankrede.

In 1905 is het zover: Bertha von Suttner ontvangt als eerste vrouw de Nobelprijs voor de vrede

Bertha vindt algauw een nieuw doelwit voor haar fondsenwerving: Andrew Carnegie, een Schot die in de Verenigde Staten miljarden heeft verdiend in de staalindustrie. Carnegie komt rond 1900 in contact met het pacifisme en wordt door de Amerikaanse diplomaat Andrew White benaderd om niet alleen een Volkenrecht-bibliotheek, maar ook een Vredespaleis te stichten.

Bertha bestookt de Amerikaan met een bombardement aan artikelen, brieven en verslagen. Carnegie doneert 1,5 miljoen dollar voor de oprichting van het Vredespaleis. Maar Bertha wil méér. Ze publiceert een roman. De held is een rijke Amerikaan die een internationaal Vredesfeest organiseert en de wereldbevolking oproept om te strijden tegen oorlog. Ook die stuurt Bertha hem toe, waarop Carnegie haar uitnodigt op zijn kasteel in Schotland.

Daar vertelt ze hem: ‘Het grootste obstakel is de militaire geest onder de machthebbers in Midden-Europa en de onwetendheid en apathie onder de mensen. Er is heel veel propaganda nodig om daar verandering in aan te brengen.’

Carnegie reageert royaal en geeft alleen al aan het Vredeskantoor in Bern een jaarlijkse subsidie van 125.000 franc. Begeesterd laat hij niet alleen het Vredespaleis en de Volkenrecht-bibliotheek bouwen, maar verschijnt hij ook in eigen persoon op de tweede Haagse Vredesconferentie (1907) en draagt 1 miljoen bij aan de kosten.

Bertha denkt vooruit en gaat op zoek naar nog meer geldschieters. Na Carnegie richt ze haar pijlen op sir Max Wächter, rijk geworden in het metaal en goud en zilver; op Bertha Krupp, de vermogende weduwe van de Duitse kanonnenfabrikant; op prins Albert van Monaco, die zich weliswaar aansluit bij de Europese vredesbeweging, maar die ze niet zover krijgt dat hij ook financieel bijdraagt.

In 1912 – ze is bijna zeventig – gaat Bertha op een lezingentournee van zeven maanden door de hele Verenigde Staten. Het is een zegetocht; ze wordt ontvangen als een koningin en spreekt – soms wel drie keer per dag – voor volle zalen. In hetzelfde jaar maakt Carnegie een eind aan haar levenslange geldzorgen en schenkt haar een lijfrente. In 1913, dit jaar honderd jaar geleden, wordt het Vredespaleis feestelijk en in bijzijn van Bertha geopend.

Van haar lijfrente heeft Bertha maar kort plezier. Bertha von Suttner, née Gräfin Kinsky von Chinic und Tettau, vasthoudende vredesactiviste van het eerste uur sterft op 21 juni 1914, kort voor de schoten in Sarajevo weerklinken en de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog miljoenen levens zullen eisen.

Meer weten

  • De meeste brieven en manuscripten van Bertha zijn te vinden in de Vredes Archieven van de Verenigde Naties. De brieven tussen Bertha von Suttner en Alfred Nobel liggen in de Nobel Archieven van de Nobel Foundation in Stockholm.
    De Memoirs of Bertha von Suttner. The Records of an Eventful Life uit 1910 zijn digital te lezen in American Libraries. Een jaar eerder publiceerde Henri van der Mandere Biografie van Bertha von Suttner in de serie  ‘Mannen en vrouwen van beteekenis’.
  • Er is een lijvige biografie van Bertha in het Duits: Bertha von Suttner. Ein Leben für den Frieden (1986) door Brigitte Hamann. Intrigerend is Alfred Nobel. A biography door Kenne Fant vanwege de aanprijzing ‘a compelling account of this introverted, sickly, moody, yet ultimately humane man’.
  • IA.J.P. Tammes schreef in 1948 een artikel over ‘Het internationaal Pacifisme in Nederland sedert het begin van de 19e eeuw’. In het Haagse gemeentehuis staat sinds kort een buste van Bertha.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.