Home Alexander Solzjenitsyn (1918-2008)

Alexander Solzjenitsyn (1918-2008)

  • Gepubliceerd op: 28 januari 2009
  • Laatste update 25 mei 2023
  • Auteur:
    Wim Berkelaar
  • 13 minuten leestijd
Solzjenitsyn op een munt

Op 3 augustus 2008 overleed de Russische schrijver en voormalige Sovjetdissident Alexander Solzjenitsyn, 89 jaar oud. Als een van de eersten leverde hij openlijk kritiek op de terreur van Stalin. Maar hij was ook een nationalist, die ex-KGB-agent Vladimir Poetin in de armen sloot omdat hij Rusland weer aanzien verschafte.

Te zeggen dat Solzjenitsyn een veelbewogen leven heeft gehad, is een understatement. Weinig levens zijn zo met de donkere zijde van de twintigste eeuw verknoopt als dat van Solzjenitsyn. Hij werd op 11 december 1918 geboren in het zuiden van Rusland – ruim een jaar na de communistische staatsgreep van Lenin, die zijn leven zou bepalen. Solzjenitsyn was enig kind en werd opgevoed door zijn moeder. Zijn vader heeft hij nooit gekend – die kwam een halfjaar voor zijn geboorte onder nooit helemaal opgehelderde omstandigheden om het leven bij een jachtongeluk.

De jonge Solzjenitsyn blonk op de middelbare school uit in de exacte wetenschappen en ging in de jaren dertig wis- en natuurkunde studeren aan de universiteit van Rostov. Als adolescent was hij, als zoveel van zijn generatiegenoten, een vurig communist. Hij zag in de Russische Revolutie het begin van een lichtende toekomst en nam zich voor een roman te schrijven over de Eerste Wereldoorlog, die de aanzet had gegeven tot de omwenteling in Rusland. De stalinistische terreur had daarin geen plaats: die ging grotendeels aan Solzjenitsyn voorbij.

Maar hij had niet meer dan enkele schetsen op papier, toen de Sovjet-Unie werd overvallen door een nieuwe oorlog. Stalin ruilde het communisme in voor nationalisme door te appelleren aan de vaderlandsliefde van de Russen. Hij doopte de strijd tegen Hitler-Duitsland om in ‘de grote patriottische oorlog’. Solzjenitsyn meldde zich als een van de duizenden oorlogsvrijwilligers aan bij het Rode Leger.

Werkkamp

Maar hoe ideologisch bevlogen ook, Solzjenitsyn kon zijn ogen niet sluiten voor de stalinistische dictatuur. In februari 1945, op een moment dat het Rode Leger het offensief startte dat in mei 1945 zou eindigen met de bevrijding van Berlijn, deed Solzjenitsyn iets dat zijn leven zou veranderen: hij uitte in een correspondentie met een jeugdvriend kritiek op de ‘geliefde leider’.

Dat kwam hem te staan op arrestatie, nadat de censuur zijn kritiek had ontdekt. ‘Arrestatie!! Moet ik nog zeggen dat dat een ommekeer is in uw leven? Dat dat een regelrechte bliksemslag is die u treft? Dat dat een niet te bevatten psychische schok is die niet iedereen verwerken kan en waardoor men dikwijls afglijdt tot waanzin?’ zou Solzjenitsyn later schrijven in het eerste hoofdstuk van zijn meesterwerk De Goelag Archipel.

Tussen 1945 en 1950 werd hij opgesloten in een Sharashka, een gevangenis waarin veelbelovende wetenschappers bijeen werden gebracht om onderzoek te doen voor de staat. Dit was een relatief lichte straf, zoals Solzjenitsyn zelf altijd heeft beklemtoond. Van zijn tijd in de Sharashka heeft Solzjenitsyn een beeld geschetst in zijn omvangrijke roman In de eerste cirkel, die in 1968 in het Westen werd gepubliceerd en pas eind jaren tachtig in de Sovjet-Unie verscheen. De titel is een verwijzing naar de La Divina Commedia van Dante, waarin verscheidene cirkels van de hel worden beschreven. Want hoe licht Solzjenitsyn zijn gevangenschap ook heeft genoemd, dat hij ten onrechte gevangenzat beschouwde hij toch als de hel.

In 1950 kreeg Solzjenitsyn door volstrekte willekeur een zwaarder regime opgelegd: hij werd overgebracht naar een werkkamp in Kazachstan. Hier kwam het louter aan op overleven en had zijn wetenschappelijke opleiding geen enkele waarde meer. Het driejarig verblijf in het werkkamp zou Solzjenitsyn verwerken in de kleine roman die hem wereldfaam bezorgde: Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj. De emoties die de publicatie van dit werk in het literaire tijdschrift Novy Mir (Nieuwe Wereld) in 1962 losmaakte onder de Russen, zijn voor ons westerlingen, opgegroeid in een zorgeloze democratie, niet goed voorstelbaar.

In 1956 was Solzjenitsyn vrijgekomen met de grote amnestie die aan miljoenen politieke gevangenen werd verleend. Dat jaar was Nikita Chroesjtsjov aangetreden als opvolger van Stalin met een vernietigende rede over diens misdaden. In de daaropvolgende jaren ging hij steeds verder met zijn ontluistering van de dictator. Chroesjtsjov trok daarbij alle registers open: ook kunstenaars en journalisten werden ingezet. Na zijn vrijlating had Solzjenitsyn in het diepste geheim aan zijn boeken geschreven, zonder veel hoop op publicatie. Maar nu de destalinisatie zich in 1962 op een hoogtepunt bevond, was er een kans.

Chroesjtsjov stond op goede voet met Alexander Tvardovsky, gevierd dichter en hoofdredacteur van het betrekkelijk ‘liberale’ Novy Mir. Als iemand Solzjenitsyns werk door de hoogste instanties kon loodsen, dan was het Tvardovsky wel. Solzjenitsyn gokte goed: de aimabele hoofdredacteur las het manuscript van Ivan Denisovitsj in één nacht uit en begon zijn lobby bij Chroesjtsjov. Met succes. Het verhaal gaat dat de boerse partijleider tot tranen was geroerd na lezing van het verhaal over de gevangene.

Slavofiel

Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj was de eerste officieel toegestane publicatie over de terreur onder Stalin. Solzjenitsyn ontving talloze reacties. ‘Ik las het – en mijn handen beefden’, ‘Schrijf nog meer, schrijf de waarheid!’, ‘De waarheid heeft getriomfeerd, maar te laat’. Sommige briefschrijvers spraken na de publicatie hun zorg uit over het lot van Solzjenitsyn: ‘Antwoord me, ik maak me bezorgd, je zit toch niet in de strafcel?’ Nee, Solzjenitsyn zat niet in de strafcel. Integendeel, hij werd aan Chroesjtsjov voorgesteld als de auteur van de roman die zoveel emoties had losgemaakt.

Zijn bovengrondse bestaan was echter van korte duur. In oktober 1964 werd Chroesjtsjov afgezet en was het afgelopen met de politieke ‘dooi’. In 1965 werd Solzjenitsyns archief in beslag genomen. Zijn boeken In de eerste cirkel en Kankerpaviljoen bracht hij in 1968 uit in het buitenland – met tegenzin, want slavofiel Solzjenitsyn schreef zijn hele leven eerst en vooral voor Russen. Kankerpaviljoen was Solzjenitsyns tweede omvangrijke roman – hij was in 1954 getroffen door maagkanker, waarvan hij wonder boven wonder na verscheidene behandelingen genas. De titel verwijst niet alleen naar zijn opname in een kliniek, maar ook naar de Sovjet-Unie als geheel.

Zijn genezing vond plaats in een tijd dat de politieke onderdrukking verminderde. De repressie in de jaren zestig en zeventig was niet te vergelijken met de terreur in de Stalintijd. Er was inmiddels een levendige beweging van dissidenten ontstaan, die protesten ondertekende, manifesten opstelde en een ‘Kroniek van lopende gebeurtenissen’ verzamelde, die doorgespeeld werd naar westerse media. Maar waar de dissidenten – de beroemde kernfysicus Andrei Sacharov voorop – zich duchtig roerden, hield Solzjenitsyn zich op de achtergrond.

Hij werkte in alle stilte aan het boek dat het ‘boek der boeken’ over de Stalinterreur zou worden: De Goelag Archipel. Het had een lange geschiedenis. Na zijn terugkeer uit de kampen vatte Solzjenitsyn het plan op een goed gedocumenteerde studie te schrijven over het gevangenissysteem onder Stalin. Hij verzamelde getuigenissen van 227 voormalige gevangenen en verwerkte die in een geschiedschrijving, doorspekt met eigen ervaringen.

Gewaarschuwd door de inbeslagname van zijn archief, had Solzjenitsyn uit voorzorg al zijn werk naar het buitenland gesmokkeld. Met zijn vertrouwelingen daar had hij de afspraak gemaakt tot publicatie van De Goelag Archipel over te gaan zodra de autoriteiten lucht kregen van het boek. In 1973 was het zover: in Leningrad werd een kopie ontdekt bij een vertrouwelinge van Solzjenitsyn, die daarop zelfmoord pleegde uit angst voor de autoriteiten. Solzjenitsyn gaf onmiddellijk opdracht tot publicatie in het Westen – een exemplaar was naar Frankrijk gesmokkeld.

Schok

De Goelag Archipel veroorzaakte wereldwijd commotie. Het boek opende tallozen in het Westen de ogen voor de gruwelen van het marxistisch experiment in de Sovjet-Unie. Dat lijkt verbazingwekkend. De Goelag Archipel was immers niet de eerste aanklacht tegen het stalinisme die vanuit de Sovjet-Unie het Westen bereikte.

Eind jaren zestig was van de hand van de dissidente historicus Roy Medvedev Laat de geschiedenis oordelen verschenen, een boek dat in het Westen ook nogal wat weerklank had gevonden. Medvedev bevestigde met Russische bronnen wat velen in het Westen al wisten, maar niet echt wilden weten: hoe hardhandig Stalin de partij ‘zuiverde’ en hoe genadeloos de industrialisering en gedwongen collectivisatie van de landbouw de bevolking hadden getroffen.

Laat de geschiedenis oordelen sprak vooral links aan. Medvedev beschuldigde Stalin van verraad aan de erfenis van Lenin. In zijn aanklacht klonk teleurgesteld idealisme door: was Lenin in 1924 niet gestorven, dan zou de ontwikkeling van het marxisme in de Sovjet-Unie anders zijn verlopen. Dat idee had veel aanhang onder de neomarxisten in het Westen, die er met Medvedev van overtuigd waren dat er onderweg iets misgegaan was met het marxistisch experiment in de Sovjet-Unie. Ze ontkenden dat de bolsjewistische machtsovername van 1917 zelf een ramp was geweest voor Rusland.

Voor al die gelovigen in het Westen was De Goelag Archipel een schok. Solzjenitsyn deed een radicale aanval op Lenin, die de terreur onmiddellijk na de staatsgreep tot belangrijkste instrument van zijn beleid maakte. Dat standpunt werd ook in het Westen wel verkondigd – maar dan in kringen die bij links bekendstonden als rechts en rabiaat anticommunistisch. Nu stond dat echter ook in een boek van een vooraanstaand dissident – iemand die bovendien als vurig communist de stalinistische terreur aan den lijve had ondervonden. De Goelag Archipel heeft vooral in Frankrijk, waar de sympathie voor het communisme nog altijd groot was, de geesten wakker geschud. Verscheidene filosofen namen onder invloed van het boek publiekelijk afstand van het geloof dat ze jarenlang hadden aangehangen.

De overrompelende beschrijving van het systeem van Russische dwangarbeiderskampen, afwisselend ironisch en sarcastisch en vol mededogen, was tevens een doorlopende polemiek: niet alleen tegen de heersers in het Kremlin, maar ook tegen andere kampgevangenen, zoals Varlam Sjalamov (1907-1982), die jarenlang onder veel zwaardere omstandigheden dan Solzjenitsyn gevangenzat in Siberië. Sjalamov had een nihilistische kijk overgehouden aan zijn gevangenschap: naar zijn ervaring was de mens de mens een wolf en was het lijden geheel en al zinloos. Zijn opvattingen komen tot uitdrukking in literaire verhalen, die in 2005 en 2006 in het Nederlands werden vertaald onder de titels Berichten uit Kolyma en De handschoen. Nagekomen berichten uit Kolyma.

Dat stond haaks op Solzjenitsyns visie, die zowel onder cipiers als onder gevangenen helden en schurken ontwaarde. Goed en kwaad, schreef Solzjenitsyn, waren in ieder mens aanwezig: ‘Zelfs in een hart dat gevangen is in de greep van het kwaad houdt een bruggenhoofdje van het goede stand. Zelfs in het allerbraafste hart een hoekje van onuitgeroeid kwaad.’

Dissident

De Goelag Archipel bracht het Kremlin flink in verlegenheid. De Sovjetleiders aarzelden wat ze met Solzjenitsyn zouden doen: naar een strafkamp sturen, opsluiten in een psychiatrische inrichting of verbannen naar het Westen. Het werd het laatste: in februari 1974 werd de schrijver uitgewezen naar West-Duitsland. Hoewel de uitwijzing voor grote krantenkoppen zorgde, was die een meesterzet van het Kremlin.
Al snel bleek Solzjenitsyns boodschap in het Westen ongewenst. De Amerikaanse regering en haar Europese bondgenoten zweerden bij ‘ontspanning’ en konden de waarschuwingen van de balling tegen het communisme missen als kiespijn. Helemaal toen Solzjenitsyn het Westen hekelde als een ‘decadente’, normloze democratie die een gemakkelijke prooi zou zijn voor de communisten.

Dat liet het linkse establishment in het Westen, dat juist in de jaren zeventig zo zelfbewust en met de nodige arrogantie tegenover ‘rechts’ optrad, zich niet zeggen. De bebaarde profeet vervreemdde de intelligentsia in het Westen nog meer van zich toen hij God niet op de mestvaalt van de geschiedenis deponeerde, maar zich ontpopte als een vurig en zelfbewust christen. Dat Solzjenitsyn een christelijke autocratie ook nog prefereerde boven een ‘normloze’ democratie deed de deur dicht.

Solzjenitsyn was bovendien een dissident ten opzichte van de andere Sovjetdissidenten in het Westen. De meesten, zoals Sacharov en schrijvers als Andrei Amalrik en Andrei Sinjavski, waren juist bewonderaars van de democratie, waarvoor ze in de Sovjet-Unie zo tevergeefs hadden geijverd. Dat Solzjenitsyn zich opstelde als een profeet die de weg terug wees naar het tsaristische Rusland van de negentiende eeuw, werd hem door zijn lotgenoten niet in dank afgenomen.

Solzjenitsyn wijdde zich intussen onverstoorbaar aan wat hij als zijn grote opdracht beschouwde: de voltooiing van Het Rode Wiel, zijn grote romancyclus over de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie. In het begin van de jaren zeventig was daarvan één deel in het Westen verschenen (Augustus veertien), maar de cyclus dreigde onvoltooid te blijven. Solzjenitsyn nam een opmerkelijk besluit en zette in 1991 een punt achter het werk, De delen die wel verschenen hadden nooit de overtuigingskracht van de autobiografische romans.

Nadat de politieke invloed van De Goelag Archipel was uitgewerkt, groeide de kritiek op het literaire gehalte van deze ‘proeve van een artistieke studie’, zoals de ondertitel luidde. Die is in Nederland onder meer verwoord door de voormalige marxistische criticus J.F. Vogelaar in diens magnum opus Over Kampliteratuur (2006). Vogelaar (her)las het werk met bewondering, maar meent ook dat Solzjenitsyn in zijn driedelige werk ‘materiaal vermorst’ door schetsmatige, niet uitgewerkte biografieën van allerlei gevangenen op te nemen in zijn wijdlopige werk. Daar zit wat in, al moet gezegd dat Solzjenitsyn zijn werk in de jaren zestig schreef onder angst voor arrestatie en dus weinig rust had voor een goede compositie.

Antisemitisme

1991 was het jaar van de ondergang van het communisme in de Sovjet-Unie. Toch keerde Solzjenitsyn pas in 1994 naar Rusland terug. Daar stortte hij zich op hoge leeftijd op een zeer omstreden project: een geschiedschrijving van de Joden in Rusland en in de Sovjet-Unie. Helemaal nieuw was dit thema niet. Wie De Goelag Archipel goed las, was al opgevallen hoeveel aandacht Solzjenitsyn vroeg voor Joodse Goelagcommandanten Naftali Frenkel en Matwjeej Berman, wie hij ‘haat’ tegen Rusland toeschreef.

In de twee dikke boeken Tweehonderd jaar tezamen. De Russisch-Joodse geschiedenis 1795-1916 en De Joden in de Sovjet-Unie 1917-1991 bezwoer Solzjenitsyn niet uit antisemitisme onderzoek te willen doen naar de rol van Joden in de Russische geschiedenis en (vooral) naar hun rol in de Russische Revolutie. Maar hij schuurt er toch dik tegenaan wanneer hij Joden als volk vraagt verantwoording af te leggen over de daden van Joodse communisten, variërend van Leo Trotsky tot de rechterhand van Stalin tot Lazar Kaganovitsj, de bouwer van de Moskouse metro. Het verbaast niet: Solzjenitsyn dacht altijd al nationalistisch en zag individuen als onlosmakelijk verbonden met hun nationaliteit, hoe weinig mensen als Trotsky en Kaganovitsj ook van het Jodendom wilden weten.

Was Solzjenitsyn met de ineenstorting van het communisme in 1991 al grotendeels geschiedenis geworden, Tweehonderd jaar tezamen bevorderde een positieve herinnering aan de auteur van onvergetelijke romans en de klassieker De Goelag Archipel niet. Dat kwam natuurlijk in de eerste plaats door Solzjenitsyn zelf, die met zijn omstreden laatste werk een hard oordeel over zichzelf afriep. Maar het lag ook aan de wereld, die dissidenten verwart met ‘nobele mensen’.

Zeker, die waren er. Andrei Sacharov, Nobelprijswinnaar voor de vrede, is daarvan het beste voorbeeld. Solzjenitsyn was echter een schrijver van het type Willem Frederik Hermans: een ‘oude wrekende God’, die toornde tegen een onverdraagzame wereld, maar er tegelijk geen been in zag de autoritaire ex-KGB-agent Vladimir Poetin in de armen te sluiten omdat hij Rusland weer aanzien had verschaft. Solzjenitsyn mocht zichzelf dan zien als Rus en nationalist, hij was vooral een individualist die zijn eigen plan trok.

Meer weten:

Boeken
Veruit de belangrijkste biografie over Solzjenitsyn verscheen al decennia geleden: Solzhenitsyn. A Biography (1984) door de Britse slavist Michael Scammell. Scammell kreeg toegang tot het archief van de schrijver na diens verbanning naar de Verenigde Staten en sprak daarnaast uitvoerig met Solzjenitsyn. Ze kregen echter ruzie over de kritische toon van de biografie. Van belang is ook de biografie door de schrijver D.M. Thomas, Alexander Solzhenitsyn. A Century in His Life (1998).

Een Nederlandstalige biografie is nooit van Solzjenitsyn verschenen, al komt een boek van de Vlaamse slavist Gilbert Demets dicht in de buurt. Het verscheen in 1975 in de reeks ‘Grote ontmoetingen. Literaire monografieën’, onder de titel Alexander Solzjenitsyn. Het beste Nederlandstalige boek stamt ook uit die tijd en bevat een bundeling van beschouwingen, brieven en interviews, die getuigen van Solzjenitsyns hevige strijd tegen het Kremlin: Solzjenitsyn (1973), een uitgave van uitgeverij De Boekerij in Baarn, waar vrijwel al het werk van Solzjenitsyn verscheen. Dat werk is niet meer in de handel, met uitzondering van de kampnovelle Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj, dat in 2007 een negende druk beleefde in de vertaling van ex-communist Theun de Vries.

Websites
De Belgen Lore Verheyleweghen en Kim Deraes hebben een speciale website aan Solzjenitsyn gewijd: http://members.tripod.com/lore_verheyleweghen/. Hun informatie is vooral geschikt voor wie snel een eerste indruk van Solzjenitsyns leven en werk wil krijgen. Beter is de algemene site over Rusland en Russische geschiedenis: http://www.rusnet.nl/nl/encyclo/s/solzjenitzyn.shtml.

Archief
Solzjenitsyn komt prominent voor in het archief van de stalinistische journalist Wim Klinkenberg (1923-1995), dat berust bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam (www.iisg.nl). Klinkenberg stond in 1974 op de nominatie voorzitter te worden van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), maar gooide zijn eigen glazen in toen hij de uitwijzing van Solzjenitsyn uit de Sovjet-Unie verdedigde in het maandblad van de Vereniging Nederland-USSR. Solzjenitsyn, aldus Klinkenberg, zou getracht hebben de opbouw ‘van een steeds welvarender en demokratischer wordend socialisme te verstoren’ en terecht zijn verbannen. Klinkenbergs artikel leidde tot een journalistieke rel, die voorkwam dat een stalinist voorman werd de NVJ. De inventarisnummers 253-254 van het archief-Klinkenberg zijn openbaar toegankelijk.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.