Home Arabisch hoogtij op Sicilië

Arabisch hoogtij op Sicilië

  • Gepubliceerd op: 24 augustus 2021
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Fik Meijer
  • 12 minuten leestijd
Arabisch hoogtij op Sicilië

Twee eeuwen heersten de Arabieren over Sicilië. Dat leidde tot agrarische en wetenschappelijke vernieuwingen en schitterende architectuur. Maar niet-moslims, en vooral Joden, moesten het ontgelden.

Sicilië heeft altijd een magische aantrekkingskracht uitgeoefend. Al in de prehistorie konden mensen de lokroep van het grootste eiland in de Middellandse Zee niet weerstaan en maakten de oversteek, eerst in kleine groepen, later in steeds grotere aantallen. Ze hadden allemaal een reden om zich op Sicilië te vestigen. De oude Grieken wilden land, de Carthagers handelsnederzettingen en de Romeinen macht. Tijdens de lange overheersing van de Byzantijnen vanuit Constantinopel lieten in Noord-Afrika de Arabieren hun oog op Sicilië vallen, maar ze hielden het aanvankelijk bij overvallen, die meer weg hadden van piratenacties.

In 827 deed zich een gelegenheid voor die ze niet voorbij konden laten gaan. Euphemius, de bevelhebber van de Byzantijnse vloot op Sicilië, was in opspraak gekomen. Keizer Michael II stuurde vanuit Constantinopel een bevel om hem af te zetten. Het betekende eigenlijk zijn doodvonnis. In een poging om aan arrestatie en uitlevering te ontkomen begon Euphemius een rebellie tegen het gezag in Constantinopel. Toen nam hij een opvallende stap: hij wendde zich om steun tot Ziyadat Allah I, de emir van Ifriqiya – een gebied dat ongeveer samenvalt met het huidige Tunesië, het westen van Libië en oosten van Algerije. Na lang beraad besloot de emir om een troepenmacht van 10.000 soldaten, onder wie 700 ruiters, op 100 schepen naar Sicilië te sturen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Syracuse belegerd

Op 15 juni koos de Arabische vloot zee. Drie dagen later lagen de schepen in de haven van Mazara. Het grootste deel van de troepenmacht trok meteen oostwaarts in de richting van Syracuse. Ze versloegen de op hen afgestuurde Byzantijnse eenheden en begonnen de omgeving van Syracuse uit te kammen. Maar de belegering van de stad slaagde niet. In 831 verplaatsten ze met hulp van volksgenoten uit Noord-Afrika en Spanje hun acties naar het noorden en veroverden Palermo na een intensieve belegering. Na de inname van Messina in 841 bezaten ze aan de noordkust twee grote steden met natuurlijke havens, waardoor ze met hun vloot de Byzantijnen de doortocht door de Straat van Messina naar de Tyrreense Zee konden beletten.

Een geraffineerd mozaïek in de Cappella Palatina in Palermo.

De balans sloeg nu snel door in het voordeel van de Arabieren. Alleen de steden aan de oostkust waren nog niet in hun bezit. In de volgende jaren richtten de Arabieren alle aandacht op de belegering van Syracuse, de stad waar de Byzantijnse gouverneur zetelde. Het zat hun dwars dat de stad nog niet had gecapituleerd, want zonder Syracuse konden ze zich geen heersers over Sicilië noemen. In 877 sloten ze Syracuse in. De Byzantijnse vloot kwam te laat om de insluiting vanaf de zeezijde te verhinderen. Syracuse had geen schijn van kans.

De verovering van de belangrijkste stad van Sicilië was cruciaal voor de Arabieren, niet alleen uit strategisch oogpunt, maar zeker ook psychologisch. De Arabieren hadden er lang naar uitgekeken, en nu was het een feit. Vanuit de grote haven konden de aanvoerlijnen met Constantinopel worden geblokkeerd. Verstoken van hulp uit het oosten kregen de nog niet veroverde Byzantijnse steden op Sicilië het steeds moeilijker. Ze werden uiteindelijk stuk voor stuk ingenomen, vaak na bittere gevechten. De verovering van Taormina in 902 bracht de oostkust nagenoeg geheel in Arabisch bezit.

Multi-etnische smeltkroes

De verovering van Sicilië had grote gevolgen. Het eiland maakte nu deel uit van de grote Arabische wereld. Contacten met het Oosten leidden op vele terreinen tot nieuwe inzichten, allereerst op het gebied van de landbouw. Sicilië was altijd een belangrijke graanproducent geweest, en dat bleef ook zo onder de Arabieren, maar er veranderde wel het nodige. Ze introduceerden nieuwe landbouwmethoden, die geleidelijk in heel Sicilië werden toegepast. Er werd uitgebreid geëxperimenteerd met waterreservoirs, kanalen en hydraulische systemen, waardoor de gewassen sneller konden groeien en de opbrengsten hoger werden. Nieuwe producten als rijst, suikerriet, katoen, zijde, citrusvruchten, meloen en moerbei vonden hun weg naar de markt. Sicilië werd een mengeling van grote plantages voor het verbouwen van graan – vooral tarwe – en kleinere landbouwbedrijven, waar nieuwe groenten en vruchten werden geteeld. Door de gunstige ligging van Sicilië konden die geëxporteerd worden naar de Arabische wereld, maar ook naar gebieden daarbuiten. De haven van Palermo werd de verbindende schakel tussen Spanje in het westen en Egypte en Syrië in het oosten.

Van alle steden op Sicilië was Palermo, in het Arabisch ‘Balarm’ of ‘Balarmuh’ genaamd, verreweg de grootste. Als we afgaan op de berichten van Ibn Hawqal, een reiziger uit Bagdad, moet het een heel bijzondere stad zijn geweest. Hij bezocht Palermo in 973 en zag hoe de Phoenicische nederzetting Panormus, die in de Romeinse en Byzantijnse tijd veel kleiner was geweest dan Syracuse, in ruim een eeuw tijd was uitgegroeid tot de parel van Sicilië. Hij is vol bewondering voor de stad waarin mensen met zeer uiteenlopende etnische achtergronden wonen: Arabieren, Berbers, Grieken, Joden, Perzen, Tataren en Langobarden. Ze waren uit vele landen van de mediterrane wereld en van ver daarbuiten naar Palermo gekomen en hadden de stad tot een multi-etnische smeltkroes gemaakt.

Arabische kunstenaars droegen bij aan de pracht en praal van Palermo

Ibn Hawqal schetst de topografie van het oude Palermo. Hij heeft het over ‘een stad met twee steden’, waarmee hij wilde zeggen dat er een duidelijke scheiding was tussen de rijke elite, die beschermd door hoge muren op de citadel woonde, en de rest van de bevolking daarbuiten. Ook hun woongebied was door muren begrensd. Dwars door de stad liep de lange hoofdstraat, ongeveer waar nu de Corso Vittorio Emanuele is. Aan beide zijden waren winkels. Op regelmatige afstand liepen er zijstraten naar wijken, die volgebouwd waren met huizen, winkels, herbergen, badhuizen en moskeeën. Fonteinen bezorgden de stad een faam van sprankelende schoonheid. Toch kan Ibn Hawqal het niet nalaten om enkele sneers uit te delen. Hij vindt de mensen die er wonen maar smerig. Ze zijn onvergelijkbaar met de bewoners van het grote Bagdad, waar de hygiëne veel beter is en de scherpe lucht van uien de atmosfeer niet verpest.

Gouden mozaïeksteentjes

De Arabieren stonden in een rijke culturele traditie. Geleerden uit het Oosten bezochten Sicilië om wetenschappelijke ontwikkelingen uit de doeken te doen, theologen en juristen brachten uiteenlopende kwesties onder de aandacht van collega’s, en schrijvers en dichters lazen voor uit eigen werk. Architecten ontwierpen prachtige huizen, zoals La Zisa, het tuinpaleis van de emir van Palermo, een van de weinige gebouwen die nog direct herinneren aan twee eeuwen Arabische bouwkunst.

Voor een goed beeld van de artistieke aankleding van de paleizen moeten we het vooral doen met sporen van Arabische bouwelementen in kerken en paleizen uit de tijd van de Normandiërs, toen Arabische kunstenaars en handwerkslieden een fundamentele bijdrage leverden aan de nieuwe pracht en praal van Palermo. Wie wil zien waartoe ze in staat waren moet een bezoek brengen aan de Cappella Palatina in het Palazzo dei Normanni in Palermo uit de twaalfde eeuw. De vloer van wit marmer, ingelegd met gouden, groene en roze mozaïeksteentjes, verraadt meteen de Arabische bouwstijl, evenals de duizenden stukjes hout die vanuit het dak naar beneden wijzen.

In het kufisch schrift, dat de Arabieren als schoonschrift gebruikten, was in tekens weergegeven dat de dynastie van de koning over de Arabieren had gezegevierd en hun een belangrijke plaats in de samenleving had toebedeeld. Niets was de kunstenaars te veel geweest om alle vlakken tegen het plafond met allerlei figuren te verluchtigen. Het is allemaal zo fraai dat het te betreuren valt dat er buiten deze kapel niet veel meer van de Arabische kunst is overgebleven.

Joden hard aangepakt

Iedereen op het Arabische Sicilië betaalde belasting. Hoe hoog de belastingen waren, die gebaseerd waren op landbezit en onroerend goed, is niet bekend, maar algemeen wordt aangenomen dat ze lager waren dan onder de Byzantijnen, wat niet gold voor niet-moslims. Leden van de christelijke en Joodse gemeenschappen moesten juist meer betalen.

Joden moesten op hun schouder een lap in de vorm van een aap dragen

Joden hadden het ook verder niet gemakkelijk; ze moesten het geregeld ontgelden, omdat hun religie door de Arabieren maar moeilijk werd getolereerd. Ze moesten zich aan enkele bijzondere richtlijnen houden. Joodse vrouwen mochten de openbare baden alleen op incourante uren bezoeken, en nooit tegelijk met moslimvrouwen. In tijden van religieus fanatisme werden Joden en christenen gewezen op hun afwijkende geloof. In 888 vaardigde emir Ibrahim II een besluit uit dat Joden verplichtte op hun schouder een lap stof in de vorm van een aap te dragen; christenen moesten een varken tonen.

Deze maatregel vormde weliswaar een uitzondering. Maar het is niet uit te sluiten dat ook andere heersers wanneer ze tegemoet wilden komen aan de wensen van fanatieke moslims of zelf als heel gelovig wilden overkomen, de Joden op een harde wijze op het ongelijk van hun geloof hebben gewezen.

Veel moslims hielden zich aan de opdracht van de profeet Mohammed om anderen tot de islam te bekeren en boekten daarmee succes. Sommige christelijke families lieten hun geloof varen en bekeerden zich tot de islam; andere gingen minder ver en bleven christen, maar beloofden wel de Arabische taal en gewoonten over te nemen. De bekeringen begonnen eerst op kleine schaal en liepen vervolgens in het westen van Sicilië snel op. In het oosten, dat langer onder de invloed van de Byzantijnen had gestaan, waren er minder bekeerlingen en bleven de christenen een rol van betekenis spelen.

Genadeklap

In 1060 stak een Normandisch legertje de Straat van Messina over. Ze waren nazaten van Vikingen, die vanaf de negende eeuw de kusten van West-Europa hadden aangevallen. Ze hadden zich in West-Frankrijk gevestigd. In vrij korte tijd hadden ze hun oude gewoonten afgeworpen. Toen zich in het begin van de elfde eeuw een gebrek aan land in de regio voordeed, was dat voor hen een reden om elders op zoek te gaan naar vruchtbaar gebied. Velen kwamen terecht in Italië, waar ze al snel de faam van goede krijgers verwierven. Nicolaas II, die in 1058 op de pauselijke zetel was gekomen, zocht contact met Normandiërs om Sicilië terug te brengen in de schoot van de kerk. Hij kwam uit bij twee broers uit het geslacht Hauteville, Robert en Rogier. Hij benoemde de oudste, Robert, tot hertog van Apulië en Calabrië, en legde hem de verplichting op om in de nabije toekomst alles in het werk te stellen om Sicilië te veroveren. Het moment was goed gekozen. Het Arabische gezag was ernstig verzwakt. Enkele emirs op het eiland hadden niet voor het eerst ruzie met elkaar gekregen. Een van hen had de Normandiërs zelfs te hulp geroepen. Hij had kunnen weten dat deze handelwijze grote risico’s met zich meebracht. Waren de Arabieren zelf twee eeuwen eerder niet aan de macht gekomen, toen Euphemius zich tot hen had gewend in zijn strijd tegen de Byzantijnse keizer?

Aan het Normandische hof treden Arabische muzikanten op.

Messina was het eerste doelwit. In 1061 konden de Normandiërs de stad binnentrekken. In de volgende jaren leverden ze strijd in het oosten van Sicilië, waar ze de minste tegenstand verwachtten. Maar de broers wisten goed dat Sicilië pas werkelijk onder Normandisch gezag zou komen, als Palermo veroverd was. Het duurde enige tijd voordat de Normandiërs over voldoende schepen beschikten om ook de haven van Palermo te kunnen aanvallen. De Arabische soldaten probeerden met uitvallen de druk weg te nemen, maar weldra deed de honger zich zo ernstig voelen dat ze de confrontatie niet meer konden ontlopen.

Toen het net zich rond Palermo sloot, hadden de Arabieren nog altijd het idee dat de kleine troepenmacht van de Normandiërs de stad nooit zou kunnen innemen. De Siciliaanse schrijver Tommaso Fazello (1498-1570) vertelt een wonderlijke anekdote, die iets zegt over de nonchalance van de Arabische verdedigers. Vanaf de hoge muren wierpen ze grote rotsblokken naar de vijanden, maar tegelijkertijd verwaarloosden ze de bewaking van de poorten, die ze gewoon open lieten staan. Een Normandische ruiter zag tijdens een schermutseling hoe zorgeloos ze waren. Hij sprong op zijn paard en reed door een van de open poorten de stad in. De Arabische soldaten dachten hem snel te kunnen overmeesteren, maar hij reed over de hoofdstraat dwars door de stad, om aan de andere kant door een eveneens openstaande poort te verdwijnen.

Op 5 januari 1072 diende Robert de uitgeputte Arabieren de genadeklap toe. Hij richtte zijn aanval op de wijk al-Quasr. Er werden felle straatgevechten van man tegen man geleverd, die uiteindelijk in het voordeel van de Normandiërs werden beslist. Op 10 januari kreeg de Normandische overwinning op de moslims een plechtige bekroning. Robert reed vergezeld door zijn broer, zijn echtgenote, zijn zwager en de Normandische ridders naar de Kathedraal van Maria-Ten-Hemelopneming, die na twee eeuwen in oude luister was hersteld. Hier werd in een hoogmis, geleid door de aartsbisschop, gevierd dat Palermo weer christelijk was geworden. Andere steden volgden snel. De Arabische overheersing was verleden tijd.

Fik Meijer is emeritus hoogleraar oude geschiedenis.

Tonijnvangst op z’n Arabisch

De Arabieren besteedden ook veel aandacht aan de visvangst. Er bestaat op het eiland Favignana voor de westkust van Sicilië nog altijd een ritueel dat teruggaat op de vangst van tonijnen in de Arabische tijd: de mattanza. Deze methode, die ooit op verscheidene plaatsen langs de Siciliaanse kust in praktijk werd gebracht, vraagt veel voorbereiding.

Wanneer in de maand mei de eerste tonijnen naderen, laden de vissers staalkabels, ankers, stenen gewichten en netten aan boord en varen de zee op. Als ze de route van de tonijnen hebben getraceerd, drijven ze de vissen met hun boten naar een brede sluis van netten en verder naar een systeem van steeds smaller wordende fuiken, die uitlopen in de ‘diepe kamer des doods’. Als die laatste fuik, de tonnara, helemaal vol is, geeft de leider een teken om hem af te sluiten en op te halen. Onder het zingen van oude liederen worden de tonijnen met haken uit het net getrokken, op de dekken van de schuiten neergekwakt en op gruwelijke wijze met grote messen afgeslacht.

Joods ritueel badhuis

Op het schiereiland Ortygia was een grote Joodse gemeenschap, de Giudecca. De wijk is verdwenen, overwoekerd door latere paleizen, kerken en huizen. Ook de synagoge is er niet meer. Midden in de verdwenen Giudecca heeft één gebouw de stormen overleefd: de mikveh, het Joodse rituele badhuis. Het is te bezichtigen in een oud palazzo aan de Via Alagona, dat nu dienstdoet als hotel. De mikveh van Syracuse telde vijf baden: drie in de hoofdruimte en twee in aangrenzende kamers. Gelovige Joden namen er een ritueel bad als ze meenden onrein te zijn. Vooral vrouwen waren geregelde bezoekers als ze de onreinheid van een menstruatie of van de geboorte van een kind wilden afspoelen. Door zich onder te dompelen kregen vrouwen en mannen niet alleen lichamelijke reinheid, maar werden ze ook geestelijk gezuiverd.

Zevende soera nog zichtbaar

De grote kerk Maria ten Hemelopneming werd door de Arabieren omgebouwd tot een moskee met plaats voor 7000 gelovigen. Weinig sporen leiden nog naar de moskee, maar op de meest linkse zuil van het gotische voorportaal van de huidige Duomo is versregel 54 van de zevende soera van de Koran nog zichtbaar: ‘Uw Heer is God, Hij die de hemelen en de aarde schiep in zes dagen. Vervolgens zette Hij zich neer op de troon. Hij laat de nacht de dag bedekken, die er voortdurend op volgt. De zon, de maan en de sterren staan ten dienste van Zijn geboden. Hij is de schepping, van Hem gaan de geboden uit. Gezegend is God, de Heer van alle dingen.’

Meer weten

De vele gezichten van Sicilië (2021) door Fik Meijer vertelt de veelbewogen geschiedenis van het eiland.

A History of Islamic Sicily (1975) door Aziz Ahmas behandelt specifiek de Arabische periode.

A History of Muslim Sicily (2018) door Leonardo Chiarelli is gebaseerd op de laatste wetenschappelijke

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 9 - 2021